Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 200 Wat gebeurd isGa naar margenoot+Het is gebleven, zooals het was. Wij moeten het niet overschatten. Wij moeten het niet onderschatten. Wij moeten het overwinnen. Maar men maakt stemming tegen ons in Engeland. Telkens vragen in het parlement. Erkenning van het Hebreeuwsch als officieele taal. Doel van het Palestina-opbouwfonds. Uitgaven ten laste van Engeland in Palestina, enz. Tenslotte kan eene regeering die wel pro-Zionistisch is, maar toch niet Zionistisch, allerlei achterwege laten, om van de lastige vragen af te zijn. De ‘Morning Post’ blijft stoken. Uit een hoofdartikel van Ben-Jehoedah in ‘Doar Hajom’ blijkt, dat men hier twee gewezen Palestinensische ambtenaren als aanstokers beschouwt. Kolonel Gabriëls, vroeger hoofd van landbouw. En generaal Waters Taylor, het laatst chef van den staf van den Gouverneur-Generaal Sir Louis J. Bols. En gelijk met dezen vertrokken, toen Sir Herbert kwam. Kolonel Gabriëls had altijd den naam tegen ons te zijn. Met generaal Waters Taylor was ik bekend. Ik heb meermalen iets ten goede met hem geregeld. Hij had een tijdlang den naam, als gouverneur van Galilea, zeer pro-Zionistisch te zijn. Natuurlijk zijn niet alle parlementsleden tegen ons. Een getrouw verdediger is Majoor Ormsby-Gore, die met de eerste Zionistische Commissie in Palestina is geweest. Men zegt, dat er een Engelsch Ministerie komt voor Voor-Azië, en dat majoor Ormsby-Gore de minister wordt. Dat zou goed voor ons zijn. De artikelen van de ‘Morning Post’ hebben onder zekere Arabische kringen wel indruk gemaakt. Het Arabische congres te Haïfa heeft een danktelegram gezonden aan de ‘Morning Post’. Het leek soms, of de dagen van vóór de Paaschtroebelen wederkeerden. Sir Herbert heeft eene officieele mededeeling aan alle Palestinensische bladen gedaan, waarin tegenover ‘sommige artikelen in een deel van de Londensche Pers’ uitdrukkelijk wordt verklaard, dat er geen enkele verandering is gekomen, en dat er geen enkele verandering zal komen in de Palestina-politiek van de Engelsche Regeering, gelijk hij, Sir Herbert, die bij zijn ambtsaanvaarding heeft uiteengezet. Zulke officiëele mededeelingen krijgt de pers hier geregeld. En ook fouten worden geregeld verbeterd. Vaak schijnbaar kleine. Bijvoorbeeld: toen een Joodsch blad de functie van den nieuwen politie-officier majoor Montefiore niet precies goed had omschreven. Ook belangrijker: het anti-Zionistische blad ‘El-Carmel’ te Haïfa had beweerd, dat sinds de opening van de hypotheekregisters er alleen land was gekocht door Joden van niet-Joden. De regeering heeft toen met preciese cijfers het onjuiste van die bewering bewezen. El-Carmel heeft die cijfers overgenomen en excuus gevraagd. Generaal Waters Taylor is dus nu blijkbaar openlijk onze vijand. En generaal Storrs, gouverneur van Jeruzalem, thans openlijk onze vriend? Mag het waar zijn. Ik houd van hem. Maar velen zeggen, dat hij niet altijd even eenvoudig is. Georiëntaliseerd door een lang verblijf in Egypte. ‘Great Oriental Storrs’ noemen de boozen hem, in een woordspel met de ‘Great Oriental Stores’ van Morums. Generaal Storrs is met ziekenverlof in Engeland. Maar hij schijnt weder goed beter te zijn. Hij heeft gesproken aan een ontvangstmaaltijd in een Engelsche club, onder voorzitterschap van den onder-minister van buitenlandsche zaken Harmsworth. En