Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendI.Er worden ter overneming aangeboden zeven en zeventig hechte en weldoortimmerde Jeruzalemsche weesjongens. | |
II.Misschien herinneren sommige lezers nog mijne bijdrage over het weezenwerk van het Amerikaansche weldadigheidscomité. Het weezenwerk behoorde tot het mooiste werk, dat hier in Palestina werd gedaan. Nietwaar, wij spreken zooveel over den opbouw van het land. Maar wat is die waard zonder opbouw van het volk? Het jongere geslacht moet worden grootgebracht om het werk van de ouderen over te nemen, te verbeteren en te voltooien. Wij hebben hier vierduizend weezen. Wel, men kan er in het algemeen over twisten, wat beter is: verpleging in een gezin of in een weeshuis. Ik geloof, dat ten slotte héél veel afhangt van den persoon van de leiders. De gezinsverpleging is hier héél moeilijk. Schijnbaar is zij iets goedkooper dan de verpleging in een weeshuis. Maar voor het geld, dat per wees kan worden betaald, kan men geen goede gezinnen vinden. En de betere gezinnen hier zijn nog volstrekt niet doordrongen van het gevoel, dat zij gerust uit liefdadigheidszin en burgerzin zich over onze weezen mogen erbarmen. Het mooiste gedeelte van het weezenwerk wordt zeker gedaan in het jongensweeshuis van den Hollander A.H. Goldsmit. Men heeft mij, geloof ik, wel eens verweten, dat ik zooveel gemakkelijker ben in mijn blaam dan in mijn lof. Dat verwijt is juist. Maar anderzijds: wanneer ik nog altijd dit weeshuis blijf prijzen, dan hoop ik, dat men ook gelooven zal, dat dit waarlijk een heel goed weeshuis is. Ik heb u al meermalen over het weeshuis geschreven. Hoe goed de jongens er worden verzorgd naar lichaam en naar geest. Orde, vroomheid, reinheid. Allen zijn het daarover eens. Sir Herbert Samuël heeft het weeshuis tweemaal bezocht. De laatste maal samen met Lady Samuel. Ja, zeggen wij dan, ‘maar dit is ook een weeshuis onder Hollandsche leiding’. De taak van dit weeshuis gaat natuurlijk veel verder dan het opvoeden van zijn zeven en zeventig kinderen. Deze jongens zelven voeden weer hunne familie op. Bijvoorbeeld: des Zaterdags op het uur van het bezoek. Als de eerste bezoekers komen, loopt juist de morgenmaaltijd af. De bezoekers hooren, hoe vroom en gewijd de jongens Gods dankgebed zingen. Zij zien de jongens van de tafels opstaan in liefde en orde. Zij komen buiten, vrij, maar toch rustig. Dat alles heeft natuurlijk een grooten en goeden invloed. | |
III.Ik schrijf u dit alles in zoo kalme, bewogen woorden, omdat het bestaan van dit weeshuis nu wordt bedreigd. Waarlijk, de Amerikaansche Joden hebben, sinds het uitbreken van den oorlog, hunne plichten wel gedaan. Zoowel tegenover Joden als niet-Joden. Maar het wordt hun ten slotte héél zwaar, tegenover de verwoestingen in Oost-Europa. Het liefdadigheidsbudget van het Amerikaansche comité moet worden ingekrompen. En men spreekt erover, dat het na zes maanden zelfs geheel zal moeten worden stilgezet. Dan zou ook het weeshuis moeten worden gesloten. Och, de wereld zal er nog niet van vergaan. Maar er zou iets heel liefs verdwijnen. En iets liefs is altijd toch iets waard. Het weeshuis is nu bijna twee en een half jaar open. Die eerste jaren zijn de zwaarste geweest. De kinderen hadden door den oorlog zeer geleden naar lichaam en naar ziel. De meesten zijn dat nu te boven. De opbouw gaat nu stiller en gemakkelijker voort. Maar als het weeshuis nu moest worden gesloten, dan zou ongeveer alle vroegere moeite verloren zijn. Zooiets als dat men den bouw van een huis moet staken, nadat de fundamenten goed gelegd zijn. En daarom gaan wij nu de weesjongens ter overneming aanbieden. | |
