Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendVII.Onze belangstelling is natuurlijk thans het meest op rust en onrust gericht. Maar het leven gaat zijn gang. Wij hooren, dat Engeland aan de verschillende Arabische vazalstaten in Voor-Azië een groote mate van autonomie zal geven. Emir Feisoel zal vorst worden in Mesopotamië. De eerste jaren zal hij nog worden bijgestaan door hooge Engelsche raadgevers. Het grootste gedeelte van het Engelsche leger gaat heen. Het blijft op de Turksche en Koerdische grenzen. Iets dergelijks gebeurt met Transjordanië onder den Emir Abdoellah. Er blijft een zekere band bestaan met Cisjordanië. Ook krijgt Transjordanië een deel van de Palestinensische invoerrechten, 80,000 pond per maand. In Palestina blijft Engeland bij zijn pro-Zionistische politiek. Men hoopt het mandaat goed te keuren in de maand Juni. En dan de preciese grenzen af te bakenen met Syrië en met Egypte. De Palestinensische Arabieren zullen nu nog wel meer gaan mopperen, dat Mesopotamië en Transjordanië meer vrijheid krijgen dan Palestina. Maar zoolang de Joden hier eene kleine minderheid zijn, is eene volksregeering onvereenigbaar met de verwezenlijking van de gedachte van een Joodsch-Nationaal Tehuis. De Mekkasche koningsfamilie komt er weder bovenop. Of Frankrijk het gaarne ziet? Engeland en Frankrijk gedragen zich in Voor-Azië als vijanden. Frankrijk is hard tegen Griekenland en vóór Moestapha Kemal Pascha. Engeland anders. Frankrijk stookt in Palestina. Engeland kan vanuit Transjordanië door middel van den Emir Abdoellah Fransch Syrië laten verontrusten. Engeland steunt in Vóór-Azië op de Mekkasche koningfamilie. Emir Feisoel en Generaal Gouraud zijn doodsvijanden. Maar de pro-Fransche Moestapha Kemal Pascha en de pro-Engelsche Emir Feisoel en Emir Abdoellah zullen elkander als het tijd is wel in vrede en vriendschap vinden. Dat komt óók nog wel. Men zal hier voorloopig nog wel een goed leger noodig hebben. Men had gedacht 4500 Engelsche soldaten en 3200 Indische en Palestinensische. Maar de troebelen zullen al deze berekeningen wel wankel maken. De Engelschen willen eenvoudig niet betalen voor een leger in Palestina. Een Palestinensische militie, vrijwillig, van Arabieren en Joden zou goedkooper zijn. Maar na de laatste gebeurtenissen hebben wij daar geen lust in. De Joden zouden natuurlijk wel gaarne een Joodsch leger willen. De chaloetziem, al zijn ze in Europa anti-militaristen, zouden hier wel dienst nemen. Maar wie zal het betalen? En de Arabieren zouden natuurlijk woedend zijn. | |
VIII.En wij zelven? De couranten uit Amerika zijn aangekomen met groote mooie verhalen over de ontvangst van de Zionistische delegatie in Amerika. Nog geen half jaar geleden hebben de Amerikaansche Zionisten met algemeene stemmen op hun congres te Buffalo vertrouwen uitgesproken in mr. Brandeis. Als we nu Haäretz lezen, lijkt het of Brandeis dood en vergeten is. Waarschijnlijk volgt de groote massa der Oost-europeesche proletariërs in Amerika Weismann. In vele vergaderingen is Jiddisch gesproken. De rijke Joden schijnen Brandeis trouw te blijven. Het schijnt, dat de Russen een breuk met de Amerikaansche leiders aan willen. Men zegt het openlijk: nu president Wilson is afgetreden hebben wij den democratischen Brandeis niet meer zoo noodig. Joseph Cowen, een van het Hoofdbestuur uit Londen, heeft in eene rede te Parijs, waar ook oppositie is, de Amerikanen uitgemaakt voor Ersatz-zionisten. Er schijnt een vloek te liggen op alles, wat wij doen. Wij hooren, dat het Joodsch-Nationaal-Fonds zijn hoofdadministratie naar Palestina gaat overbrengen. Goed. Wij hooren, dat het Fonds 6000 H.A. grond heeft gekocht in het dal Jizreël. Heel