Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 192 DagenGa naar margenoot+De Joodsche landvoogd met zijn familie gevestigd. Lady Samuel is begonnen enkele officieele bezoeken te brengen. Ook zij heeft overal eenen goeden indruk gemaakt. En hun oudste zoon, die hier in de Regeering werkt, gaat trouwen. Zóó maar met een Joodsch meisje uit Jaffa, de dochter van eenen bank-ambtenaar. ‘Uit liefde,’ zeggen alle nette moeders van Jeruzalem. Iedereen vindt het romantisch en niemand is jaloersch. Sir Herbert is weer aan het werken gegaan. Eene zitting van den adviseerenden Staatsraad. Er is gesproken over de tabak. Zoolang Palestina tot het Turksche regie-gebied behoorde, was hier geen tabaks-teelt en waren er geene sigaretten of sigarenfabrieken. Algemeen is men thans tegen een nieuwe regie. Eene beslissing kan niet worden genomen zonder de Londensche autoriteiten, in overeenstemming met de bepalingen van het Turksche Vredesverdrag. Vestiging van credietbanken. Sir Herbert is in onderhandeling met kapitalisten in Egypte, Engeland en Amerika. Maar kan nog niets zeggen over de resultaten. Onderwijs. Sir Herbert wil zorgen voor scholen binnen het bereik voor ieder kind in Palestina, uitgezonderd afgelegen districten. Er moeten opleidingsscholen voor onderwijzers zijn. Maar de kosten! Want de niet-regeerings-scholen beginnen ook subsidies te vragen. De Joodsche scholen moeten dit wel doen, nu de Zionistische Organisatie de kosten van het onderwijs niet dragen kan. Sir Herbert wil de bijzondere scholen laten wachten tot na de vestiging van een voldoend aantal regeeringsscholen. De politie. Dat is hier het zwakke punt. De salarissen zijn gering. De veiligheid is niet overal even goed. In Jaffa en Zichron-Jaäcob is weer goed gestolen. Wij hebben wel een reus van een politiechef, kranig op een prachtig paard. Maar geen goed opgeleide politie en geen modern-wetenschappelijke opsporingsmiddelen. De vrouwelijke advocaten. Kolonel Norman Bentwich, hoofd van de Justitie, brengt die vraag aan. Hij is vóór de toelating. Er is al een aanvrage. Wat denken de leden ervan? Tegen. Kolonel Bentwich wijst erop, dat er wel vrouwelijke artsen zijn. Is het nu logisch vrouwelijke advocaten te weigeren? Ze zullen trouwens alleen worden toegelaten voor de regeeringsrechtbanken en niet voor de godsdienstige Shérie-rechtbanken. De spoorwegen. Daar wordt erg over gemopperd. Waarom vertrekt de trein naar Egypte om vijf uur des morgens? Omdat hij op een bepaalden tijd over de brug over het Suezkanaal moet. De kanaalmaatschappij wil die geheele brug weg hebben, die alleen als oorlogsnoodmaatregel is gebouwd. Men denkt nu over ponten. Waarom duurt de reis van Jaffa naar Jeruzalem zoo lang? Omdat wij geen locomotieven hebben onder de veertig jaar. Maar het wordt beter. De watervoorziening van Jeruzalem. Die was allang niet mooi, maar met de gehoopte uitbreiding van de stad wordt het nog slechter. Men heeft nu de oude Vijvers van Salomo bij Bethlehem weer voor den dag gehaald. De middelste vijver wordt schoongemaakt nog vóór den grooten regentijd. En dan kunnen wij weer drinken. | |
