Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 209 Op een keerpunt.Ga naar margenoot+Prof. Weizmann en Sir Alfred Mond zijn vertrokken. Onze officieele rabbijnen KuhGa naar voetnoota), Meïr en David Yellin zijn tot de rust van hunne gewijde studiën wedergekeerd. En wij kunnen weder ongestoord denken over het sluiten van onze weeshuizen en van onze ziekenhuizen. Ook het blindeninstituut zal wel aan de beurt komen. Met Juni zou al het Amerikaansche reliefwerk ophouden. En de Zionistische Organisatie schijnt het niet over te nemen. Wij vragen nu, wat de beteekenis is geweest van het bezoek van Weizmann en Sir Alfred. Met betrekking tot Sir Alfred, die Engelsch Minister is, heeft de Regeering eene officieele mededeeling gepubliceerd in de bladen. Hij wordt daarin genoemd: ‘Lid van het Engelsche parlement, lid van het Ministerie en president van den Economischen Raad, die in Londen is gevestigd, om de ontwikkeling van Palestina te bevorderen’. Dat die Raad een Joodsche of een Zionistische is, wordt niet gezegd. Als doel van Sir Alfred's reis wordt genoemd: beraden met Sir Herbert Samuël over de Palestina-geldleening en over andere financieele quaesties. Het doel van de reis zal voorts wel geweest zijn: de Joodsche Jischoeb hier te bemoedigen. En Sir Alfred in den Economischen Raad autoriteit te geven met zijn enthousiaste en optimistische opvattingen. Een verblijf van zestien, zeventien, dagen is wel niet veel. Maar 't geeft toch altijd een zekeren indruk. En een zekere autoriteit. De officieele Jischoeb heeft zich weder van eenen ongunstigen kant doen kennen. Altijd en overal dezelfde ontvangsten. Altijd en overal dezelfde flauwe vleierijen. Dezelfde beuzelende babbelaars. Wij hebben dat hier al zóó dikwijls medegemaakt. Wij zijn het moede. Wij willen werk en daad. Het is niet mogelijk een overzicht te geven van al deze vergaderingen, ontvangsten en interviews. Sir Alfred Mond is mij tegengevallen. Ik had van eenen Engelschen Minister meer verwacht dan zoo een kinderlijk optimisme en enthousiasme. Nauwelijks in Jeruzalem wist hij al, dat Palestina het mooiste land van de wereld is. Hij heeft het al te mooi gemaakt. Weizmann was héél wat gematigder. Hij heeft niet verborgen, dat de grenzen en het mandaat beter hadden gekund. Dat er veel geld noodig is. En dat er uit Amerika en uit Frankrijk oppositie is tegen de leiders, die het werk bemoeilijkt. Er zijn als voornaamste ontvangsten geweest: te Jeruzalem in de Zionistische Commissie, den Joodschen Stadsraad en den Volksraad. Verder te Rischon le Zion, Petach Tikvah. Rehoboth is bezocht, maar zonder openlijke ontvangst. Voorts Jaffa met Tel-Aviv en Haïfa. Tenslotte eene groote afscheidsvergadering te Jeruzalem. Sir Alfred Mond heeft telkens en telkens verzekerd, dat de politiek van de Engelsche Regeering inzake Palestina niet veranderd is. Lloyd George is een groot vriend van het Zionisme. Dit is zeker voor Arabische ooren bestemd. Voor Joodsche ooren heeft Weizmann erbij gevoegd, dat wij nochtans niet moeten denken, dat Engeland voor ons het Joodsche Huis zal opbouwen. Dat moeten wij zelven doen. Met eigen macht en eigen geld. Sir Alfred heeft telkens de Joodsche koloniën geprezen. Vooral Rehoboth, dat nooit steun van buiten heeft gehad. In de arbeiderskringen zal daarover nog wel wat te doen zijn. Daar placht men te zeggen, dat één coöperatieve hoeve als Daganiah beter is dan veertig koloniën als Rischon le Zion. Maar Weizmann heeft in eene groote vergadering te Jeruzalem gezegd: ‘De Amerikanen hebben tot dusverre het antwoord op de verklaring van San Remo niet gegeven. Dat is gegeven door de chaloetsiem ( = pionieren) uit Oost-Europa’. Dit nu gaat niet op. Van de Amerikanen wordt iets gevraagd. De chaloetziem daarentegen komen uit landen en legers, waar ze als honden worden behandeld. Ze