de Daily Telegraph, die, meenen wij, goede betrekkingen met Lloyd George onderhoudt, heeft hem zeer geprezen. Waarom ineens dat alles nu? De positie van generaal Storrs, naast of tegenover Sir Herbert, is nu héél sterk geworden. Is het gebleken, dat hij geen schuld had aan de Paaschtroebelen? De Morning Post dringt aan op publicatie van het desbetreffende rapport. De Regeering weigert, omdat dit ongewenschte hartstochten zou wakker roepen. Het rapport schijnt nu voor nader onderzoek hier te zijn. Maar generaal Storrs ziet er weder volkomen gerehabiliteerd uit. | |
II.Weder eene vergadering van den adviseerende Palestinensische Staatsraad. De apothekers zullen nader worden geregeld. Er zal een einde worden gemaakt aan het optreden van totaal onbevoegde en ongeleerde assistenten. Er zal een apothekersschool worden geopend. Ook het nieuwe politie-reglement is vastgesteld. ‘Het departement van publieke onveiligheid’ zegt men hier hoonend. Maar wat te doen? De salarissen zijn laag. De Joodsche politie-agenten verloopen. Toch is er nu een soort politie-opleiding gekomen. En er komt mettertijd een geheele politie-school. De hoofdquaestie was natuurlijk de subsidie-quaestie voor de bijzondere scholen. De regeeringsscholen zijn feitelijk Arabisch-Muselmansche. De Joden en Christenen hebben hun eigen scholen. Er zijn in Palestina ongeveer 134.000 kinderen tusschen zes en vijftien jaar. Daarvan krijgen 100.000 geen onderwijs. Er zijn 300 dorpen zonder scholen. De dorpen zullen nu scholen moeten gaan bouwen. De Regeering zal het onderhoud betalen en subsidies geven van 75 tot 300 pond per hoofd. Het eerste jaar is de regeering bereid een kwart van de benoodigde scholen te steunen. Wie dus het eerst en het beste bouwt, krijgt het eerste zijn subsidie. Moeten nu de bijzondere scholen wachten vóór ze iets krijgen, tot het geheele Arabische onderwijs opgebouwd is? Sir Herbert dacht eerst van ja. Inmiddels verklaart hij zich nu bereid ook een vierde van de bijzondere scholen te steunen met bedragen van 75 tot 300 pond. Mits die scholen zich onder regeeringstoezicht stellen. Dit is billijk. De Joden en de Christenen betalen toch hunne belastingen ook. Een van de Joodsche leden van den Raad, Kalvarisky (hij is pas in Holland geweest), wilde alle scholen tot gouvernementsscholen maken. Maar dan ook overal, waar de bevolking gemengd is, Hebreeuwsch en Arabisch gelijkelijk onderwijzen. De school zou daardoor een belangrijke taak gaan vervullen: de verschillende deelen van de bevolking van de jeugd af nader brengen. De Joodsch-nationale onderwijzers uit Oost-Europa zijn woedend over die woorden. Zij hadden zich een Joodsch Palestina voorgesteld met een soort van Arabische heloten-bevolking. Ze willen niet neutrale scholen met Hebreeuwsch als een der leertalen. Maar felle Joodsch-nationale scholen. Het Russisch-Joodsche blad ‘Haäretz’ komt tegen Kalvarisky in verzet. Eveneens de Joodsche Volksraad, die overleg wil met, en contrôle over de Joodsche leden van den Staatsraad. Er is in den Staatsraad nog een quaestie besproken, klein, maar typeerend. De Joodsche naam voor Palestina. Op postzegels en andere officieele oorkonden heet het land in het Arabisch: ‘Falestien’. In het Engelsch ‘Palestine’. In het Hebreeuwsch ‘Palestina E.I.’