II.Men is begonnen het budget voor het nieuwe jaar op te stellen. Waar komt ons geld vandaan? Waar gaat het heen? Onze voornaamste inkomsten zijn de invoerrechten en de tienden. Maar het tarief belemmert den invoer van machines en halfbewerkte materialen. En de tiend belemmert het in cultuur brengen van nieuwen grond. Terwijl er bovendien nog met de heffing wordt geknoeid. Een grondbelasting is beter. Voorts directe inkomsten- en successiebelasting. De financiën zijn voor Sir Herbert een zware taak. En de grenzen. Nog altijd niet vastgesteld. De Palestinensers beweren, dat het Sykes-Picot-tractaat levensdoelen van Palestina afsnijdt; de wateren van de Litani, die noodig zijn voor bevloeiing en de electrische kracht. De Syriërs beweren, dat het tractaat onhoudbaar is voor Syrië. Trouwens: het tractaat schijnt toch losgelaten te zijn. Maar hoe de Noordgrens nu loopen zal? Men zegt: halfweg tusschen Akko en Tyrus. Generaal Gouraud is naar Parijs. Hij heeft een mooie proclamatie uitgegeven, waarin hij alle weldaden opsomt, die Frankrijk aan het verdeelde en gevierendeelde Syrië heeft bewezen. Slot: een schimp aan Feisoel. De Joodsche kolonisten zijn teruggekeerd naar Metullah en de andere nederzettingen in het Noorden, die in het voorjaar door de Arabieren zijn aangevallen. Het is daar thans alles volkomen rustig. Maar 't gebied is gescheiden van Palestina en dat willen wij beter niet. Het is goed, dat de Joodsche kolonisten zijn teruggekeerd en onze nationale rechten daar handhaven. De Noordgrens. Maar de Oostgrens, het Transjordaansche. Wat gebeurt daar? Sir Herbert heeft dit gebied bezocht en oefent er thans nog invloed uit, maar een deel van Palestina is het niet. Over het algemeen willen de Transjordaansche Hoofden wel vrede en ontwikkeling. Men zegt, dat ze niet anti-Joodsch zijn en zelfs, dat ze gedurende de Paaschdagen in onderhandeling hebben gestaan met dr. Weizmann. Het bezoek van Sir Herbert heeft hen teleurgesteld. Zij wilden een ordelijk Engelsch bezettingsleger en een ordelijke Engelsche gendarmerie. Maar het schijnt, dat men in Londen niets wil, dat de Engelsche belastingbetalers op kosten jaagt. Bezuinigen, bezuinigen. En bezuinigen. Vandaar, dat Sir Herbert niet meer kon doen, dan enkele bekwame Engelsche officieren zenden, zonder leger en zonder geld. Op den duur zal dat niet gaan. Men zegt, dat afgezanten van koning Hussein en Emir Feisoel geducht werken in het Transjordaansche. Wij hooren, dat Arabische legers Amman en Maän hebben bezet. Dat Frankrijk troepen concentreert. Precies weten doet niemand het. De Regeering zwijgt. Voor-Azië is niet rustig. In Griekenland Venizelos af en koning Konstantijn op. [Waar]schijnlijk een minder agressieve politiek tegen Moestapha Kemal Pascha, die Batoem heeft bezet. En daardoor dichter bij de bolsjewiki is gekomen. Generaal Wrangel verslagen. Bolsjewieksche oorlogsbuit te Sebastopal, dichtbij Batoem. Wij zien weer de mogelijkheid van Bolsjewieksch-Turksch-Arabische ontvoeringen. En wat wil Egypte? Indië? | |
III.De grenzen? En binnen de grenzen, welke rechten, welk mandaat? Wij vreezen, dat het mandaat ons niet veel goeds brengen zal. Eerst een alarmeerend artikel van Jabotinsky. Nu weer van den arbeidersleider Georges N. Barnes, die minister was tijdens de afkondiging van de Balfour-declaratie. Ik heb Barnes hier gedurende de Paaschdagen gesproken. Hij was toen voor het Zionisme minstgenomen ongematigd onverschillig. In een boek, onlangs uitgegeven, toont hij aan, dat de Balfour-declaratie zoo wat niets beteekent. En zeker geen Palestina zóó Joodsch als Engeland Engelsch is. De ‘Jewish Chronicle’ is boos en komt met allerlei verklaringen om te laten zien, dat indertijd héél wat meer is bedoeld, dan Barnes nu zegt: dr. Weizmann, Sir Herbert, Lord Robert Cecil, Sir Mark Sykes, Lord Rothschild. Wel, zegt de ‘Chronicle’: ‘als dat waar is, wat mr. Barnes nu schrijft, dan aarzelen wij niet te zeggen, dat een gemeener en leelijker streek zelfs in de politiek nooit is gespeeld dan Engeland dan zou hebben gespeeld met het Joodsche Volk.’ Dr. Weizmann schijnt van een mooi mandaat ook al niet meer zoo zeker te zijn. Hij eischt, dat iedere duim land, die vrij is in Palestina of vrij kan worden gemaakt, ter beschikking van de Joodsche massa's zal worden gesteld. Hoe? Gratis? Geld hebben wij niet. Hij vraagt ook een voorkeur voor de Joden ten aanzien van den aanleg van publieke werken. Hij zegt: ‘Het Joodsche Volk is bereid millioenen te steken in de zandvlakten, de woestijnen en de heuvels van Palestina.’ Die bereidwilligheid zien wij juist, helaas, niet. Het Joodsche volk kan of wil niet. Wij beleven hier juist weder eene verscherping van de geldcrisis. Wat willen we dan eischen? Alles is héél eenvoudig. Wij moeten kunnen en willen. Of ondergaan. | |
IV.En wij zelve, wat krachten zien wij in ons zelve, hier? Idealisme? Toewijding. Neen. Hebzucht en zelfzucht. Onze Volksraad vraagt drieduizend Pond voor zes maanden, in eenen tijd, dat men zich niet keeren kan van den geldnood. Het geld gaat weer weg aan bureaux en ambtenaren. Er zijn allerlei menschen uit Oost-Europa hier gekomen, een intellectueel proletariaat. Met hun handen werken kunnen zij niet. Voor hun hoofdwerk is hier geen plaats. In hunne landen zijn zij altijd goede Zionisten geweest. Zij kennen de leiders al van jaar op jaar. Komen ze hier, dan kan men ze niet laten sterven van honger. Men geeft ze een baantje. Maar er is geen geld meer. Nu worden ze ontslagen en zij zijn in grooten nood. Wij gaan eenen winter tegen, die ons lang heugen zal. Hebben wij dan niet wat anders te doen dan drieduizend pond voor eenen Volksraad, die best nog héél wat wachten kan? Anderzijds leven er weer enkelen van dien Volksraad. En kan men hem beschouwen als een vorm van moderne chaloeka. Het geld zal er wel komen. De ambtenaren en de onderwijzers, de meest-nationaal-voelende elementen, hebben zich ervoor gespannen. En dan zullen de meesten hun gaven, minstens één shilling, wel geven, om niet in een zwart boekje te komen. De Volksraad. De Joodsche Stadsraden. Ook daarin moeilijkheid, nu het geld opraakt en er geen gevers meer zijn om te heerschen en geene ontvangers om beheerscht te worden. In Haïfa liggen de Sefardiem met de Aschkenasiem overhoop. In Jaffa willen de orthodoxe leden niet aan de zittingen mededoen, omdat er eene vrouw gekozen is. En Jeruzalem? Geldnood. Onlangs is er een vergadering gehouden. Een behoorlijke staat van inkomsten en uitgaven is niet overgelegd. De voorzitter heeft medegedeeld, dat men genoodzaakt is geweest ambtenaren te ontslaan en in salaris te verminderen. En aan het slot van den avond heeft men besloten (lachen, lachen, lachen.) een gesalarieerd leider van het bureau te benoemen. | |
