Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 227 Weder afwachtenGa naar margenoot+Gedurende de tusschendagen van het Paaschfeest verschijnen de Joodsche couranten niet. Wij krijgen alleen bulletins met de telegrammen en héél enkele berichten. Hoe zalig is eene lente zonder couranten. En wij wachten nu maar weder af. Minister Churchill heeft beloofd dat hij in de eerste dagen van Mei in het Parlement spreken zal over zijn Oostersche reis en over de toekomst van de mandaatlanden Palestina en Mesopotamië. Wij zullen dan zien, wat de waarde is van Churchill's beloften en vertoogen aan Joden en Arabieren beiden. De Jewish Chronicle beklaagt zich over de vaagheid. Nog altijd hebben we geen verklaring van de woorden ‘Joodsch Nationaal Tehuis’. De voorstelling, die minister Churchill en de onderminister Amery geven van de positie der Joden in Palestina acht de Chronicle volkomen onbevredigend. De Jewish Chronicle is een van de beste Zionistische bladen. Hij ziet de fouten zoowel bij de Engelsche Regeering, de Zionistische leiders als bij het Joodsche Volk. Waarschijnlijk wil de Engelsche Regeering eerst eens zien, welke kracht het Joodsche Volk in Palestina ontwikkelen zal. Daarvan zal afhangen welke rechten men ons geven zal. De vage woorden van het mandaat en van Churchills redevoeringen laten ruimte genoeg. Zonder de Balfourdeclaratie bepaald woordbreukig in te trekken, kan men ze verwateren tot zij geen kracht meer heeft. Wij zouden natuurlijk liever zien, dat de Engelsche Regeering ons nu reeds perspectieven opende, die het Joodsche Volk tot daden zouden opwekken. Beide partijen zeggen: ‘Na u. Gij eerst.’ | |
II.Alle berichten uit Engeland zijn het daarover eens: de algemeene geest is er afkeerig van alle imperialisme. En geneigd tot de uiterste zuinigheid. De ‘Britsche belastingbetaler’ is er nu koning. Zeker zal Minister Churchill alles doen om te bezuinigen zonder verzwakking van de strategische positie. Het leger in Palestina. Sir Herbert Samuel heeft hier wonderen gedaan in het kalmeeren van onrustige gemoederen en in het innen van booze harten. Er is eigenlijk bijna niemand, die publiek tegen hem optreedt. Ieder van zijn glimlachen maakt een Engelsch soldaatje in Palestina overbodig. Toch moeten er ook hier soldaatjes zijn. Sir Herbert heeft in de laatste zitting van den Palestinaraad over de weermacht gesproken. Er blijft een aantal Engelsche troepen. Daarnaast komt eene vrijwillige Palestinensische militie, bestaande uit Joden en Arabieren. Diensttijd en soldij zijn nog niet definitief vastgesteld. Bijzondere belastingen zullen voor deze militie niet noodig zijn. Noch zullen andere noodige uitgaven daarvoor worden nagelaten. Het geld zal zóó worden gevonden: verschillende baten, die vroeger aan de Ottoman (Public Debts) werden afgedragen, komen nu in de Palestinensische schatkist. Zij bedragen per jaar ongeveer driehonderd duizend Pond. Daarentegen moet Palestina bijdragen in de staatsschuld van Turkije van vóór den oorlog jaarlijks ongeveer tweehonderd duizend pond. Het verschil tusschen die twee bedragen zal dan dienen voor de weermacht. Bovendien hoopt men dan op de politie te kunnen bezuinigen. Men schijnt aparte Arabische en Joodsche formaties te willen maken. Gemengde formaties zijn te lastig met de taal, met het ritueele eten enz. Sir Herbert heeft uitdrukkelijk gezegd, dat nu noch later verplichte militaire dienstplicht zal worden ingevoerd. | |
