Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 221 Groote dagenGa naar margenoot+Maar ze zijn alweer voorbij. Verleden week Donderdag, in de mooie maneschijn, is Mr. Winston Churchill met de zijnen hier aangekomen. Juist na een week zijn zij vertrokken. Hij had een week langer willen blijven. Maar heeft, wegens dringende zaken thuis, zijn verblijf verkort. Het voorgenomen bezoek aan Haïfa heeft niet plaats gehad. Gisteren is nog een bezoek gebracht aan Jaffa, aan Tel-Aviv en aan Rischon le Zion. Daardoor heeft het geheel toch nog min of meer een Joodsch karakter gekregen. Mededeelingen over het verhandelde zijn niet gedaan. Interviews zijn niet gegeven. Wij zullen moeten wachten tot aan de mededeelingen in het Engelsche Parlement. Uit degenen, die aan de besprekingen hebben deelgenomen, kunnen wij, héél in het algemeen, iets begrijpen omtrent hetgeen behandeld is. Robert de Caix is voor éénen dag hier geweest. Wat is besproken? Grenskwesties? Tolstelsel tusschen Palestina en Syrië? Transjordanië en de verheffing van den Emir Abdallah tot Koning? Of Frankrijk hem gaarne als buurman hebben zal? Waarom niet? Hij zendt vriendelijke telegrammen aan Briand en ongeregelde benden doen geregeld van uit zijn gebied aanvallen op Fransche spoorwegen. De Mekkasche koningsfamilie komt er weder bovenop. In Syrië schijnt de Emir Feisoel toch niet te willen terugkomen. Maar Mesopotamië is waarschijnlijk voor hem bestemd. Engeland heeft de Koningsfamilie nooit losgelaten. Frankrijk zoekt ook weder toenadering. Een Fransch oorlogschip heeft Djeddah bezocht. Koning Hussein, de vader van Ali, Feisoel, Abdallah en Zeïd heeft toen mooie woorden gesproken. En hij heeft ook mooie geschenken gegeven. Gelijk daar zijn: zestien schapen, dertien zakken rijst, twee zakken suiker en eenige kannen olijfolie. De Emir Feisoel, die verleden jaar als een hond door de Franschen uit Syrië werd verjaagd, is uit Londen op weg naar zijnen vader te Mekka, tevreden met de resultaten van zijne onderhandelingen met de Engelsche Regeering. Allah is groot! | |
II.Voor de binnenlandsche politiek is het meest-belangrijk de ontvangst door Churchill van eene Arabische en van eene Joodsche delegatie. Daarover zijn uitvoerige officieele verslagen gegeven, die in de Hebreeuwsche dagbladen negen kolom beslaan. Een volledige vertaling kan ik er dus niet van geven. En dat behoeft ook niet. Want niet ieder woord was even groot. Maar ik geef u het belangrijkste, met enkele verklarende opmerkingen. De Arabische delegatie bestond uit leden van het bestuur van het anti-Zionistische Congres te Haïfa, met aan hun hoofd Moussa Kasem Pascha el Husseini, den vorigen Burgemeester van Jeruzalem. Door deze ontvangst heeft Minister Churchill toch min of meer de vertegenwoordigende macht van dat Congres erkend. Zonder partijdig te zijn kon hij ook moeilijk anders doen, want uit adressen, brieven en telegrammen was gebleken, dat dit Congres door het grootste gedeelte van de politiek ontwikkelde bevolking wordt erkend en gesteund. De delegatie heeft in een uitvoerig memorandum de bekende eischen ontwikkeld: intrekking van de Balfour-declaratie; verkiezing van een Parlement door hen, die vóór den oorlog in Palestina woonden en instelling van een nationale regeering, die aan dat Parlement verantwoordelijk zal zijn; stopzetting van de Joodsche immigratie; intrekking van alle wetten en verordeningen, die door de Engelschen uitgevaardigd zijn en overdracht van de wetgevende bevoegdheid aan het Parlement; Palestina niet afscheiden van de naburige zusterlanden. Minister Churchill heeft geantwoord: dat hij de delegatie ontvangt in overleg met Sir Herbert zelven, informeel, en niet officieel als erkend lichaam. Hij heeft geen macht de Balfour-declaratie in te trekken. En al had hij die macht, dan zou hij het nog niet willen doen. Het handhaven van de Balfour-declaratie brengt de Joodsche immigratie als absoluut noodwendig gevolg mee. Dit is de onveranderlijke grondslag van het mandaat. De Joden hebben recht op een nationaal centrum. En waar zal dit beter zijn