V.De economische toestand is niet goed. Sommige prijzen dalen. Het meel is gedaald van veertien en een halven piaster tot dertig piaster den rotel. Een piaster is ruim twaalf cents. En een rotel is drie K.G. In het algemeen dalen de prijzen minder dan in het buitenland. De kleine kooplieden willen niet met verlies verkoopen. Ze houden vast, zoolang ze kunnen. Tot de breuk en de klap komt. Soms worden de prijzen ineens speculatief opgezet. Bijvoorbeeld suiker in één dag met vijftien percent. De Regeering heeft toen inlichtingen bij de kooplieden gevraagd. Onlangs is hier de prijs van de petroleum óók opgezet. Maar die dat gedaan hebben zijn gestraft. Petroleum is om zoo te zeggen een volksvoedsel. Steenkolen en houtskolen zijn duurder. De ambtenaren lijden natuurlijk weer van de duurte. Ook de onderwijzers. Ze worden betaald volgens de oude salarisregeling en niet volgens de nieuwe, die te Londen aangenomen was. Dat salaris is onvoldoende. En nu het onderwijs hier bij gebrek aan geld niet wordt uitgebreid, zijn er onderwijzers te veel en te veel. Tegen de duurte wil men nu strijden door middel van coöperatieve vereenigingen. Dat is goed, zoolang het werk vrijwillig wordt gedaan. Maar wij vreezen, dat het weder zal nederkomen op een stel ambtenaren. Er is hier te veel hongerend en hunkerend intellect. De immigratie gaat maar altijd door. Van landbouwkolonisatie is geen sprake. We zullen blij zijn, wanneer we den winter doorkomen met het wegenwerk en ander werk van de Regeering. Van de week stond een chaloetz (= pionier) uit Wilna als schoenpoetser voor de deur van de Zionistische Commissie. Een papier op zijn pet: ‘De laatste poging van eenen chaloetz’. Een boosaardig artikeltje van ‘Doar Hajom’ tegen Oessiskin. Allerlei gevallen van andere immigranten uit Noord-Afrika en Azië, die Palestina weer hebben verlaten, omdat er niets klaar was. Vele Oost-Europeeërs zouden ook teruggaan als ze maar konden. Al zijn er ook, die in een ongenaakbare blijdschap en macht aan de wegen blijven werken. Over de chaloetziem loopen de meeningen zeer uiteen. De Zionistische Onderzoekingscommissie: De Lieme, Julius Simon en Robert Szold heeft eenige wegwerken bezocht. Vele chaloetziem hebben op hen eenen zeer goeden indruk gemaakt. Zij gevoelen zich echt de Bouwers van het Land. Anderzijds wordt in de arbeiderspers zelf geklaagd. Vele chaloetziem willen alleen werken op tijdloon. Niet op stukloon, omdat ze dan harder werken moeten. Ze beschouwen de voorschotten voor reisgeld enz. als geschenken, en zij denken niet aan teruggave. Ze zijn onverschillig voor het Hebreeuwsch en voor algemeene belangen. | |
VI.De verzorging van de chaloetziem heeft langen tijd zeer geleden door de verdeeldheid der arbeiders in drie groepen, waarvan de derde, een bolsjewistische, niet talrijk, maar lastig is. De beide groote partijen hadden ieder een eigen werkbureau met ambtenaren. Ziekenkassen enz. Alles dubbel. Er worden nu pogingen aangewend alle arbeiders, of althans de twee groote groepen te vereenigen. Een algemeen arbeiderscongres komt bijeen. In afwachting staken we. De boden van de scholen te Jaffa staken. Want iedere school heeft een bode. Ik ken hier een armenschool met ongeveer driehonderd leerlingen. Er is een hoofd. Een secretaris. Een bode. En een heer, die de kinderen slaat en spellen leert. En die op mijn vraag naar een nadere omschrijving van hoogstdeszelfdes positie antwoordde: ‘Ik ben de econoom van de school.’ En op mijn vraag: ‘Maar wat is dat dan, een econoom?’ Het antwoord: ‘Ja, u kunt wel zoo veel vragen. Mijn vader en mijn grootvader zijn het ook geweest.’ Geen wonder, dat de schoolboden te Jaffa staken. Ook de arbeiders aan de bonbonfabriek staken. De staking aan het wijnwerk te Rischon-le-Zion is voorloopig uit. De ontslagen arbeiders zijn weder aangenomen. Er is een arbitrage-commissie benoemd, die definitief beslissen zal. Natuurlijk een wreede verbittering tusschen de arbeiders en de kolonisten. Een bitter artikel van Ben Jehoedah in Doar Hajom. Hij wijst erop, dat de kapitalisten op deze wijze worden afgeschrikt bedrijven in Palestina aan te vangen. Daar zijn al voorbeelden van. Wie emigreeren kan, emigreert. Ten slotte een leeg land met onmogelijke arbeiders. En een vreugde onder de Arabieren, die zien, dat ze zich bang hebben gemaakt voor niets. De houding van de regeering verschilt van de houding der Nederlandsche Regeering. De werklieden hebben de bonbonfabriek afgezet. Zij laten de patroons binnen, maar niet de werkwilligen. Niet alleen, dat de politie de werkwilligen niet binnen brengt. Maar de gouverneur van Jaffa heeft uitdrukkelijk verklaard, dat de arbeiders het recht hebben dit te beletten, en hij heeft den patroons verzocht niet met geweld werkwilligen in de fabriek te brengen. Niet iedereen is met deze politiek ingenomen. Sommigen zeggen, dat Sir Herbert dit zoo wil. Hij wil tot iederen prijs onrust in het land vermijden. En vooral daden van geweld tusschen Joden en de politie, hetzij Joodsch, hetzij Arabisch. En daar nu daden van geweld eerder te verwachten zijn van de werklieden dan van de kolonisten, zegt men, dat Sir Herbert meer de zijde van de werklieden houdt. En zoo ontwikkelt zich hier een nieuwe opvatting, die misschien mettertijd nog wel overgaat in het rechtsbewustzijn van de veelgeplaagde patroons: dat de stakende arbeiders een recht hebben de werkplaatsen af te stuiten voor werkwilligen. | |
VII.De crisis. Wij dachten, dat wij die te boven waren. En de zaak was overgegaan in het stadium van een kalm wijsgeerig debat. Het memorandum van Brandeis. En daarover kalme, wetenschappelijke beschouwingen van den bekenden publicist dr. Josef Klausner. Hij prijst het in Brandeis, dat deze geen overdreven beloften doet en de moeilijkheden niet verzwijgt. Maar hij brengt scherp het verschil naar voren. Wat Brandeis wil is de schepping van een toevluchtsoord voor ongelukkige, landlooze Joden. Klausner wil een Joodsch cultuurcentrum in Palestina en nationaliseering van de Joden ook buiten Palestina. Maar ineens wordt de crisis acuut. Het Amerikaansche Joint Distribution Committee heeft minder geld. De vertegenwoordiger in Palestina, dr. De Sola Pool, is thans te Weenen, waar meer landelijke vertegenwoordigers bijeen zijn. Hij heeft vanuit Weenen getelegrafeerd, dat de uitkeeringen maandelijks moeten worden verminderd, en dat alles na zes maanden moet ophouden. Misschien loopt het nog zoo een vaart niet. Maar men moet hier leven om te weten, wat dit beteekent. Uit eene mededeeling in den Joodschen Stadsraad blijkt, dat maandelijks dertigduizend pond wordt uitgedeeld. Dat wil zeggen op eene bevolking, die geen negentigduizend zielen haalt. Van constructief reliefwerk is geen sprake geweest. Men heeft maar gegeven: wetgeleerden, weduwen, weezen, leerlingen van scholen enz. Natuurlijk ook goed: de weeshuizen, het hospitaal ‘Poorten der Gerechtigheid’, voorschotkassen. Wanneer werkelijk binnen een tijd van zes maanden al het reliefwerk wordt stopgezet, dan wordt de bevolking hier gewoonweg radeloos. Het eenige, wat wij hopen kunnen, is, dat het meevalt en voorloopig bij verstandige bezuinigingen blijft. Gelukkig vinden wij troost als wij