Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 222 TerugblikGa naar margenoot+Minister Churchill met alle plannen in Engeland aangekomen. Wij zien terug op onze groote dagen. Engeland en Palestina. Zal de tegenwoordige regeeringscoalitie blijven? Als zij breekt, zal er een verbond in de plaats komen tusschen Liberalen en Arbeiderspartij? Of althans een samenwerking, waarbij de liberalen de Leiders geven. En de arbeiders het Getal. En wat zal daarvan de invloed zijn op de Engelsche Palestina-politiek? Waarschijnlijk is men links de gedachte van min of meer autonome mandaatsgebieden beter gezind dan rechts. Waar men van de mandaatsgebieden eenvoudig geëxploiteerde koloniën wil maken. De Morning Post is hier pro-Arabisch, omdat zij anti-Joodsch is. Maar het blad is een felle vijand van de nationale bewegingen in Egypte en Engelsch-Indië. Een opschuiving in Engeland naar links. Maar niet al te veel haar links. Onder of zonder leiding van Lloyd George. Die zou ons zeker goed doen. | |
II.Er wordt hier natuurlijk nog veel over Churchill's bezoek gesproken. Maar we hebben altijd zooveel in- en uitgaande reizigers, dat zelfs de meest-belangrijke bezoeken spoedig vrijwel vergeten worden. De memoranda zijn gepubliceerd, die de Joden en de Arabieren Churchill hebben aangeboden. Ik kom daarop terug in een van mijn volgende opstellen over de Arabische quaestie. In Zionistische kringen is men over Churchill's verklaringen tevreden. Men had minder gevreesd. Hij heeft ook wel dingen gezegd, die ons minder aangenaam waren. Bijvoorbeeld: dat noch wij, noch onze kinderen, noch onze kleinkinderen de voltooiïng van het Joodsch Nationaal Tehuis zullen zien. Hij heeft ook gesproken van een proefneming, die eindigen zal, wanneer het blijkt, dat zij gaat mislukken. Maar over het algemeen is men bij ons tevreden. Onze leiders gebruiken Churchill's woorden als een aansporing tot offervaardigheid en eensgezindheid. Alles hangt nu van onszelve af. De Arabieren zijn niet tevreden. Zij zetten hunne agitatie voort. Ze gaan delegaties afzenden naar Londen en naar Parijs. Er wordt daarvoor twaalfduizend pond ingezameld. Zij gelooven dat zij het geld krijgen. De Arabieren zijn veel nationalistischer dan vroeger. Een gevoelszaak, waartegen weinig te spreken valt. | |
III.Behalve de Arabische quaestie is de grensquaestie van het meeste belang. Transjordanië. Het schijnt, dat Engeland geneigd is, den Emir Abdallah, den broeder van Emir Feisoel, te erkennen onder Engelsche suzereiniteit. Maar of de Emir zich zal kunnen handhaven zonder Engelsch goud en zonder Engelsch staal? Het komt misschien voor den Engelschen belastingbetaler duurder uit dan een volledige bezetting van Transjordanië, dat de Joodsche schrijvers al Oost-Palestina noemen. Maar de Engelsche Regeering is door beloften aan de Sherifijnsche familie verbonden. Het schijnt, dat de Franschen den laatsten tijd iets minder vijandig tegenover de familie van Feisoel staan. Emir Abdallah moet hebben beloofd, dat hij vanuit Transjordanië geen onrust zal verwekken in den Franschen Hauran. Kolonel Lawrence is nog hier. De gast van den gouverneur, generaal Storrs. Hij is gisteren even naar Amman gevlogen, voor een bezoek bij den Emir. Na het ontbijt weg en voor het diner terug. Misschien zal Sir Herbert den Emir te Amman bezoeken. Een andere groote quaestie is de verdediging. Tenslotte is het dezelfde quaestie: zuinigheid. Minister Churchill is minister voor de luchtvaart gebleven. Men zegt, dat hij de bezettingslegers in Mesopotamië en in Palestina verminderen zal en vervangen door luchtmacht, die goedkooper is. De groote vraag is, of Palestina de rol van Egypte kan overnemen in de verdediging van het Suezkanaal. Zoo ja: dan moet men de Britsche troepen hier niet beschouwen als een Joodsch belang. Er is eene verandering gebracht in de Engelsche begrooting. De troepen voor Palestina en Mesopotamië staan niet