Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 196 KenteringenGa naar margenoot+Het kan verkeeren. Verleden jaar kwamen de slechte berichten voor ons van den Olijfberg, waar de vreemde heerschers zetelden. Militair. Maar in Londen was alles goed. Daar hadden onze leiders, om zoo te zeggen, het Engelsche ministerie in hun zak. Alles zou goed worden: grenzen, mandaat, immigratie, opbouw. Wanneer wij maar zwegen. En nu? Op den Olijfberg zetelt Sir Herbert Samuël. Wij hopen voor vele jaren. Maar de slechte berichten komen uit Londen. Er is een stemming tegen ons. De ‘Morning Post’, altijd anti-joodsch. Altijd anti-zionistisch. Ze hebben hier een berichtgever gehad. Die is héél pro-Arabisch. Dat wil zeggen: voor Palestina. In Egypte zéér anti-Arabisch. De oud-Minister Barnes, hier geweest, schrijft tegen ons. De predikant, Wittingham Napier, hier geweest, tegen ons. En voortdurend interpellaties, die ons haten. Over het Palestina-opbouwfonds en de propaganda daarvoor gemaakt door den Minister Sir Alfred Mond. Is het waar, dat het bestuur invloed wil oefenen op benoeming van den Hoogen Commissaris in Palestina? Vragen over het Hebreeuwsch. Natuurlijk geeft de erkenning van het Hebreeuwsch als officieele taal eenige moeite en eenige kosten. Vraag: waarom? Omdat in Palestina bestemd is een Joodsch-Nationaal Tehuis te worden gebouwd. En de Joodsch Nationale Taal daar officieel behoort te worden erkend. Een artikel van Lord Rothermere, broeder van Lord Northcliffe. De Balfour-declaratie dwingt Engeland in Palestina een leger op te houden van Engelschen en Indiërs, sterk achttienduizend man. Dat kost den Engelschen belastingbetaler jaarlijks meer dan zeven millioen pond. Dat deze troepen Engelsche strategische belangen behartigen, Suezkanaal, Egypte, verklaart Lord Rothermere voor onzin. Iedere beweging heeft hare vijanden. En iedere actie wekt haar reactie. Wij zullen, zoo God het wil, onze vijanden wel te boven komen. Maar dan moeten wij onze beweging heilig houden en zuiver. | |
II.De berichten uit Londen. De grenzen. Noord. Het gaat hier om een betrekkelijk kleine strook, maar die de bronnen bevat van de Litani, de Jordaan en de Yarmuk, welke volgens deskundigen noodig zijn voor de bevloeiing en de electrificatie van Palestina, terwijl zij voor Syrië geen bijzonder belang hebben. Het Sykes Picot-tractaat trok de grens zóó: van een punt halfweg tusschen Acco en Tyrus oostwaarts tot halfweg den Jordaan. Dan Zuidoostwaarts, dwars door het Meer van Tiberias naar Irbid. Vandaar Oostwaarts naar Bosrah. Safed, een van de vier heilige Joodsche steden, zou Fransch worden. Daarentegen liep de door de Zionisten verlangde grens zóó. Begint aan zee ten Noorden van de monding van de Litani. Met de Litani stroomop langs den Libanon tot een punt Oostwaarts van Sidon. Dan over naar den Hermon. En naar het Zuiden, evenwijdig aan de Hedjazbaan. Later is over een tusschengrens gesproken, die tot Metulla aan Palestina bracht. Maar het levende water aan Frankrijk. De kwestie is heel lang met wisselende kansen, ongeregeld gebleven. Dr. Weismann had zich in een interview met eenen schrijver uit New York niet zeer hoopvol uitgelaten over de grenzen en het mandaat. Maar daarna scheen de toestand weder wat verbeterd. ‘Times’ en ‘Daily Telegraph’ steunden ons. Tot de Fransche bladen met berichten kwamen, dat Engeland had toegegeven. En gisteren een telegram van de Zionistische Commissie te Londen aan de Zionistische Commissie hier: ‘De regeling van de grenzen van Eretz-Israël is niet, gelijk wij gehoopt hadden, maar toch ook niet gevaarlijk.’ Meer weten wij officieel tot dusverre niet. Er zijn al weer on-officieele troostberichten gekomen. Fransche en Zionistische ingenieurs zouden samen de kwestie van de waterwellen nog nader regelen. Palestina zal krijgen, wat het noodig heeft. We zullen er maar weer het beste van hopen. Waarom is Frankrijk zoo tegen ons geweest? Om in het Oosten te laten zien, dat het zijn wil weet door te zetten tegen Engeland? Om de Groot-Libaneezen te bevredigen? Anti-Zionisme? Gouraud? Een emotie. De ‘Doar Hajom’ van 24 November had met groote letters op de vóórpagina: ‘Gouraud eischt in het parlement een krachtige Zionistische immigratie en een Joodsch verdedigingsleger.’ En binnenin een telegram van den bijzonderen berichtgever uit Parijs: ‘Gouraud heeft uiteengezet, waarom Frankrijk in Syrië zulk een groot en duur leger noodig heeft. Vereeniging van Mustapha Kemal Pasja met de Bolsjewieken. Misschien een aanval op Syrië en Palestina. De politiek van Frankrijk en Engeland moet nu zijn, met alle middelen een groote Joodsche immigratie naar Palestina te bevorderen, en een Joodsch verdedigingsleger te vormen, dat deze landen verdedigen zal tegen het Bolsjewieksche-Kemalistische gevaar. Generaal Gouraud eindigde zijn rede met een oproep aan de Fransche Zionisten om te ontwaken uit hunnen slaap en de Zionistische propaganda te steunen.’ Tot zoover het telegram in de ‘Doar Hajom’. Generaal Gouraud Zionist. En het Joodsche volk de verdediger van Engelsche en Fransche belangen in Voor-Azië. Ben Jehoedah schreef er dadelijk een enthousiast hoofdartikel over. Maar ziet: daar komt het tweede dagblad ‘Haäretz’. Zij verklaren in alle groote Fransche couranten verslagen van de rede van Gouraud te hebben gelezen. Maar geen enkele courant had deze passages. Hoe zit dat? De ‘Doar Hajom’ heeft al een antwoord beloofd. Het telegram uit Parijs van hunnen berichtgever heb ik trouwens zelf gezien. | |
III.Binnen onze grenzen. Welke rechten? Het mandaat. Velen achten de termen van het mandaat van bijkomstige beteekenis. In dit land hangt bijna alles af van den persoon van den Hoogen Commissaris, zoolang de regeeringsvorm niet parlementair is. Een ongunstig mandaat met bijvoorbeeld Sir Herbert is beter dan een gunstig met bijvoorbeeld Lord Rothermere als Hooge Commissaris. Anderen willen daarentegen in het Mandaat van den Volkerenbond aan Engeland reeds gunstige voorwaarden zien vastgelegd voor den opbouw van een Joodsch-Nationaal-Tehuis. Of in een aparte overeenkomst tusschen Engeland en de Zionistische Organisatie. De ‘Jewish Chronicle’ heeft altijd een goed geschreven mandaat voorgestaan. Ook Jabotinsky. Hij vraagt onder anderen een recht van voordracht of aanbeveling bij de benoeming van eenen Hoogen Commissaris. En een Joodsch Legioen. Hoe ziet het mandaat eruit? Een officieel telegram van de Organisatie te Londen zegt: ‘Het mandaat over Eretz Israël is vastgesteld in eenen vorm, die onze verlangens in een voldoende mate bevredigt. Het is naar Genève gezonden naar den Volkerenbond.’ Héél enthousiast is dit niet na het propagandistische enthousiasme voor de Balfour-declaratie en San Remo. Misschien hadden onze leiders beter gedaan, wanneer zij wat meer op het Joodsche Volk hadden gesteund. Maar alles is in het geheim verhakstukt. De Fransche regeering en Lord Curzon zijn door dr. Weizmann steeds voorgesteld als onze vrienden. In den laatsten tijd heeft dr. Weizmann zich beklaagd over gemis aan steun bij het Fransche Jodendom. De ‘Jewish Chronicle’ daarentegen weet, dat de Fransche regeering niet naar de Fransche Joden heeft willen luisteren. | |
IV.De grenzen. Het mandaat. Sir Herbert zet zijn opbouw voort. Het nieuwe civiele bestuur heeft zijnen vorm nu ongeveer gekregen. Wij zullen kunnen zien, wat het uitwerkt. Maar ook hij kan zonder hand geen vuist maken. De Raad van State is weder bijeen geweest. Men heeft gesproken over den nieuwen stedenbouw, over landoverdracht en landprijzen. Over de politie. Maar er begint al critiek te komen. Een deel van de Arabieren beklaagt zich, dat de Raad is benoemd en niet is gekozen. Ze hebben dus geen recht in naam te spreken van het volk van Palestina. Van andere zijde is er weer aangemerkt, dat de landbouw onvoldoende vertegenwoordigd is. Van ouds was de landbouw hier het zwaarst belast. De Raad moet streven naar een billijker belastingstelsel. Maar geen der leden is wat landbouw betreft, voldoende deskundig. Sir Herbert. De onvermoeide. Hij heeft nu alle belangrijke plaatsen bezocht. Als laatste, Beer-Sheba. Een mooie speech: Koning George heeft veertig jaar geleden Palestina bezocht. En hij heeft Sir Herbert verzekerd, dat hij nog steeds veel belang stelt in het land. Eenige dagen geleden heeft Sir Herbert eenen brief van den koning gehad, waarin deze zijn vreugde uitspreekt over den vooruitgang des lands. De Engelsche regeering zal den godsdienst en de gebruiken van de Bedoeïenen natuurlijk respecteeren. De conscriptie is afgeschaft. Daarna beloofde Sir Herbert, als herinnering aan zijn bezoek, herstel van de Bron van GalaskaGa naar voetnoota). En als persoonlijke gift van hem zelven, een tapijt voor de Moskee. Een bezoek aan Sechem, met generaal Deedes, den staats-secretaris. Het bestuur van de Arabische Club, die tevens de leden van den gemeenteraad zijn, heeft een memorandum overhandigd met de navolgende eischen: alle Zionisten uit het Land jagen; alle Joodsche banken sluiten; Palestina een volkomen autonomie geven, gelijk Egypte; de grenzen van Palestina niet uitbreiden. 's Middags vroegen deze leden van dezen welwillenden gemeenteraad Sir Herbert in den stadstuin op de thee. Een welwillende speech. Sir Herbert was verheugd, dat het dien dag juist de geboortedag was van den profeet Mohammed. Een Mohammedaansch feest. Hij beloofde alles te zullen doen wat hij kon, om Sechem tot bloei te brengen. Hij prees het klimaat en de ligging der stad. Alle aanwezigen applaudisseerden. Men bleef een uurtje bijeen. Vriendschap en prettige gesprekken. Het geval heeft bij sommige Joden een pijnlijken indruk gemaakt. Sechem is anders wel eene mooie stad. Eenerzijds lezen wij, dat de bewoners van Sechem blijven bij hun besluit de Joden met alle middelen te weren uit de stad. Maar anderzijds: de Joden hebben in Sechem eene school geopend voor de kinderen van de Samaritanen. Een Joodsch reiziger, die toevallig te Sechem eenige uren wachten