worden hier behoorlijk ontvangen, behoorlijk verzorgd. En offeren niets op. Men moet eens afwachten, hoeveel chaloetziem hier zullen blijven, wanneer de toestanden in Oost-Europa beter worden. En in Amerika. Van een opofferende gezindheid bij de chaloetziem hier te lande merkt men weinig. Integendeel. De arbeiderspers zelf klaagt voortdurend over hun egoïsme en hun onverschilligheid. De opoffering was hier aan Weizmann's kant. Wat Sir Alfred Mond ons niet gegeven heeft, is een economisch bouwplan. Wij moeten geld geven. En dan? Geen kewoetsoth (coöperatieve arbeidersgroepen). Goed. Joodsche koloniën met Joodsche boeren. Arabische arbeiders? Natuurlijk niet. Joodsche. Ja, maar, die willen of kunnen niet dienen. En vragen een loon van vier shilling per dag. De Arabieren twee of iets meer. Men wil nu den landbouw hervormen. Grootbedrijf. Landbouwmachines. Dat is natuurlijk best. Maar 't gaat niet dadelijk. Wij moeten geduld hebben. Sir Alfred heeft, na afloop van zijn rondreis in het land, een interview gegeven aan Doar Hajom. Hij heeft daarin verklaard, dat hij geen kritiek wil geven. Hij zoekt het goede op iedere plaats. Maar hij heeft toch moeten zeggen, dat men hier niet altijd even zuinig is geweest. En ook, dat de Oost-Europeesche Joden misschien beter zouden doen, wanneer zij den materieelen opbouw des lands aan de West-Europeeërs overlieten, in 't bijzonder aan die uit Angelsaksische landen. Natuurlijk is Haäretz, het blad van de Russische Joden, daar dadelijk op afgevlogen. Men is hier altijd precies even zuinig geweest. Sir Alfred Mond heeft toen maar gauw verklaard, dat Doar Hajom hem niet begrepen heeft. Maar ik denk niet, dat dit Sir Herbert overkomen zou zijn. | |
II.Over de grenzen heeft Weizmann gezegd, dat hij hoopt, dat Frankrijk in eene verbetering zal toestemmen. Wij hopen het ook. Maar het ministerie is, naar wij gehoord hebben, gevallen op een motie, waarin zijn beleid in zake de Syrisch-Palestinensische grens werd afgekeurd. Wij hooren ook, dat Sokolov een bezoek heeft gebracht bij den president Millerand. Maar tegelijk zien wij, dat juist de Fransche Zionisten scherp stelling nemen tegen Sokolov. Ook over het mandaat heeft Weizmann meermalen gesproken. Het is niet zoo goed als wij wel wenschten. Maar er is toch mede te werken. Als voornaamste punten geeft Weizmann op: erkenning van de historische rechten van het Joodsche Volk. En van de Zionistische Organisatie als vertegenwoordiger van het Joodsche Volk in Palestina. Nu, het eerste is poëzie. En het tweede is riemen snijden van eens anders leer. Het derde punt daarentegen is belangrijker: ‘de regeering in Palestina moet al het mogelijke doen ten gunste van het Joodsch Nationaa1 Tehuis. Helpen, dat de Joodsche immigratie voortdurend grooter wordt. En de Joodsche landkolonisatie helpen ontwikkelen.’ Veel hangt hier natuurlijk af van de personen der regeerders. Met Sir Herbert is Weizmann ingenomen. Maar het overige deel van de administratie vindt hij veel te weinig veranderd. Er zijn veel te weinig Joodsche ambtenaren. En vele Engelschen zijn nog tegen ons. | |
III.Twee stroomingen. De Amerikaansche, die Palestina zien als een toevluchtsoord voor ongelukkige Joden. De Amerikanen willen het land opbouwen zuiver zakelijk en economisch. Daartegen de Russen, die Palestina willen maken tot het nationale, geestelijke centrum van het geheele Jodendom. Hebreeuwsch-nationaal onderwijs is een belangrijk punt van hun program. Beter een school dan een fabriek. Van de delegatie De Lieme - Simon - Szold werd beweerd, dat ze op het Amerikaansche standpunt stonden. Emigratie vóór onderwijs. Wil de Jischoeb onderwijs, dan moeten zij het maar zelf betalen. Taak van de Zionistische organisatie is dat niet. Weizmann heeft zich hier tegen het Amerikaansche standpunt verklaard. Hoe