IV.Ik heb heel dikwijls vriendelijke brieven van lezers gehad. Vooral over het weeshuis. En volstrekt niet alleen van Joodsche vrienden. Wij twijfelen er dan ook niet aan, of nu de nood aan het weeshuis komt, zullen velen gaarne een jongen adopteeren. De nieuwe vader of moeder zendt ons het jaargeld. En de heer Goldsmit gaat voort met het goede werk. De vader of de moeder worden dan geregeld van de vorderingen van hun pleegkind op de hoogte gehouden. Wij hebben héél goede en héél aardige jongens in voorraad. Die het geld ten volle waard zijn. En waarvan de pleegouders niet anders dan genoegen zullen beleven. Daar is bijvoorbeeld de kleine Arwesti. Een mooi Sefardisch jongentje. Hij is bij de opening van het weeshuis het eerst ingeschreven. Hij is dus nummer één. En hij draagt zijn nummer één met eere. Hij heeft nog geen één keer straf gehad in twee en een half jaar. En hij is toch heelemaal geen sufferd. Integendeel. Wie hem neemt heeft er plezier van. Wij doen hem over met garantie. Er is ook de kleine Sachs. Hij wordt nu al een groote Sachs al is hij nog pas veertien jaar. Geen van de jongens is trouwens al vijftien. Juist de moeielijke jaren. Hij is héél rustig en héél knap. Hij kan al lezen uit de Heilige Wetsrol. En ook hem doen wij over met garantie. Er is Ossia. De kleine, dikke Ossia. Wat zal er van Ossia worden wanneer het veilige weeshuis gesloten wordt! Veel valt er van Ossia nog niet te zeggen. Hij leert middelmatig. En hij eet heel veel. Wij doen hem over met de garantie, dat hij, zoo God het wil, nog vele jaren veel eten zal. Zeker is er onder de duizenden lezers van dit blad wel een, die ook graag een dikke boterham heeft, en die Ossia adopteeren wil. Dan zijn er nog de drie gebroeders Brisk. Zij hebben de nummers drie en twintig, vier en twintig en vijftig. Ik zou u raden Brisk-vijftig te adopteeren, die officieel Ben-Zion heet. Wie het meeste biedt, die heeft hem. Wij hebben ook nog de twee gebroeders Cohn. Niet zóó heel slim, maar handig en goed. De groote Cohn wil een goede timmerman worden. Wie adopteert hem? De kleine Cohn is nog te klein om te weten, wat hij wil. Maar eten, drinken en een bed moet er zijn. Wie adopteert? Gij kunt ook Klemantovsky adopteeren. Hij is moeilijk en lastig. En hij heeft steun zeer noodig. Zoo is het ook met Benkovitz. Daarentegen zijn de twee broertjes Weinberg gemakkelijk en aardig. Die garandeeren wij compleet. Maar ik vrees, ik bedoel, ik hoop, dat ze duur zullen gaan. Wie nu uit deze lijst geen keus kan doen en de keuze ook niet aan ons wil overlaten, die kan op aanvrage de geheele lijst der hechten en weldoortimmerden gratis bekomen. | |