meer op de oorlogsbegrooting, maar op de begrooting van koloniën. Maar tegenover de troepen in Palestina moet natuurlijk rekening worden gehouden met eene vermindering in Egypte en de Kanaalzône. Men denkt er over de Indische troepen naar Indië terug te zenden en te vervangen door locale bataillons. Een Joodsch in het Noorden en een Arabisch in het Zuiden. De dienst zou vrijwillig zijn en Palestina zelve moet het geld daarvoor betalen. Dit lijkt niet onmogelijk, wanneer het land snel en goed tot ontwikkeling komt. Tot dusver is de ontwikkeling zeer gestremd doordat voor allerlei kleinigheden toestemming uit Londen moest worden gevraagd. En doordat men te Londen geene concessies wilde geven tot mijnexploratie en exploitatie, zoolang het verdrag van Sèvres niet volstrekt is geratificeerd. Wij hooren, dat minister Churchill met dit formalisme heeft gebroken. | |
IV.De algemeene politieke toestand is niet slecht. Maar wij zelve lijken wel met machteloosheid geslagen. Jabotinsky, zelf een van de leiders, schrijft: ‘er is geen organisatie, er is geen leiding en er is geen vertrouwen.’ De crisis is geen geldcrisis. De beste formule lijkt mij deze: ‘de Zionistische Organisatie was tot voor enkele jaren eene betrekkelijk kleine propaganda-organisatie ter bereiking van een ideaal, dat héél ver weg was. Ze is nu geworden een groote organisatie, voor een deel belast met den politiek-economischen opbouw, van Palestina’. Maar onze leiders zijn nog steeds propagandisten. Vandaar de felheid, waarmede men werkt voor het Opbouwfonds. Niets is prettiger dan propaganda. Er zijn meeningsverschillen tusschen de algemeene leiders en een aantal vooraanstaande Zionisten in Amerika. Men had ons over die meeningsverschillen eerlijk en objectief moeten voorlichten. Laat ik zeggen, zooals Engelsche bladen schrijven over meeningsverschillen tusschen Asquith en Lloyd George. Weizmann, Ussiskin en anderen zijn nu in Amerika. Men voorziet al hier het terugtreden van Brandeis, Mack, Stephen Wise en anderen. Dit is een ernstige crisis, die wij alleen te boven kunnen komen met rust en beleid. En wat zien wij? Ussiskin reist van Engeland naar Amerika. Een demagogische brief aan den Volksraad in Palestina. Hij nadert Amerika. Weer een telegram naar Jeruzalem. En een telegram terug. Men kan buiten Palestina niet begrijpen, hoe moede wij van dit alles zijn. Wij willen verder komen dan vergaderingen en collecten. Wij willen een werkplan zien. Het is precies drie maanden geleden sinds Sir Alfred Mond hier is gekomen. Waar blijft zijn Economische Raad? In plaats daarvan hebben wij een interpellatie in het Engelsche parlement en opgewonden artikeltjes in de Arabische pers. Naar aanleiding van eene uitlating van Sir Alfred Mond over een herbouw van den Tempel op zijn oude plaats. En de Arabieren herinneren zich nog zéér goed de formule van Weizmann: ‘Palestina zoo Joodsch als Engeland Engelsch is.’ Wat wij noodig hebben is een goed programma van opbouw. Men begint dat hier óók te gevoelen. Vandaar, dat Sokolov met zijn propagandistische interviews in ‘Haäretz’ geen succes heeft gehad. Er is geen beleid. Bijvoorbeeld: een algemeene bestuursvergadering wordt uitgeschreven te Londen. Allerlei afgevaardigden komen naar Londen. Schatten geld worden uitgegeven. En dan wordt die vergadering uitgesteld. Men spreekt nu van een congres in Augustus of September. Het is misschien héél noodig. Maar zeker héél gevaarlijk. Men moet het rustig, wetenschappelijk, voorbereiden. En niet erover spreken zooals Sokolov doet met groote woorden. Laat men denken aan de vergadering te Londen verleden zomer. Nooit wordt er bij ons een besluit genomen, dat niet wordt herroepen. Wij lezen bijvoorbeeld allerlei moois over eene reorganisatie van de Zionistische Commissie. Vlak daarop lezen wij, dat de reorganisatie weder wordt uitgesteld. Iedereen is op reis. Wat wij noodig hebben zijn menschen, die hier hun