hij dat straks in Amerika zal goedpraten? Misschien zal hij weer zeggen, zooals hij dat hier ook telkens zegt, dat men hem heeft misverstaan. Wat Weizmann bij dit bezoek ontbroken heeft, is eenvoud en oprechtheid. Ook Sir Alfred Mond heeft verklaard, dat onderwijs een belangrijke factor is. En daarvoor heeft hij een bedankje van Ussiskin gekregen. De vraag, wie het onderwijs moet betalen, blijft intusschen aan de orde. Men wil regeeringssubsidie, maar de Regeering heeft geen geld. De Jischoeb zelf? Dr. Luria, de inspecteur van het onderwijs, is te Rischon le Zion geweest, om meer geld voor het onderwijs. De Jischoeb zelf betaalt veertien procent van de kosten van het onderwijs. Rischon betaalt vijf en vijftig procent van wat zijn onderwijs kost. | |
IV.Een nieuwe jeugd en een nieuw geluid. Er worden in de koloniën van Juda en Galilea organisaties opgericht van de zonen der Joodsche kolonisten, onder den naam ‘Zonen van Benjamin’. Zij klagen er over, dat onze leiders altijd met minachting spreken over de koloniën. Dat er schatten worden uitgegeven voor allerlei sociale proefnemingen en voor de chaloetziem. Terwijl er geen steun wordt gegeven aan de zonen der kolonisten bij hunne pogingen zich in het land te vestigen als eigen boeren. Welnu, woordvoerders van deze ‘zonen van Benjamin’ hebben bij de ontvangst van Weizmann en Sir Alfred te Rischon en te Petach Tikvah eens wat anders gezegd dan flauwe vleierijen. Vooral te Petach Tikvah. De woordvoerder der Zonen van Benjamin heeft gezegd, dat dr. Weizmann maar eens naar het kerkhof moest gaan. Dan zou hij zien, dat ook onder de oudere kolonisten offers werden gebracht. Hij heeft Weizmann gevraagd, waarom hij vroeger de koloniën heeft geprezen, en heeft gezegd, dat men zonder dat nooit de Balfourdeclaratie zou hebben gekregen. Terwijl hij later, te Londen, de waarde van de koloniën bijna geheel heeft ontkend. En Weizmann heeft daarop eigenlijk niets kunnen antwoorden. | |
V.Zooals men weet, is Prof. Weizmann voor zijn reis naar Palestina, het laatst in Holland geweest. Ik heb daarover natuurlijk in de Hollandsche bladen gelezen. En de Doar Hajom had eenen brief daarover van eenen Hollandschen correspondent S.T. Prof. Weizmann heeft eene delegatie van het Hollandsche Mizrachiebestuur beloofd, dat hij zijn geheele invloed zal aanwenden om een einde te maken, aan het feit, dat de keukens voor de chaloetziem voor een gedeelte niet ritueel zijn. En dat de Sabbath-wetten daar worden geschonden. Hij heeft verder den heer Opperrabbijn Onderwijzer verklaard, dat bij den opbouw van Palestina vanwege de Zionistische leiding niets zal geschieden in strijd met den Joodschen Godsdienstcodex. Onwaar. Er wordt hier vanwege de Zionistische leiding met Zionistisch geld een geheel stel scholen in stand gehouden, waar het onderwijs geheel in strijd is met den Joodschen Godsdienstcodex. Daarentegen wordt het orthodoxe onderwijs behendig geknoeid. Wat nu den geheelen invloed van prof, Weizmann betreft in zake de keukens en de Sabbathschending: hij heeft niets, maar dan ook absoluut niets gedaan. In geen van zijne vele redevoeringen en interviews heeft hij een woord over deze dingen gezegd. Evenmin in een interview met eenen schrijver van Haäretz, waarin hij toch over zijn indrukken van Holland gesproken heeft. Wel heeft hij voortdurend gesproken over de noodzakelijkheid van onderwijs. En eene vergadering van Achad-Haämisten te Jaffa bijgewoond. Te Haïfa heeft hij gesproken over immigratie, landbouw en nationale opvoeding als over de drie grondslagen van den Jischoeb. Trouwens, de nationale orthodoxie heeft zelf ook niets gedaan. Toen Weizmann en Sir Alfred ontvangen werden in den Jeruzalemschen Stadsraad der Joden, is daar gesproken door de rabbijnen Kuk, Meïr en Fischmann. Dit was het oogenblik geweest om de