V.En nu vraagt ge mij natuurlijk, wat het adopteeren van zoo eenen jongen dan wel kost? Wel, - men verbindt zich telkens slechts voor een jaar. Van jaar tot jaar kunnen onze adoptie-contracten worden verlengd of worden verbroken. En een beste Jeruzalemsche weesjongen, die kost niet honderd, niet negentig, niet tachtig, niet zeventig, niet zestig, niet vijftig, niet vijf en veertig, niet veertig. Die kost u dertig pond. Een kleine kunnen wij geven voor vijf en twintig. En een héél kleine voor twintig. Alles per jaar. En alles inbegrepen. Het is volstrekt niet noodig, dat één enkel persoon een jongen adopteert. Het mag ook gebeuren door meerderen. De prijs blijft één. Het mag ook gebeuren door eene vereeniging. Misschien wil de Joodsche Kerkeraad te Amsterdam wel een jongen adopteeren. Of de Nederlandsche Handelmaatschappij. Misschien de Nederlandsche Zionistenbond of de Gemeenteraad van Lutjewierum. Ik zou bijvoorbeeld mijn vrienden van Mizrachie willen aanraden dit te doen. Zij hebben mij wel eens raad gevraagd, hoe ze goed werk voor den opbouw van Land en Volk kunnen doen. Welnu, hier ligt het goede werk dan vóór hen. Dit is mooi Mizrachistisch werk. Elk pond, dat hiervoor gegeven wordt, komt zuiver en geheel den jongens ten goede. Inzamelingskosten zijn er niet. Ook geen staf van ambtenaren. Wie adopteert? | |
VI.Het zou kunnen zijn, dat iemand iets voor het weeshuis zou willen doen. En dat een adoptie van eenen héélen jongen, hem wel wat zwaar valt. Men kan ook een hoofd adopteeren. Een hoofd is twee petten. Een zomer en één des winters. En een pet is vijf shilling. Nu alles zoo duur is. Men kan ook een paar voeten adopteeren. 's Zomers kost dat niets. Want dan gaan de jongens op bloote pootjes, 's Winters betaalt de pleegvader van een paar voeten, anderhalf pond voor schoenen en kousen. Misschien zijn er onder de lezers, die geen hoofd willen adopteeren en ook niet een paar voeten. En die toch gaarne iets voor de zeven en zeventig jongens willen doen. Wel, er zijn in het lieve, nijvere Holland zoovele duizenden fabrikanten. Als ieder eens wat deed? Wij hebben bijvoorbeeld in de ‘Doar Hajom’ een advertentie gezien van ritueele bouillonblokjes van een fabriek te Watergraafsmeer. Wij willen het wel eens met een gratis kistje gaan probeeren. Wij zien in de ‘Jewish Chronicle’ advertenties van Verschure's ritueele margarine. Wij probeeren die gratis. Dekel, Dikla, Dakloe, Doekla. Het is hier welkom. Ook Hollandsche kaas. Maar zij moet natuurlijk ritueel zijn. Wij zouden ook gaarne een kistje Sunlight-zeep of zulk een soort hebben, voor in het bad. En stof voor jongens-blouses en jongensbroeken. De jongens dragen hier ook hemden. En dekens. Ja zeker, dekens. De winters kunnen hier in Jeruzalem geducht ruw zijn. En er zijn geen dekens genoeg. Ook zijn ze voor de groote jongens te kort. En wat het aardige is. Alle gewone menschen betalen hier elf procent aan inkomende rechten. Bouwmaterialen betalen drie procent. Maar weesjongens en andere liefdadige instellingen betalen geen invoerrechten. | |
VII.En zoo worden hierbij dan ter overneming aangeboden zeven-en-zeventig hechte en weldoortimmerde Jeruzalemsche weesjongens. Afzonderlijk en in partijen. Geheel of gedeeltelijk. Brieven en kisten en scheepsladingen en alles wat de adoptie van jongens, hoofden, voeten en magen raakt, gelieve men te richten aan mijzelven of aan den heer A.H. Goldsmit, directeur van het weeshuis ‘Tuschia’ te Jeruzalem, de Heilige Stad, die u allen zoo ter harte gaat. En wat die naam ‘Tuschia’ dan wel beteekent? Die naam beteekent: ‘Dat het vooruitga’. Moge ‘Tuschia’ niet ondergaan in den zwaren winter, die ons wacht. |