. De twee laatste letters zijn de beginletters van de woorden Eretz Israël: Land van Israël. Tegen die twee laatste letters heeft een van de Arabische leiders uit Sechem geprotesteerd. David Jellin daarentegen wil voor het Hebreeuwsch ‘Eretz Israël’. Hij heeft met een bewonderenswaardige belezenheid aangetoond, dat sinds eeuwen dit de Joodsche naam van het Land is. Duizenden eenvoudige Aziatische en Afrikaansche Joden kennen het woord ‘Palestina’ niet eens. Sir Herbert zegt: het enkele woord ‘Eretz Israël’ zou misschien moeite geven met paspoorten en nationaliteitsbewijzen. Vandaar, dat hij als billijke oplossing heeft aangenomen: ‘Palestina E.I.’. | |
III.De grenzen in het Noorden zijn beslist. Het is niet heelemaal Sykes-Picot. Maar 't is toch slecht genoeg. Safed en een deel van de Galileesche koloniën wordt ons tenminste niet ontnomen. Maar de grens schijnt toch weer midden door het Meer van Tiberias te gaan. De korenlanden van Hauran krijgt Frankrijk. De graanexport zal dus wel niet over Haïfa gaan, waarmede een goede retourvracht wordt ontnomen. De Litani krijgen wij niet. En van zijn water moeten wij afblijven. Volgens een nader te maken regeling zullen wij een deel krijgen van het water van den boven-Jordaan en den Yarmuck. Een regeling samen met Frankrijk, dat zich zóó anti-Zionistisch heeft getoond. Nu Frankrijk geen Fransch Palestina kan krijgen, wil het een zwak Palestina zien. Men zegt, dat Fransche invloeden in de Suezkanaalmaatschappij ook verantwoordelijk zijn voor het wegnemen van de brug over het Suezkanaal, waardoor de handel tusschen Palestina en Egypte zoo wordt bemoeilijkt. De Engelsche pers heeft ons wel willen helpen. Natuurlijk de ‘Manchester Guardian’, de courant van Harry Sacher. Maar ook de ‘Times’ en ‘Daily Telegraph’. Het heeft niet geholpen. De Engelsche pers veroordeelt de regeling. De Fransche beweert, dat Frankrijk niet gekregen heeft datgene, waarop het logisch en historisch recht had. Hier is de indruk slecht. Haäretz spreekt van een verdeeling van Palestina. Ben Jehoedah van een nationale ramp. Onze eenige troost is, dat het nog erger had gekund. Namelijk Sykes-Picot geheel. Misschien valt ook de verdeeling van het water mee. Misschien nemen gedane grenzen nog een keer. Weizmann heeft in een rede te Manchester en in een interview met Ittamar ben Awi te Londen gezegd, dat de Noordgrens binnen een paar jaar wel weer zal worden herzien. Argumenten voor die meening heeft hij niet gegeven. Misschien wordt dat nog gedaan. De Zuidgrens moet nu nog geregeld worden met Egypte, waar de stemming op het oogenblik niet zeer pro-Palestinensisch is. Lloyd George heeft gezegd, dat wij een historisch Palestina krijgen: van Dan tot Berseba. En de Oostgrens? Toen men nog dacht aan een sterke Syrisch-Arabische regeering te Damascus onder Feisoel, wilde men een directe verbinding tusschen Damascus en Mekka. Nu van Feisoels groot koningdom niets komt, bestaat die reden niet meer en zou Palestina moeten komen tot zijn natuurlijke grens: de woestijn. Maar de Hedjazbaan? El Mokattam, het groote Arabische blad in Egypte, gunt ons zelfs het watergebruik van den Yarmuck niet. En beweert, dat dit uitsluitend de Hedjazbaan toekomt. Nu Transjordanië nog niet voor vast een deel van Palestina is geworden, probeert Frankrijk daar nog een kansje te houden. In dit geheele gebied wordt geducht gewerkt met goud. En ineens hooren wij, dat eenige sjeiks te Es-Salt om Fransche bescherming hebben gevraagd. |