rechten der orthodoxie te doen gelden. Welnu, geen woord is gezegd. De rabbijn Kuk heeft de beide Heeren genoemd: ‘vredesengelen, dienaren des Allerhoogsten’. Vooral geldt dit voor Sir Alfred Mond, die des Zaterdags met een auto door Jeruzalem rijdt. De rabbijn Meïr heeft geklaagd, dat de Zionistische Organisatie geen land koopt, dat ‘de dierbare chaloetziem’ leven onder ‘zware en bittere omstandigheden’, dat het onderwijs, de grondslag van het leven, er zoo slecht voorstaat, dat het reliefwerk dreigt op te houden; dat de Arabieren weer lastig worden; dat jongens hem met steenen hebben gegooid.’ Er zijn meer gelegenheden geweest. Er was eene vergadering van den Volksraad met Weizmann en Mond. Daarin hebben drie zwaarbetaalde propagandisten van de Mizrachie het woord gevoerd: Fischman, Redler-Feldmann en Zwebner. Welnu, over de keukens, de Sabbathschending en de achteruitzetting van het orthodoxe onderwijs geen woord. Weizmann heeft zijne belofte aan de Amsterdamsche orthodoxie gedaan, niet gehouden. Maar de genationaliseerde orthodoxie van hier heeft hem dit wel heel gemakkelijk gemaakt. Typisch is ook dit: bij al de inrichtingen, die Weizmann en Mond hebben bezocht, was niet ééne orthodoxe. Geen school. Geen ziekenhuis, Geen weeshuis. Niets. | |
VI.Onze Volksraad heeft besloten eene delegatie naar Amerika te zenden om geld te verzamelen. Terecht protesteert de Doar Hajom daartegen en becijfert, dat alle delegaties ons reeds tonnen en tonnen hebben gekost. Maar 't zal wel niet geven. Dit zal wel een mooie, groote delegatie worden. Want iedere fractie wil er natuurlijk zijn deel in hebben. De gehoorzame, genationaliseerde orthodoxie krijgt nu ook iets van den buit. De quaestie van het opperrabbinaat zal spoedig zijn opgelost. Er wordt onder druk van Sir Herbert en Norman Bentwich een kiescollege van twaalf man benoemd. Twee van den Volksraad, twee van den Jeruzalemschen Stadsraad, twee van de verschillende rabbijnencolleges. De uitslag is niet twijfelachtig. Leve Kuk en Meïr! Van de week is hier een van de Italiaansche Zionisten aangekomen met eenen heel mooien brief van den ouden Italiaanschen staatsman Luzatto aan de Joodsche arbeiders in Palestina. De immigratie gaat rustig door. Er zijn vereenigingen opgericht, die de plaatsing bevorderen van Joodsche arbeiders in Joodsche koloniën. De joodsche boeren betalen hun een hooger loon. Er worden keukens en woonhuizen goedkoop voor hen ingericht, opdat zij van hun loon goed kunnen rondkomen. Misschien, dat zij op die manier de concurrentie tegen de Arabieren kunnen volhouden. De meeste jonge immigranten werken nog aan de wegen. In den Joodschen landbouw, enz. zijn er 1400 opgenomen. In de joodsche koloniën vier-honderd-vijftig. In de coöperatieve groepen 340; spoorwegen: 250 havens, telegraaf, telefoon enz: 350. De Mopsen, onze vrienden van de Derde Internationale, zijn begonnen spektakel te maken te Petach-Tikvah. Dus zeg ik: ‘leven de Mopsen’. En dat zeggen zij zelven ook. | |
VII.Het Joodsch Nationaal Huis zal er wel komen. Maar 't is hier nog niet. 't Is nog héél Engelsch hier. Palestine Weekly, het Engelsche weekblad van de Doar Hajom-groep, moppert. Er zijn van half Juli tot half januari 289 benoemingen gepubliceerd van hooger personeel. Voor het grootste deel natuurlijk herbenoemingen. Daarvan Engelsch 151; Arabieren 111 en Joden 27. Ten eerste vindt het weekblad het aantal ambtenaren veel te hoog. En ten tweede veel te weinig Joden. Bij de Post, Havens, Spoorwegen en Onderwijs geen Jood in de betere rangen. Eveneens financiën. Geneeskundige Dienst van de veertig slechts twee. Politie twee van de zes-en-twintig. Justitie drie van de vier-en-vijftig. Daar is het departementshoofd nog wel zelf een bekend Zionist Norman Bentwich. Wij krijgen onze meeste ambtenaren nog uit Egypte en de