III.Zuinigheid en geen imperialisme. Transjordanië of Oost-Palestina, gelijk de Joodsche bladen zeggen. De Joodsche nationalisten wilden Transjordanië liefst gewoon een deel van Palestina zien. Dat schijnt nu toch niet te gebeuren. Men houdt het als het ware in reserve. Laten wij eerst in West-Palestina eens toonen, wat wij kunnen. Voorloopig komt Oost-Palestina onder den Emir Abdullah, den tweeden zoon van den koning van Mekka. Hij krijgt een Engelschen raadsman naast zich, die direct onder Sir Herbert Samuel staat. Als zoodanig zal optreden majoor Abramson, van joodsche afkomst, die als gouverneur van Hebron zeer heeft voldaan. De Emir Abdullah heeft hier met Churchill en met Sir Herbert gesproken. En Sir Herbert heeft hem bezocht te Amman, samen met kolonel Lawrence, den adviseur van Churchill voor Arabische zaken. Emir Abdullah kan nu eens toonen, wat hij kan. De groote vraag is natuurlijk of Transjordanië financieel onafhankelijk kan zijn. Wanneer Engeland den Emir met groote subsidies steunen moet, is het misschien goedkooper het land gewoon bij Palestina in te lijven en er een Engelsch garnizoen te leggen. Maar anderzijds wil men de Arabieren, die een groote vereering hebben voor de Mekkasche koningsfamilie, gunstig stemmen. Emir Abdullah heeft beloofd, dat hij Transjordanië niet zal gebruiken als basis tegen Fransch Syrië. Sir Herbert is veel loyaler tegenover Syrië dan M. Robert de Caix tegenover Palestina. En verder maar weer afwachten. | |
IV.En wij zelven? De Engelsche regeering zal wijn of water in de Balfour-declaratie doen, naarmate ons volk sterker zal zijn. Vóór alles hebben we eenheid noodig. En dat is juist precies, wat ons mankeert. Ditmaal heeft de Agoedath Israël het weer gedaan. Er is te Weenen eene conferentie gehouden van vooraanstaande mannen der Agoedah, waaraan ook de opperrabbijn Onderwijzer heeft deelgenomen. Wat daar precies besloten is, weten wij nog niet. Misschien heeft de Agoedah inderdaad geprotesteerd tegen de bepaling in het Mandaats-ontwerp, die de Zionistische organisatie erkent als de politieke vertegenwoordiging van het Joodsche volk. Daarover is hier in het blad Haäretz een spektakel geweest. Waarom? Niemand zal de politieke verdiensten ontkennen van de Zionistische leiders Weizmann en Sokolov. Zij hebben een werk gedaan, dat geen andere organisatie kon of wilde doen. En dat ook niemand mogelijk zou hebben geacht. De Balfour-declaratie en San Remo zijn groote mogelijkheden. Wie dat ontkent is dwaas en blind. Maar anderzijds: Palestina is niet gegeven voor een bepaalde organisatie, maar voor een geheel volk. De Zionistische Organisatie kan niet het geheele Joodsche volk vertegenwoordigen, omdat zij niet de geheele Joodsche idee bevat. De Agoedah is evengoed een kind van het Joodsche gezin. Natuurlijk is het lastig nog weder te moeten samenwerken met eene organisatie meer. Gelijk het ook heel lastig is, dat er Arabieren in Palestina zijn. Wanneer de Zionistische leiders maar zooveel welwillendheid hadden voor de Agoedah als voor de Arabieren, zou er veel gewonnen zijn. Maar wanneer de Agoedah voor de belangen van zijne Idee opkomt, heet dat een soort van volksverraad. Zoo komen wij nooit tot eenheid. En dan vervliegen alle mooie mogelijkheden van Balfour-declaratie en San Remo tot niets. De Mizrachie had hier het mooie, bindende element kunnen zijn. Maar de schoone Mizrachistische Idee is in handen gekomen van een clubje egoïstische ambtenaren, eigenlijk van R.M. Berlin in Amerika en R.J.L. Fischmann hier. En de anderen zijn toch niet veel beter. De Jewish Chronicle van 15 April heeft een interview met den voorzitter van Mizrachie, prof. Hermann Pick, waarin nog weer gesproken wordt over het anti-nationale standpunt van Agoedath Israël. Het zijn de betaalde ambtenaren, die ons volk dit aandoen. De Mizrachie werkt voor het Opbouwfonds samen met de algemeene organisatie. Geen wonder: voor het régime van Brandeis zijn deze ambtenaren zoo bang als vleermuizen voor het licht. Zionistische Organisatie, Opbouwfonds, Mizrachie: het is overal