moest, vroeg eenen Arabier den weg naar die school. En ziet, deze Arabier bleek een vriend, ja, een bewonderaar van de Joden te zijn. Welk een mooie stad. De pessimisten en de optimisten. De propagandisten en de défaitisten. Ieder vindt zich in Sechem wel wat. Dus: leve Sechem. Sir Herbert dan, de onvermoeide. Vóór hij naar Sechem ging, heeft hij hier den Groot-Mufti gefeliciteerd met het Feest van Mohammed. En vele bezoeken. De muziekschool. Het Instituut Pasteur. Het weeshuis van den heer Goldsmit. Maar daarover schrijf ik nog. | |
V.Het Hebreeuwsch is nu als derde officieele taal erkend. Zestig Joodsche koloniën en nederzettingen zullen in het vervolg met hunne Joodsche namen worden genoemd in officieele stukken. En niet meer met hunne Arabische. Wij verheugen ons. Natuurlijk zijn ook hier uitwassen. Menschen, die onder elkander geen Hebreeuwsch spreken, maken moeilijkheden, wanneer ze op een bureau of zoo niet in het Hebreeuwsch worden te woord gestaan. Dan schrijven ze Joodsch-Nationale stukjes in de courant enz. Maar geld geven om Hebreeuwsche avondlessen in stand te houden? Zelfs de boosaardige Gemeenteraad van Jaffa heeft nu een Joodschen klerk aangesteld. En geeft desverlangd Joodsche kwitanties af voor belastingen. Dr. Josef Klausner. Leerling van Achad Haäm. Redacteur van ‘Haschiloach’. Hij heeft hier onlangs een héél mooie rede gehouden over: ‘De rechten van onze taal en de plichten van ons allen.’ De erkenning van het Hebreeuwsch als officieele taal, noemt hij eene gebeurtenis van allereerste beteekenis, die echter veel te weinig aandacht heeft getrokken. Een onrecht is het, dat het Hebreeuwsch officieel altijd onderaan komt. Maar de Joden zelven houden hunne taal niet hoog. Ze spreken nog veel te veel Arabisch, Jiddisch of Spanjoliet. De orthodoxe Joden protesteeren wanneer de Sabbathwetten en de spijswetten in het openbaar worden geschonden. Zoo heilig als deze wetten, moet ons ook de taal zijn. In nationalen zin moet het Hebreeuwsch ons een Heilige taal zijn. Geen volk is een volk zonder taal. Allerlei gevaren bedreigen het Hebreeuwsch. Waarvan een: de toenemende zucht der jongeren Engelsch te spreken. De lezing werd gehouden voor de Vereeniging ‘Onze Taal.’ Die zou veel willen doen. Maar kan niet veel doen. De Zionistische commissie geeft geen geld meer. Maar de groote moeilijkheid is deze: onder elkander zullen de Joden wel leeren Hebreeuwsch te spreken, vooral de hier geborenen, en zij, die uit verschillende landen komen. Maar overigens, de Joden kennen te veel vreemde talen: Arabisch, Engelsch, Fransch enz. Wanneer ik iets te bespreken heb met een Engelschen ambtenaar, dan is het dwaasheid, wanneer ik Hebreeuwsch ga spreken met een tolk. Ik zou zelf de tolk kunnen zijn. Zoo iets gebeurt ook wel. Ik heb gehoord van iemand, die uit principe Hebreeuwsch sprak met een Engelschen ambtenaar en zelf als tolk is opgetreden. Trouwens, de Arabieren spreken in gemengde vereenigingen volstrekt niet altijd Arabisch. De ouderen kennen Fransch. De jongeren Engelsch. Het aantal van die gemengde vereenigingen neemt toe: artsen, apothekers, sinaasappelkweekers enz. In de laatste apothekersvergadering zijn blijkens een courantenverslag de volgende talen gesproken door de opvolgende sprekers: Fransch, Fransch, Fransch, Engelsch, Fransch, Hebreeuwsch vertaald in Engelsch, Arabisch (afgevaardigde Haïfa), Arabisch (idem Sechem), Fransch, Engelsch, Fransch, Engelsch, Fransch, Engelsch, Engelsch. Eén Hebreeuwsche redevoering van den vertegenwoordiger der Joodsche Artsen-vereeniging. Terwijl toch een groot gedeelte der aanwezigen Joden waren. | |