dan in Palestina? Wij achten dit in het belang ook van het Britsche Rijk en van de geheele wereld. Ook in het belang van de Arabische Palestinensers. Hunne rechten worden gewaarborgd door het tweede gedeelte van de Balfourdeclaratie. En aan dat tweede gedeelte zal Engeland even eerlijk vasthouden, als aan het eerste gedeelte over het Joodsch Nationaal-Tehuis. Niemand heeft het recht daaraan te twijfelen. Bovendien moet men letten op de preciese woorden van de Balfour-declaratie. Er wordt gesproken: van: ‘een Joodsch-Nationaal Tehuis in Eretz Israël’. Maar er is niet gezegd, dat Eretz Israël tot het Joodsch-Nationaal Tehuis zal worden gemaakt. Er is een groot verschil tusschen deze twee. Het feit, dat in Eretz Israël een Joodsch Nationaal Tehuis zal zijn, wil niet zeggen, dat het Land zal ophouden Nationaal Tehuis voor anderen te zijn. Of dat er een Joodsche Regeering zal worden gevestigd, die de Arabieren overheerschen zal. Integendeel zal Engeland, dat de grootste Mohammedaansche mogendheid ter wereld is, altijd rekening houden met de verlangens der Mohammedanen. Gelijk de Regeering van Palestina nu reeds doet. De benoeming van Sir Herbert was de beste, die men doen kon. Gelijk ook uit de resultaten is gebleken. De Arabieren hebben ook voor de toekomst niets te vreezen. De Engelsche Regeering zal alles doen, wat noodig is, om de Zionistische plannen in Palestina te doen slagen. Maar het werk zal Engeland niet voor hen doen. Verdrukking van het eene gedeelte der bevolking door het andere zal niet worden toegestaan. Maar wij verwachten het tegendeel. De Joodsche kolonisatie heeft tot dusverre den Arabieren slechts voordeel gebracht. Het is waar, dat de Joden geld van buiten krijgen en de Arabieren niet. Maar dat geld komt geheel Palestina ten goede. De Arabieren moeten geduldig en verdraagzaam zijn. Natuurlijk, dat zij hoogere belangen hebben dan het materieele voordeel van de Joodsche ontwikkeling. Voor een onrechtvaardige Joodsche overheersching behoeven zij niet bang te zijn. De tegenwoordige regeeringsvorm zal nog vele jaren duren. Langzamerhand zal men komen tot meer en meer autonomie. En het geheele thans levende geslacht, met hun kinderen en met hun kleinkinderen, zullen gestorven zijn, voor deze ontwikkeling geheel is afgeloopen. Misschien zullen de Joden niet slagen. Wanneer zij niet bezield zijn met rechtvaardigheid, geduld en naastenliefde, of wanneer zij niet de geschikte menschen zullen zenden, dan zullen zij niet slagen, en de proefneming zal eindigen. Hun slagen daarentegen zal een zegen zijn voor het geheele land. Er is ruimte voor allen. Sir Herbert Samuël heeft daaraan nog toegevoegd, dat hij met hoop op succes, zijn politiek zal voortzetten, om allen recht te doen. Het schijnt, dat de Arabieren met Churchill's antwoord niet tevreden zijn. Zij hebben besloten hun anti-Zionistische actie voort te zetten bij de Regeeringen en bij den Volkenbond. | |
III.De Joodsche delegatie. Samengesteld: de twee rabbijnen Meïr en Kuk. Voor de Zionistische Commissie dr. Ruppin en dr. Elias. Voor den Volksraad: David Yellin, dr. Thon, Ben Zewi en dr. Isaac Levy. Voor den Stadsraad: J. Mejuhaz. Voor de koloniën: A. Eisenberg. Er is een memorandum overhandigd, waarin de Engelsche Regeering dank is betuigd voor het aanvaarden van het mandaat. Het Joodsche Volk is vastbesloten al zijne krachten in te spannen voor den opbouw van een Joodsch Nationaal Tehuis in Palestina. En wenscht dit te doen in de meest-hartelijke samenwerking met de Arabieren. Uitvoerig is verder aangetoond, hoeveel goeds de Joodsche immigratie het land tot dusver heeft gebracht. Minister Churchill heeft nogmaals verzekerd, dat de Balfour-declaratie zal blijven gehandhaafd. Hij heeft als zijne persoonlijke meening uitgesproken, dat het Zionisme allen inwoners van het Land zegen brengen zal. Hij zal Sir Herbert met alle macht steunen. De Joden moeten alles doen om vrede te houden met de Arabieren en bewijzen, dat hun vrees, ook voor bolsjewisme, ongegrond is. Wij zullen alles doen om de Zionistische beweging te helpen. Maar