bijv. lezen, dat de Amerikaansche Zionisten als blijk van belangstelling voor tien millioen dollar willen inteekenen op de Palestinaleening van twee en een half millioen pond. Wij glimlachen. Wij lezen in Buber's ‘Der Jude’ over ‘de valsche en gevaarlijke politiek van onze leiders. Hun hoera-telegrammen. Hun methode om sinds twee jaren de Joodsche massa's te verblinden met ‘onverantwoordelijke illusies en opwindend gejubel’. Wij lezen ook, dat kritiek binnenskamers nutteloos en laf is. Dat kritiek en protest alleen waarde heeft, wanneer zij openlijk en publiek worden gedaan. Wij lezen en ik glimlach en door het raam van mijn kleine, witte huisje, schijnt de maan. Wij lezen over den ingenieur Ruthenberg en zijn plannen, van electrificatie en bevloeiing van héél Palestina. Wat is hier eigenlijk de positie van den ingenieur Ruthenberg. Een ambtenaar van de Zionistische Commissie? Hij heeft bureau in hun gebouw. Sinds een maand of wat is hij op reis. In Londen heeft hij een interview toegestaan. Het is niet geheel duidelijk of hij het geld reeds heeft, of dat het hem min of meer vaag beloofd is. Hij zal dezen winter twee electrische centrales bouwen: één te Jeruzalem en één te Jaffa. Het vraagstuk van den Joodschen arbeid is voor den ingenieur Ruthenberg opgelost. De Joden hebben reeds voldoende getoond, dat zij tegen de Arabieren kunnen opwerken. Hij hoopt dan, dat de Amerikaansche Joden het bagatelletje geld wel zullen geven. Begin van het volgend jaar: reis van den ingenieur Ruthenberg naar Amerika. En zoo troosten wij ons dan maar weer. | |
VIII.Dit was ons probleem: of een sterke Joodsche materieele en cultureele autonomie. Of een Palestina, waarin wij Palestinensers zijn en dat hoe langer hoe meer verjoodscht. De omstandigheden laten ons niet toe, de keus uit die twee mogelijkheden te doen, die ons zelf het beste lijkt. Geldgebrek zal ons wel dwingen de autonomie op te geven. De Joodsche gezondheidsdienst van de Amerikaansche Hadassah zal misschien zich moeten terugtrekken uit de koloniën en dat wordt dan Regeeringswerk. Misschien zullen de Joodsche scholen mettertijd regeeringsgeld moeten aanvaarden, wat wel niet zal gaan zonder regeeringsinvloed. De Hebreeuwsche Vredesgerichten zullen misschien moeten worden opgeheven. Daar staat tegenover, dat dan ook meer Joodsche Regeeringsrechters zullen worden benoemd, en het Hebreeuwsch meer plaats zal krijgen in de Regeeringsrechtbanken. De Oost-Europeesche Joden zien liever de Joodsche autonomie, waarin zij de leiders zijn. De meeste kennen geen Engelsch en worden door de Engelsche hoofdambtenaren dus ongaarne benoemd. Trouwens op allerlei gebied laten de Joden hun autonomie varen. Er is al een gemengde vereeniging van apothekers, van artsen, van sinaasappelen-exporteurs. De groote moeilijkheid in al die vereenigingen is de taal. | |
IX.De Arabieren hier zijn rustig. Een enkele courant schrijft nog af en toe een boos bericht. Maar toch wonen wij op een gevaarlijke plek. Syrië. De economische toestand is maar slecht. Prijsdalingen tot zestig procent en nog geen koopers. Een spoorwegstaking. Het Syrische geld gedeprecieerd. Het Egyptisch-Palestinensische hoog. Een moratorium, en toenemende onveiligheid. Frankrijk zet de verbrokkeling van Syrië voort. Weer een nieuw staatje: Laddikije, tegenover Cyprus. En de Syriërs, die één groot land wilden van den Taurus tot Egypte! En zoo leven wij maar voort. |