VI.Dat Sir Herbert zich zoo openlijk als Jood belijdt, doet ons natuurlijk goed. Al vreezen wij soms, dat hij ook hierin te veel politiek mengt. Verleden week is de oudste zoon van Sir Herbert getrouwd. Den Zaterdag te voren is de familie naar de Synagoge, genaamd de Choerwe, gegaan. En is de bruidegom voor de Thora geroepen. Goed. Maar een eerbejag en een kleine drijverij als daar achter zit. De macht in deze synagoge is in handen van de met de Zionistische commissie verbonden orthodoxie. Onder leiding van den rabbijn Kuk en den hotelhouder Jerachmiël Amdursky. Natuurlijk wordt het andere gedeelte van de orthodoxie uitgesloten. En de enkelen, die men om hunne positie niet passeert, gaan niet. Nooit heb ik mij eenen rabbijn kunnen voorstellen als den rabbijn Kuk, die zóó ijdel alle waardigheid wegwerpt. Hij mag dan overigens een groot geleerde zijn. Sir Herbert steunt hem, omdat Sir Herbert eenheid onder de Joden wil bevorderen, en hij meent, dat de minderheid zich nu maar aan het ijdele gezag van den rabbijn Kuk onderwerpen moet. Dat wil zeggen: de Ashkenasiem. De Sefardiem blijven voorloopig nog vrij. Hun ijdele hofrabbijn is R. Jacob Meïr, gewezen Chacham Baschi van Saloniki. Van de minder ijdelen R. Chaïm Sonnefeld, R.J.B. Horovicz, R.A. Pilosoph, R. Ben Zion Koënka bemerkt men bij deze gelegenheden niets. Gewone Sabbathdagen zijn er in deze groote synagoge misschien een dertig man. Op ijdele Sabbathdagen zijn er honderden. En is er zelfs een keer gefilmd! Dat is het hedendaagsch Jeruzalem. Om de Sefardiem een genoegen te doen heeft Sir Herbert ook eenmaal hunne synagoge bezocht. Dan is R. Jacob Meïr de eerste hofrabbijn en R. Kuk de tweede. Dat Sir Herbert daarna uitrust in het hotel van den eerwaarden Jerachmiël, wie zal 't laken? Alles is er keurig schoongemaakt voor dezen. Men wordt er deftig. Het personeel wascht zich al om den anderen dag. | |
VII.De Joodsche Landvoogd. Toen Sir Herbert hier verleden jaar als bezoeker was, hebben wij reeds met hem gesproken over Joodsche gemeentebelangen. Hij had toen een idee van de eenheid, religieus en nationaal van alle Joden. Jeruzalem had in het buitenland eenen slechten naam als eene Joodsche twiststad. Daaraan moet zoo mogelijk een einde komen. Nu als Hooge Commissaris werkt hij deze gedachte uit. De Agoedath Israël-orthodoxie zal, vreezen wij, wel min of meer in de verdrukking komen. Er is ten eerste de organisatie van de religieuse gerechtshoven der verschillende Joodsche en niet-Joodsche gemeenten. In zake van familierecht en erfrecht hebben deze religieuze rechthoven jurisdictie. Er zijn zelfs gevallen, waarin de Mohammedaansche religieuse hoven rechtsmacht hebben over andersdenkenden. Men wil deze geheele materie nu opnieuw regelen. Natuurlijk een teedere en gevaarlijke quaestie, waarbij allerlei gevoeligheden moeten worden ontzien. En wij zijn niet zeker, dat alle raadsleden van Sir Herbert hem zullen raden alle Joodsche gevoeligheden gelijkelijk te ontzien. Wat er precies gebeuren zal, staat nog niet vast. Er