Soedan. Dus zegt met mij: ‘leve Egypte en de Soedan’. Het bestuur van den Volksraad is bij Sir Herbert geweest voor dezelfde zaak. Met de ontwikkeling van het land gaat het langzaam. Al die groote fabrieken, waarover men in het buitenland leest, daar weten wij hier niet van. Er is een kleine meubelfabriek, horlogemakerij, inktfabriek. Er is een groote bouwmaatschappij opgericht te Jaffa met een kapitaal van 80.000 pond, waarvan het grootste gedeelte reeds geplaatst is. En de Engelsch-Joodsche Maatschappij ‘De bouwer’ denkt nu na den regentijd ook spoedig te beginnen. Maar het gemis aan hypotheekbanken doet zich gevoelen. Eveneens het gemis aan trams, waardoor men buiten de steden niet bouwen kan. Hoofdzaak blijft de ontwikkeling van den landbouw. Geschikt voor landbouw zijn ongeveer 2.000.000 H.A. Daarvan waren bebouwd met wintergewassen 300.000 H.A. Met zomergewassen 200.000. Geheel een kwart van de oppervlakte. Een van de oorzaken is 't gemis aan ploegdieren. Er zijn er in 't geheele land nog geen 85.000. Men moet meer en betere landbouwwerktuigen hebben. Is hier voor Holland geen markt? De opbrengst is matig. Tarwe 593 K.G. per H.A. tegen Egypte 1793. Gerst 363 K.G. per H.A. tegen Egypte 1188. Er is ook veel te weinig voedingsvee. Schapen en geitenvleesch is hier een volksvoedsel. Toch waren er slechts 18.000 beschikbaar, wilde men de kudden niet zien interen. Er is hier nog héél wat te doen. | |
VIII.En onze Arabische vrienden? Ik heb op mijn reis door Zuid-Palestina van onrust niets gemerkt. Maar men zal er mij ook wel niet bijroepen. De Palestine Weekly voorziet voortdurend de mogelijkheid van roering. En dringt aan op waakzaamheid en op kloekheid. Veertien dagen geleden zijn uit de gevangenis te Jeruzalem achttien bekende misdadigers gevlucht en meteen spoorloos verdwenen. Een enkele is gepakt. Het moet wel een complot zijn met behulp van buiten. ‘Waarvoor wil men deze geachte boeven gebruiken?’ vraagt Palestina Weekly. Ik sluit nu des avonds mijn huisje met een sleutel. Dat heb ik altijd gedaan. Er is nog altijd een anti-Zionistische Arabische pers. Maar het is moeilijk te weten, wat daar voor macht achter zit. De regeering wil het Arabische Congres te Haïfa niet erkennen als vertegenwoordiger van het volk. Daartegen wordt nu weder geprotesteerd in de couranten en in adressen. Sechem is en blijft een mooie stad. De Joden worden er geweerd. En toen onlangs een Joodsch regeeringsambtenaar te Sechem zijn werk kwam doen, landmeten, toen zei de gouverneur van Sechem, dat ook Nabloes heet, dat dit heelemaal niet noodig was. En dat zijn leven gevaar liep. Maar de ambtenaar zette door. En er is niets gebeurd. Wij hebben in ons Joodsch Nationaal Tehuis rare meubels en rare kostgangers. De Volksraad heeft zich over Sechem beklaagd bij Sir Herbert. En Sir Herbert heeft de hoop uitgesproken, dat Sechem zijn leven nog wel beteren zal. Sommigen hebben Weizmann aangeraden zich in verbinding te stellen met de leiders der goedgezinde Arabieren. Als die er zijn. Wij hebben daarvan niets bemerkt. Ook niet van een soort proclamatie aan het Arabische volk, die ons uit Egypte beloofd was. Wel heeft Weizmann gezegd, dat wij het Arabische volk alles goeds toewenschen. Maar dat zij er niet aan moeten denken, dat zij kunnen ploegen en bouwen op onzen rug. En nu maar weer afwachten, wat de resultaten zijn van Weizmann's en Sir Alfred's bezoek. Zal de Palestina-leening volteekend worden? Hoe gaat het eigenlijk met het opbouwfonds? Wij hooren, dat allerlei menschen daar ook weer allerlei baantjes aan hebben. Neen. In Holland niet. Dat weten wij hier allen. Holland is een goed land. En de Hollandsche Zionisten munten uit. Maar ze zijn een minderheid. ‘Mijn vriend,’ zei Adil Effendi: ‘wanneer gaan wij naar Holland? En denkt gij, dat men mij daar achten zal?’ |