Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendVII.En de opbouw van het land? Er is eene voortdurende immigratie van ongeveer duizend per maand. Cijfers van emigratie zijn den laatsten tijd niet bekend gemaakt. Het grootste gedeelte van de immigranten is ongehuwd en absoluut zonder eenig vermogen. Integendeel moet alles nog voor hen worden betaald. Voor gehuwden is het leven nog veel zwaarder. De Zionistische Organisatie durft in deze omstandigheden het aantal immigranten niet vergrooten. De arbeiders-organisaties dringen op voortdurende grootere immigratie aan. ‘Brengt de menschen naar hier’, zeggen zij, ‘dan zal er ook wel werk wezen’. ‘Neen’, zeggen de leiders: ‘eerst mogelijkheid van arbeid’. In de arbeiderspers kan men scherpe brieven lezen, gewisseld tusschen arbeiders-leiders en de organisatie te Londen. Sokolov is hier. Men heeft hem verzocht althans te willen zorgen, dat de chaloetziem, die onder weg zijn, hier kunnen komen. Het is een moeilijke toestand. Wij moeten geen geld hebben zonder menschen. En ook niet alleen menschen zonder geld. Maar menschen met geld, die hier willen blijven en landbouw en industrie tot bloei kunnen brengen. Het arbeiders-weekblad Kontreis wijst erop, dat de vooruitzichten niet zoo schitterend zijn. Verschillende openbare werken loopen binnen korten tijd af. En nieuwe ziet men niet. Het blad klaagt ook over concurrentie van eenen Egyptischen aannemer, die door regeeringsambtenaren bevoordeeld wordt. Waar de Joodsche arbeiders werken, zijn ze nu beter georganiseerd. Toch kan men niet blijven bij eenen jischoeb van wegwerkers. Van alle zijden wordt er op aangedrongen om dit jaar tenminste duizend chaloetziem in den landbouw te plaatsen. Maar op welke wijze? Er groeit hier wel iets. Maar we hebben het gevoel, dat er met onze kracht en met ons geld heel wat meer zou kunnen worden gedaan. Waar precies de schuld zit, is niet te zeggen. Bijvoorbeeld: een van de arbeiders-weekbladen klaagt erover, dat het vaak weken en weken duurt eer een chaloets aan het werk wordt geplaatst. Gedurende al dien tijd leeft hij op kosten van de organisatie. Men moet eenvoudig reservewerk hebben, waaraan zij dadelijk kunnen beginnen. Ik sta tegenover de chaloetziem héél gematigd. Er zijn goeden en er zijn slechten bij. Maar de propagandisten hebben van de chaloetziem een bedelobject gemaakt. Ze moeten ze natuurlijk in het buitenland idealiseeren. Voor de toekomst van het land is het de vraag of ze self-supporting kunnen worden gemaakt. En dat zien we niet. Dat ze mede zouden beginnen hun deel te dragen aan de lasten van de Joodsche gemeenschap zien we heelemaal niet. Honderden chaloetziem zijn op het Paaschfeest naar Jeruzalem gekomen. Het is héél aardig. Maar het kost veel geld. De Mizrachie heeft, gelijk ik reeds heb gezegd, één kewoetsah van ruim dertig man. Over de geheele wereld, ook in Holland, wordt nu gevraagd voor het Paaschfeest van de chaloetziem. En wat zien wij nu? Woensdags voor Paschen zijn de Mizrachistische chaloetziem al in de stad gekomen. Ze blijven daar tien volle dagen werkloos rondloopen, omdat het te lastig is, een keuken voor hen in te richten op de plaats, waar ze werken. Van die tien dagen zijn drie dagen, dat niet gewerkt mag worden. Men zou wel eens een eerlijke balans van deze en dergelijke fondsen willen zien, gelijk een inzender in de Chronicle terecht opmerkt. Het is niet prettig deze dingen te schrijven. Het is natuurlijk veel prettiger, zooals dr. Schönfeld te Amsterdam heeft gedaan, allerlei sentimenteele dwaasheden te vertellen over de chaloetziem. Maar alleen door soberheid, ernst en waarheid kan ons land worden opgebouwd. De zaak is eenvoudig deze: een Arabier, die werkt, heet fellach en dat beteekent doodeenvoudig ‘werken’. Een Jood, die werkt, heet ‘chaloets’, dat ‘pionier’ beteekent. Komt hij daarentegen uit Jemen, dan is hij weder eenvoudig een Jemeniet. | |