goed. Tegelijkertijd hooren wij, dat Nehemia de Lieme uit het hoofdbestuur van het Fonds is getreden, omdat hij zich met dien aankoop niet vereenigen kan. Weer oneenigheid! Is hier weer invloed van Oessiskin en dr. Ruppin? Wat zal er in die omstandigheden terecht komen van de Groote Bestuursvergadering te Praag over een maand en van het congres in het einde van den zomer? Men zal opstaan ter eere van de gevallenen. Daarna zal men rustig doorgaan met babbelen en intrigeeren. Er zullen er hier nog wel meer vallen. En de immigratie staat stop. Wij verheugen ons nu al over de vele reizigers. Wij hebben er geen gebrek aan. J.L. Fischmann, de propagandist van de Mizrachie, is op reis naar Engeland, Amerika en Canada. Het is nog lang geen twee jaar geleden sinds hij uit Amerika hier is gekomen. In den tusschentijd heeft hij tweemaal een groote reis naar Europa gemaakt. Dr. Schönfeld, de inspecteur van het Mizrachistisch onderwijs, is reeds meer dan drie maanden weg. Over een paar maanden begint de groote vacantie, die ook weer drie maanden duurt. Rabbijn Horovics, de vertegenwoordiger van de Amsterdamsche Pekidiem en Amarcaliem, is hier drie weken geweest en nu weder voor maanden vertrokken. Hebben de Pekiediem met hun tegenwoordig budget nog wel eenen vasten vertegenwoordiger noodig? Misschien kunnen zij zich daartoe vereenigen met Agoedath Israël, die hier ook niet veel practisch werk doen. Dat reizen en trekken kost ons schatten. En ten slotte weet niemand, wie eigenlijk verantwoordelijk is voor het werk. De grondfout is deze: dat er geen werkelijke belangstelling voor Palestina bestaat. Men geeft alleen, wanneer er een optimistische propagandist komt, liefst uit Palestina zelf. Is de propagandist wat lang uit Palestina weg, dan is het nieuwtje er weder af. En moet hij weer eens hier komen om een neusvol autoriteit te halen. Wil men zóó een Joodsch Nationaal Tehuis opbouwen? | |
IX.De Palestinensische Staatsraad, een adviseerend lichaam, is weder bijeen geweest. Ditmaal is gesproken over het departement van publieke werken. Een gevaarlijk onderwerp. De Arabische leden beweren, dat bij de gunning de Joodsche coöperatieve groepen (kewoetsoth) worden voorgetrokken, ook al zijn ze de laagste inschrijvers niet. Het Joodsche socialistische lid Ben Zewi beweerde, dat de kewoetsoth de voorkeur verdienen, omdat zij veel beter werken, omdat zij niet leven van uitbuiting, gelijk particuliere aannemers, en omdat zij een goed soort van werklieden in het land brengen. De politiek is overal. De Joodsche colleges. Deputatenvergadering en Volksraad hebben niet vergaderd, omdat de leden van buiten de stad hunne woonplaatsen niet willen verlaten. Misschien is het maar beter niet te vergaderen in deze opgewonden tijden. Wij verheugen ons over de twisten tusschen het socialistisch-Russische dagblad Haäretz en het burgerlijke blad Doar Hajom. Er is, voor de troebelen, eene vergadering geweest van Joodsche publicisten, te Jaffa. Natuurlijk is die vóór Haäretz. De Mizrachie steunt Haäretz. Ze zijn beiden vóór het Opbouwfonds, en dat is hier het criterium. Ze zijn ook beiden tegen Agoedath Israël. Natuurlijk is de Doar Hajom tegen het Opbouwfonds, en publiceert een uitvoerig interview met den rabbijn Horovics ter verdediging van Agoedath Israël. De Times had hier voor eenige weken eenen specialen correspondent, wiens artikelen zijn begonnen te verschijnen. Volgens een telegram aan de Doar Hajom uit Londen prijst hij vooral de Zonen van Benjamin, de burgerlijke organisatie der zonen der kolonisten. Oessiskin acht hij niet den geschikten man, maar Doar Hajom wel de geschikte courant. Volgens de Haäretz daarentegen prijst hij de chaloetziem, de coöperatieve vereenigingen en de werklieden-organisatie. Waarschijnlijk heeft hij iedereen geprezen. | |