geheele bedrijf kunnen en willen overbrengen. Met hun werkvolk, hun relaties en alles. Dit is de algemeene stemming hier. Alle bezoeken: Weismann, Sir Alfred Mond, Minister Churchill, Baron James de Rothschild, Sokolov. Er zijn dan overal feestelijke ontvangsten, die natuurlijk weer tijd en geld kosten. De bezoekers zien altijd dezelfde menschen, hooren altijd dezelfde brave woorden. Een Potemkin-dorp. De Jischoeb organiseert zich wel. Het rabbinaat zoekt samenwerking met de Stadsraden. Maar positieven opbouwarbeid doen al die nationale colleges niet. Ze kiezen besturen en gaan naar recepties. Ze zijn als mooie machines zonder grondstof. Of als mooie gedekte tafels zonder eten. Op Sir Herbert Samuel heeft men algemeen wel vertrouwen. | |
V.Over de Arabische quaestie meer uitvoerig later. Het is alles betrekkelijk rustig in het land. Ook in Haïfa, waar nog twee gewonden overleden zijn. Af en toe komen nog wel teekenen voor van onwil. In de Hebronstraat is onlangs een Joodsch huis des nachts gewoonweg gesteenigd. Joodsche wegwerkers worden nog telkens bestolen en gewond. En, wat zeker héél pijnlijk is: de plaats der gebeden vóór den Klaagmuur was onlangs op een Sabbath geheel met het vuilste vuil besmeten. Zoo iets is vroeger nooit voorgekomen. Er is nu een raad benoemd om voor deze dingen te waken. Over de plannen een synagoge te bouwen, waarin de Klaagmuur zou worden opgenomen, heb ik u reeds geschreven. Van een werkelijk goede verhouding met de Arabieren is geen sprake. Het beste is, dat wij eerlijk zijn tegenover elkander en elkander met rust laten. Er is ruimte voor nog velen in Palestina. Maar men kan niet eenerzijds komen met allerlei betuigingen van vrede en vriendschap en anderzijds met formules als ‘Palestina zoo Joodsch als Engeland Engelsch is.’ En met de statuten van een bouwmaatschappij, zooals te Jaffa, waarin staat, dat alleen Joodsche werklieden zullen mogen worden gebruikt. | |
VI.Over al onze in- en uitgaande reizigers zal ik maar niet schrijven. Ze zijn natuurlijk allen even noodig. Ze komen natuurlijk allen in één maand hoogstens geheel op de hoogte. En in het buitenland kent men den materieelen en geestelijken toestand van Palestina beter dan wij. De economische ontwikkeling gaat langzaam. Toch gaat ze. Er zijn zeer groote machines aangekomen voor een fabriek te Jaffa, die te Haïfa moesten worden gelost. Nu de regentijd voorbij is, gaat men beginnen met den huizenbouw. Toch wordt ook hier weder niet een tiende gedaan van wat beloofd is. Allerlei coöperatieve bouwvereenigingen willen ook beginnen, nu de materialen zoo veel goedkooper zijn geworden. Ze geven zich meestal heel mooie en heel religieuse namen. Om maar gemakkelijk leerlingen te kunnen plaatsen. Maar sommigen zijn gewone grondspeculaties. Eene te Jaffa daarentegen heeft alles gedaan wat maar mogelijk is om speculatie te voorkomen. Hier te Jerusalem daarentegen is er een met een heel mooien baard, een kaftan en krulletjes en toch speculatie. De handelsbalans ziet er nog altijd wonderlijk uit. Er is ingevoerd in Februari voor 460,000 Pond, dat is 170,000 meer dan in Februari van het vorig jaar. De export is 60,000 Pond, dat is 42,000 Pond minder dan verleden Februari. Ingevoerd wordt als steeds steenkool (87,000 Pond), suiker (45000), rijst (46000), katoenen stoffen (32,000). Uitgevoerd wordt: sinaasappels (35000), zeep (10,000) en wijn (3000). Nederland heeft gezonden voor ruim 26000 pond. Haïfa is de belangrijkste invoerhaven en Jaffa de belangrijkste uitvoerhaven. Maar in beide plaatsen is de haveninrichting nog zeer primitief. Het schijnt, dat de haven van Jaffa het eerst zal worden verbeterd. De plannen zijn ter goedkeuring naar Londen gezonden. Wij dachten eerst, dat een Hollandsche firma de Jaffahaven bouwen zou. Maar het wordt eene Engelsche: de firma Armstrong. Met den bouw van kantoren en magazijnen in het centrum van Jaffa is men begonnen. |