VIII.Nu de regentijd om is, hopen wij, dat er zal worden begonnen met het bouwen van huizen. De huizennood is buitengewoon groot. Er zijn groote compagnieën opgericht. Laat ons nu het groote werk zien. Er is de Palestina Silicate Company Ltd. met een kapitaal van 75.000 Pond. Onder de Directeuren zijn Boris Goldberg en Kremenetsky. Men is reeds begonnen met den bouw van een groote fabriek te Tel Aviv bij Jaffa. Er is de Kedem Bouwmaatschappij met een kapitaal van 30.000 Pond. Er is de Palestine Quarries Syndicate, dat bouwsteenen wil houwen met nieuwe machines, volgens een nieuwe methode. Ze hebben een terrein niet ver van Haïfa. Dit alles is particulier, commercieel initiatief. Misschien is dat dan de goede vorm. Als het bouwen op die manier nu maar niet onmogelijk duur wordt. Wij hooren nu ook iets meer van de havenplannen. Voor Jaffa bestaat een plan van den ingenieur Van Konijnenburg voor de firma A.J. Bos. Het eerste gedeelte zal vijfhonderdduizend Pond kosten en drie jaren vorderen. Daarentegen zal een waardevol stuk land worden drooggemaakt. Het plan is ter plaatse onderzocht voor de Regeering door eenen ingenieur van de firma Armstrong, Whitworth Ltd. Voor Haïfa bestaat een plan van Engelsche ingenieurs, dat door een Regeerings-commissie wordt onderzocht. | |
IX.En onze Arabische vrienden? Oproerig zijn ze niet. Maar politiek roerig zijn ze wel. Er wordt een algemeen Congres samengeroepen te Geneve van afgevaardigden van alle Arabisch-sprekende landen. Behalve dat zenden de Palestinensische Arabieren nog eene anti-Zionistische delegatie naar Londen, Parijs en naar Amerika. Er zijn hier twee Amerikaansche journalisten geweest. Van de Chicago Daily News en van de New York World. De Arabische journalisten hebben hun een thee aangeboden. En de Amerikanen hebben beloofd, dat zij de Arabische beweging zullen steunen. Sir Herbert heeft Beisan bezocht in het Noorden. Vandaar is hij naar Tiberias gegaan. Er is te Beisan een zeer ingewikkelde landquaestie, en de Bedouienen daar zijn niet tevreden met de regeling, die de Regeering heeft voorgesteld. Er schijnt zelfs een begin van een kleine demonstratie te zijn geweest. Natuurlijk is dat hier schromelijk overdreven en de Regeering heeft officieel verklaard, dat er niets gebeurd is. Maar landquaesties zijn altijd een mooi propaganda-materiaal. Het bezoek van Sir Herbert te Beisan is merkwaardig om de verklaring, die hij van de Balfour-declaratie gegeven heeft: ‘De Balfour-declaratie zegt niet, dat Palestina aan de Joden gegeven is, maar dat de Joden naar dit land zullen komen en daardoor groot voordeel zullen brengen, omdat er nog héél veel te doen is voor de ontwikkeling van het land, en veel werk voor nieuw-gekomenen.’ En dan beseffen wij, dat Sir Herbert een wijs en gematigd man is. | |
X.Dit is geen oratio pro domo. Dr. Schönfeld, een van de betaalde hoofdambtenaren van de Mizrachie, heeft te Amsterdam een lezing gehouden over Palestina, waarvan een uitvoerig verslag in ons Ochtendblad van Woensdag 6 April. Dr. Schönfeld heeft gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen. En uit het verslag zie ik nu, dat men vooral vragen heeft gesteld over mij. De bedoeling schijnt vooral te zijn geweest mij te betrappen op leugen en bluf. Laat men zich de moeite sparen. Men had geen vragen moeten stellen over mij, maar over Mizrachie en dr. Schönfeld zelf. Wat hij over mij heeft gezegd, is gebeuzel geweest. Ik heb gezegd, en het bestuur van Mizrachie heeft dat in ons blad ontkend, dat Mizrachie veel te dure ambtenaren heeft. Waarom heeft