hetzelfde: een duister financieel beheer en een staf van ambtenaren, wier vroeger idealisme allang is ondergegaan in strijd voor macht en boterham. De Agoedah heeft geen geld. Maar wat wij hier zien, doet ons vreezen, dat het daar precies zoo zou gaan, wanneer er maar geld was. Een congres is niet mogelijk. Maar mogelijk is eene groote publiciteit, die vertrouwen wekt. De mooiste ideeën der Joodsche geschiedenis worden thans hebzuchtig vermoord. Bijvoorbeeld: ik doe nu maar een greep. Dr. Schönfeld, een van de propagandisten der Mizrachie, heeft in Amsterdam eene lezing gehouden over Palestina, waarvan men een uitvoerig verslag kan vinden in ons Ochtendblad van 6 April. Het is precies de lezing van een betaalden propagandist, die om geld komt. Met al die kleine sentimenteele listigheidjes, die een enthousiast en onwetend gehoor zoo pakken. Maar daar nu niet over. Hoe is de financieele verhouding tusschen de Zionistische organisatie en de Mizrachie? Voor het eerst lezen wij nu, dat het geld voor de Mizrachistische scholen door de Zionistische organisatie wordt verstrekt. Dr. Schönfeld heeft in Engeland, België en Holland geld gevraagd voor het Paaschfeest der chaloetziem. Wij lezen hier, dat de Amerikaansche Mizrachie in drie, vier maanden dertigduizend dollar naar Palestina heeft gezonden. Waarvoor dient dat, als het niet voor de scholen is? Geen wonder, dat Mizrachie tegen Brandeis is. En voor het Opbouwfonds. De Mizrachie had de eenheid van het Joodsche Volk kunnen tot stand brengen. Maar daarvoor was noodig geweest een idealistische Mizrachistische vrome volksbeweging. | |
V.De beroemde Rebbe van Ger, dichtbij Warschau, is hier aangekomen. Wie het verschil weet tusschen eenen Rebbe en eenen Raw, zal begrijpen, dat duizenden Chassidiem naar het station waren gegaan om hem te ontvangen. Hij is haast doodgedrukt. Gelukkig, dat een advocaat die goede zaken maakt, hem in zijn auto uit het gedrang heeft gered. En wat komt de Gerer Rebbe nu doen? Hij heeft in Weenen de Agoedah-conferentie bijgewoond. En hij komt nu volgens sommigen de politieke belangen van de Agoedah bij Sir Herbert Samuel verdedigen. En hij komt vrede stichten tusschen de rabbijnen Diskin en Sonnefeld eenerzijds en Kuk anderzijds. Wij zullen dus wel weer spoedig in nieuwe twisten zitten. Ook weer tusschen Agoedah en Mizrachie. Waarschijnlijk zal Sir Herbert den Gerer Rebbe eeren door hem uit te noodigen, zonder dat de Rebbe een audiëntie behoeft te vragen | |
VI.De organisatie van den Jischoeb. Afwachten. Er moesten eigenlijk verkiezingen zijn voor een nieuwe Deputatenvergadering. En ook de tweede zitting van de oude. Maar men durft hen niet goed bijeen te roepen. De strijd tusschen Brandeis en Weizmann, kolonisten en chaloetziem, of hoe de formule voor hetzelfde anders is, mocht daar ook eens uitbreken. Zoo laat men alles maar over aan den Volksraad, waarvan het grootste aantal leden weer belanghebbend is bij de Zionistische fondsen. En dus tegen Brandeis. Men wil ook de quaestie van het vrouwenkiesrecht niet ophalen. Anderzijds kan men ter wille van de democratie toch niet altijd zonder de Deputatenvergadering regeeren. Bijvoorbeeld de organisatie der Joodsche Gemeenten is eene zaak, die dringt. Het bestuur van den Volksraad is nu naar Sir Herbert gegaan en heeft gevraagd alvast den Gemeenteraden het recht te geven belastingen te heffen. Maar het is begrijpelijk, dat Sir Herbert aarzelt. Deze Joodsche Gemeenten worden ook weder op de gewone wijze beheerd: een clubje van ambtenaren, zonder eenige algemeene belangstelling. Misschien zou die belangstelling en dat betere beheer komen, wanneer men gedwongen was te betalen. Sir Herbert zal natuurlijk zoo ver gaan, als hij eerlijkerwijze gaan kan.
(Slot volgt). |