de Joden moeten hunnerzijds ook alles doen: niet alleen enthousiasme en energie, maar ook gematigdheid en geduld. ‘Als ik in Londen terugkom,’ zeide Minister Churchill, ‘zal men mij zeker zeggen, dat er geen reden is om terwille van de Zionisten zoo een groot leger in Palestina te onderhouden. Het Joodsche volk over de geheele wereld, moet mij de middelen verschaffen, om deze critici te beantwoorden’. Noodig zijn: voorzichtigheid en geduld. Hij hoopt, dat de Zionisten zullen slagen, en dat zij alle bezwaren zullen overwinnen. Sir Herbert is de beste man, om over de eerste zware jaren heen te helpen. De Joodsche delegatie was voldaan. | |
IV.Naast de ontvangst der beide delegaties zijn alle andere binnenlandsche gebeurtenissen klein. Er is een huldiging geweest van Churchill door de schoolkinderen op den Olijfberg. Op het terrein, waar de Universiteit komen moet, zijn door de aanzienlijke bezoekers boomen geplant. Men heeft Churchill een Heilige Wetsrol gegeven, uit de werkplaats van de Amsterdamsche Pekiediem en Amarkaliem. Sokolov heeft een redevoering gehouden en gezegd, dat wij met de Arabieren niet alleen in vrede, maar ook in vriendschap willen leven. Het is misschien noodig deze dingen te zeggen. Maar veel indruk op de Arabieren maken ze niet. Omdat die héél goed weten, dat het niet waar is, vooral niet, wat de nieuwe immigranten betreft. Zij beschouwen het als een nationaal verraad, wanneer men iets koopt van eenen Arabier, rijdt met eenen Arabischen koetsier of eenen Arabischen schoenpoetser een piaster laat verdienen. De ingenieur Ruttenberg is in de gelegenheid geweest zijn groote plannen voor irrigatie en electrificatie van geheel Palestina uit te leggen voor Churchill, Sir Herbert, Baron James de Rothschild. | |
V.De regeering is erin geslaagd de orde in het land te handhaven. De politie heeft ditmaal, beter dan verleden jaar, haar plicht gedaan. De Arabieren hadden op den dag van de ontvangst van de Arabische delegatie in het geheele land protest-optochten willen houden. De regeering heeft alle optochten en vergaderingen verboden. Te Jeruzalem hebben een aantal Arabieren toch een optocht willen houden. Maar 't is belet. De stad stond geheel sterk onder bewaking. In Gaza is het onrustig geweest. Maar tot daden tegen de Joden is het niet gekomen. Van uit Jaffa zijn Churchill enkele anti-Zionistische adressen toegezonden. En er is geducht gestookt. Erger is het toegegaan te Haïfa, met Sechem zeer anti-Zionistisch. De regeering heeft de uitgave van het anti-Zionistische blad Carmel verboden. En de geheele drukkerij gesloten, omdat er opruiende biljetten werden gedrukt. In weerwil van het verbod hebben de Christenen en de Mohammedanen samen een optocht willen organiseeren. Het is gekomen tot botsing met de politie. Een jongen is daarbij doodgeschoten. Er zijn verscheidene gewonden, waarvan inmiddels één overleden is. Op verschillende plaatsen in de stad hebben gewelddaden tegen Joden plaats gehad, waarbij een aantal werden gewond. De Joodsche bladen dringen op onderzoek en bestraffing aan. | |
VI.Wij zullen nu moeten afwachten, wat de resultaten van Churchill's bezoek zijn. Het zwakke punt in de situatie is dit: zonder een duur Engelsch bezettingsleger blijft het hier niet rustig. Een deel van de Engelschen wil dat niet betalen. En de Joden kunnen het niet betalen. Het is de vraag, hoe sterk Churchill tegenover de bezuinigers zal staan. De Times, tot dusverre pro-Zionistisch, had een week geleden een aanval op Weizmann. Het blad schreef, dat de Zionistische leiders niet twee onvereenigbare dingen kunnen eischen. Eenerzijds een mandaat onder garantie van den Volkenbond. En anderzijds bescherming van Engelsche kanonnen. Churchill is in gebreke gebleven een verklaring te geven van Joodsch Nationaal Tehuis. Nu ja: de Joden mogen hier komen en geld, goed en bloed geven. Maar dat mag iedereen. En van Weizmann's formule: ‘Palestina zoo Joodsch als Engeland Engelsch is’, daarvan zijn we nog héél ver af. Een formule, die nu voortdurend door de Arabieren tegen ons wordt uitgespeeld. |