X.De toestand van de orthodoxie blijft onveranderd. Zwak en verdeeld door twisten. Wanneer Mizrachie en Agoedah dan niet willen samenwerken, kunnen zij elkander dan niet met rust laten? Er is aan beide zijden precies evenveel schuld en evenveel onbekwaamheid. De beroemde Gerer Rebbe is naar Polen teruggekeerd. Zijn pogingen om vrede te stichten zijn natuurlijk mislukt. Hij is door Sir Herbert Samuël ontvangen en heeft gevraagd aan de Agoedah hier en in het buitenland dezelfde rechten te geven als aan de Zionistische Organisatie. Sir Herbert kent de vraag al. Hij heeft geglimlacht, het was nog net vóór de troebelen. Wij kennen het antwoord: ‘het hangt af van Londen.’ Nu maar weer aan het werk te Londen. En vooral zorgen, dat er geen eenheid komt. De Arabieren lachen ons uit. Mohammedanen, Grieksch-orthodoxe, Protestantsche en Katholieke Arabieren trekken allen één lijn tegen ons. En wij babbelen en wij twisten. De Arabieren zullen ons ook op economisch gebied hoe langer hoe meer concurrentie aandoen. De verkiezing van den Mufti van Jeruzalem is anders afgeloopen dan men gedacht had. De candidaat, die voor de aanbevelingslijst de meeste stemmen had gekregen en persona grata van de Zionisten was, heeft zich onder den druk der openbare meening bij de Mohammedanen teruggetrokken. Benoemd is nu, de Regeering benoemt ten slotte, Hadj Amien Effendi el Husseini, broeder van den vorigen Mufti. Waarom moesten wij ons daar weder mee bemoeien? Het is nog de oude hoogmoedswaanzin van de Zionistische Commissie, die zich reeds als regeerders van het land gedroegen. De nieuwe Mufti zal ons wel best gezind zijn. | |
XI.De ontwikkeling van het land is natuurlijk nu gering. Misschien als het mandaat wordt goedgekeurd. Dan geeft Sir Herbert eene leening uit van vijf millioen pond. Dan worden er weder publieke werken begonnen. En dan kan de immigratie ook weder beginnen. Stilstand van immigratie beteekent achteruitgang van de Joodsche bevolking, want er is altijd een zekere emigratie. De handelsbalans blijft er ongelukkig uitzien. In Maart is voor 581.000 pond ingevoerd. Een achteruitgang van 48 duizend pond vergeleken bij het vorige jaar Maart. De invoer was deze maand Maart 109.000 pond. Verleden jaar 124. De Hollandsche import was deze maand 15.000 Pond. De Engelsche 251.000, een vooruitgang van 90 duizend. Haïfa importeerde voor 279.000 Pond. Jaffa 211.000. Jaffa exporteerde voor 64.000 en Haïfa 20.000. In het jaar tot 1 April 1921 importeerde Palestina voor 5.216.000 Pond, zijnde 1.025.000 Pond meer dan in het jaar te voren. De uitvoer bedroeg 771.000 Pond, zijnde bijna 2000 minder dan het jaar te voren. De betalingsbalans is natuurlijk heel anders. De toeristen brengen geld, de Zionisten, en de liefdadigheid. Maar toch zijn dit geen cijfers. | |
XXI.Allerlei. Sir Herbert vraagt het publiek naar een neutraal symbool voor Palestina voor de munten, postzegels enz. Dus niet: halve maan, schild van David of kruis. Men denkt over een olijftak, een duif, een boom, of een graf. Wij krijgen misschien ook eigen munt- of bankpapier. Sir Stuart Samuel, de broeder van Sir Herbert, is op reis naar Palestina. Aan een aantal leerlingen van de Jeruzalemsche politieschool zijn diploma's uitgereikt. Sir Herbert heeft bij die gelegenheid mooie woorden gesproken over de taak van de politie. Ze zijn vertaald in het Arabisch en niet in het Hebreeuwsch, zoodat wij weder boos zijn. Ik hoor, dat ‘Kontreis’ en ‘Poalé-Zaier’, de beide bladen, eenvoudig zonder censuur zijn gedrukt. Ze zijn niet in den handel. Maar ik hoop ze toch te kunnen krijgen. Men heeft er ook een aan Sir Herbert gestuurd. |