men dr. Schönfeld niet eens gevraagd naar het inkomen, dat hij uit verschillende hoofden heeft. Naar het inkomen van J.L. Fischmann. Naar het aantal ambtenaren en hunne salarissen, die de verschillende Mizrachistische vereenigingen hier hebben. Naar alle bureaux en hunne huurprijzen. Naar het deficiet op het weekblad Hator. Waarom heeft men niet eens gevraagd, waarom de Mizrachie in Palestina geen jaarvergadering houdt. En geen bestuursvergadering. En geen plaatselijke ledenvergaderingen. Prof. Pick heeft in Londen gezegd, dat er tweeduizend Mizrachistische chaloetziem zijn gekomen. Hoe weet hij dat? Betalen ze shekel? Hoe zijn ze georganiseerd? Waar werken zij? Wij kennen hier maar een kewoetsah van Mizrachie met ruim dertig leden. Dat zijn de vragen, die men had moeten doen. Doch dit ter zake. Ik wil nog eens terugkomen op de belofte, die dr. Weizmann den Amsterdamsche orthodoxie heeft gedaan, dat hij in Palestina een grondig onderzoek zou instellen naar de beweerde inbreuken op de Joodsche wetten en dat hij al zijn invloed zou aanwenden om daaraan een einde te maken. Ik heb gezegd en ik herhaal het: hij heeft die belofte niet gehouden. Dr. Pinkhof heeft dr. Schönfeld in Amsterdam daarnaar gevraagd. Inplaats nu precies en zakelijk te vertellen, wat dr. Weizmann precies gedaan heeft, komt dr. Schönfeld met de bewering, dat men ten opzichte van het Palestina-vraagstuk in de eerste plaats geduld moet oefenen. Geduld? Toen Weizmann wegging uit Palestina kon men hem vragen: ‘en hoe hebt gij uwe belofte te Amsterdam gedaan, gehouden?’ Trouwens: het is nu bijna vier maanden later. Wat heeft dr. Weizmann nu gedaan? Er is inmiddels nog iets gebeurd. Eenige weken geleden zijn een aantal chaloetziem met paarden en wagens op Zaterdag door Jeruzalem gereden. Het officieele Mizrachistische Weekblad Hator van 15 April heeft daartegen sterk geprotesteerd. Het blad wijst erop, dat vertoogen tegen deze ‘helden Israëls’ niets geven. Maar het wendt zich tot de leiders. En schrijft: ‘iedere nieuwe vestiging, die tot nu toe gevestigd is met het geld van de Joodsche gemeenschap is een ongeluk en een ruïne voor de Joodsche orthodoxie’. En: ‘er is geen kolonie, geen stad in Palestina, waar het allerheiligste van ons geloof zoo minachtend wordt behandeld als op de farms en de kewoetsoth, die leven van het geld van het Joodsch-Nationaal-Fonds.’ En ten slotte: ‘als de leiders van het J.N.F. en zij, die aan het hoofd van den arbeid staan, maar wilden. Als zij maar werkelijk wilden en als zij dat maar eens precies zeiden, zooals zij toch ook voor andere belangen ook wel met alle macht weten op te komen, dan zouden zulke dingen niet voorkomen.’ Nietwaar: wanneer dr. Weizmann nu inderdaad eenige maanden geleden een grondig onderzoek had ingesteld en al zijnen invloed had aangewend, dan zou het Mizrachistische blad dat toch nu wel vermeld hebben. Ditmaal heeft het protest geholpen. Deze chaloetziem hebben eenen scherpen brief gekregen, geteekend door dr. Eder en dr. Ruppin, met de boodschap, dat het budget voor hun kewoetsoth zal worden ingetrokken, wanneer zij weder zóó openlijk aanstoot geven. Thuis kunnen zij natuurlijk doen wat zij willen. Het is hier alles verward, moeilijk, problematisch. Toch groeit er wel wat. Maar wij moeten eerlijk zijn en openhartig, naar binnen en naar buiten. Geen vrees voor propaganda en voor applaus. Wij zien hier den toestand toch beter dan de buitenlanders. Vanavond beginnen de laatste dagen van het Paaschfeest. Moge het werkelijk een feest van bevrijding zijn. Wij moeten ons vrij maken van alle valsche propaganda en van alle flauwe sentimentaliteit. Als wij met eenvoud en waarheid er niet komen, zonder die zeker niet. En voorts maar afwachten. |