zijn commissies benoemd. Maar daarin nooit iemand van de Agoedath Israël-kant. Een van de mogelijkheden is deze: er komt slechts ééne door de Regeering erkende Joodsch-godsdienstige organisatie. Met een erkende juridische organisatie over het geheele land. Aan het hoofd komen twee rabbijnen. Waarschijnlijk de twee hofrabbijnen. Voor de Aschkenasiem de Rabbijn Kuk. Voor de Sephardiem R. Jacob Meïr. Tenzij men, honoris causa, eerst den ouden, doodzwakken R. Chaïm Eljasar benoemen zal. Joodsche gemeenten buiten dit verband zullen niet worden gehinderd. Er zal volkomen godsdienstvrijheid zijn. Maar ze zullen ook niet officieel worden erkend. Wat beteekent dat: niet gehinderd. En niet erkend. Een onaangename toestand van halven boycot, die de leden, behalve de zeer vasten, wel tot uittreden dwingen zal. De Rabbijn Kuk krijgt nu zijn zin. Merkwaardig: toen hij gedurende den oorlog rabbijn eener kleine gemeente te Londen was, wilde hij niet onder den opperrabbijn van Engeland staan. Nu dwingt hij eene minderheid hier te staan onder hem. De Agoedath Israël-orthodoxie is ontstemd. De Balfourdeclaratie garandeert de rechten der niet-Joodsche Palestina-bevolking. Eveneens der buitenlandsche Joden. Maar niet van de Palestinensische Joden, die zich niet willen schikken in een nationaal-Joodsch verband. De Chacham Baschi zal nu wel verdwijnen. Niet alleen hier. Maar ook in andere plaatsen van Palestina. De Commissie heeft al voorstellen in dien zin gedaan. Had de Agoedath Israël meer invloed, dan zou men een gedeelte van de Palestinensische orthodoxie meer ontzien. | |
VIII.En zoo zijn we vandaag dan maar weer naar den Grooten Heer van den Olijfberg gegaan om dit en dat uiteen te zetten. Het is nu heel koud in Jeruzalem. Een vochtige, mistige kou. Veel zieken. Wij ook zijn half ziek, mijn politieke vriend Ruben Schelomo Jungreis, en ik zelf. Het is precies een dag om aan rabbijnenpolitiek te doen. Wij hebben, wat te zeggen, te voren besproken met den opperrabbijn R. Chaïm Sonnefeld. In het rijtuig, de wegen op, zwijgen wij nu maar. O, wat is de wereld koud. Waar is de zomer? Waar is de zon? Er zijn ploegers. Er zijn zaaiers. Maar alles is bedroefd en bezwaard in dezen natten mist. Mijn lieve, politieke vriend siddert in zijn rooden Sabbathkaftan met den smallen rand van bont. De Groote Heer ontvangt ons zeer vriendelijk. Hij kan R. Ruben Schelomo niet sparen. En hij zal R. Ruben Schelomo niet sparen. Maar hij zal alles vriendelijk doen. En héél beleefd. Hij herhaalt dus de formule: ‘niemand zal worden gedwongen, maar slechts ééne organisatie zal worden erkend.’ Hij wijst erop, dat de Joodsche gemeente in Jeruzalem altijd verdeeld en betwist is geweest. Daar moet nu een einde aan komen. Toen Titus Jeruzalem belegerde, waren de Joden verdeeld door twist. Een feit, dat ons na bijna twintig eeuwen: nog smartelijk heugt. Maar Sir Herbert ziet zelf, dat de zaak heel moeilijk is en heel gecompliceerd. Daarom heeft hij ons ook de voorstellen van zijne Commissie toegezonden. En wij kunnen een bezwaarschrift indienen, waarop acht zal worden geslagen. Wij gaan. De Groote Heer belast ons met zijne groeten aan R. Chaïm Sonnefeld. Een kleine pleister op een groote wond. Door wind en mist rijden wij naar beneden. Juist een goede dag om te doen aan rabbijnenpolitiek. (Slot volgt) |