Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 180 De nieuwe stedenGa naar margenoot+Wij zegenen de crisis, die ons verlost heeft van heel veel bluf, en die ons werk heeft teruggebracht tot de maat van onze machten. Het gaat nu heel langzaam aan, de opbouw van ons Joodsch Nationaal Tehuis. Eene zeer kleine immigratie, geen duizend per maand, waarvan ook wel weer een deel weggaat. Geen huizenbouw nog begonnen. Wonen in tenten. Toch zijn we niet moedeloos. De crisis heeft ons opgelucht. Er zal wel een min of meer Joodsch Palestina komen. Vermeerdering van bevolking. Huizenbouw en stedenbouw. De stedenbouwer. Professor Patrick Geddes. Een jaar geleden, sinds ik over hem schreef. Dat de stedenbouwer van Palestina niet een Joodsche bouwmeester is, wij kunnen er ons noode bij neerleggen. Maar de Meester van de Joodsche Universiteit moet een Joodsche Bouwmeester zijn. Gelukkig, dat de Joodsche Universiteit nog niet gebouwd behoeft te worden. Er is nog geen traditie in dit leege land. Er is nog geen atmosfeer, waarin eene universiteit leven en ademhalen kan. Eerst moet het geestelijke gebouw van de Universiteit volgroeid zijn. Dan zullen we gaan denken over een Gebouw. Tegen dien tijd zal het Joodsche Volk ook zijnen bouwmeester hebben. Professor Geddes moet van onze Universiteit afblijven. | |
II.Er zal eene tentoonstelling zijn van stedenbouw in de Joodsche jongensschool aan den Jaffaweg. Er is hier nog altijd zomervacantie. Twee of drie maand. Prof. Geddes heeft een allergrootste collectie gehad van oude en nieuwe stadsplannen, van stads-fotographieën en zoo voort. Een groot gedeelte is met een getorpedeerd schip naar den grond gegaan. Maar er is nog veel over. Genoeg om de bovenhal te vullen, de benedenhal en schoollokalen. Sir Herbert Samuel zal de tentoonstelling des Vrijdagmiddags openen. Nu zullen alle nette menschen van Jeruzalem er wel wezen. Om vier uur. Maar als wij komen om drie is Sir Herbert al aanwezig en hij wandelt met prof. Geddes de zalen en kamers door. Vriendelijk en eenvoudig. Typisch typloos naast Geddes, een type. Vrijmoedig en gemakkelijk gekleed. Deze professor, die nooit een examen heeft gedaan. Die geboren is bij Edinburg, plantkunde heeft gestudeerd in Mexico, economie onderwijst aan de Hoogeschool te Bombay, en die in zijn zomervacantie steden bouwt in Palestina. Iedereen kan gerust met hem bevriend zijn. Hij staat dicht bij den Joodschen geest, want Eenheid is de grondgedachte van zijn philosophie. Het mystieke Christendom is hem niet vreemd en hij is een groot vriend van de Moslems. Schot. Pro-Iersch. En fel anti-Engelsch, maar woedend pro-Engelsch, zoodra iemand anders een kwaad woord tegen Engeland zegt. Gelijk eene liefhebbende moeder uit den Jordaan tegen eenen onderwijzer zei: ‘Ik zal mijn jongen de pooten kapotslaan, maar jij zal er afblijven’. Wat spreekt de kleine, beweeglijke man met den Hoogen Commissaris, met zijn onbewogen glimlach, die een van de bezienswaardigheden van Jeruzalem is geworden? | |
III.Tip vier uur. Het wordt geopend in de bovenhal. Geddes zelf enkele woorden, snel, spel en geestig. Dan Sir Herbert: voorzichtig, duidelijk. Optimistisch. Het leege land wacht zijn nieuwe bewoners. Wij moeten de oude steden verbeteren. Nieuwe steden opstellen en uitbouwen. Niet zooals Jeruzalem buiten de Poorten, dat een voorbeeld is hoe een stad niet moet worden uitgebouwd. Alles willekeur en toeval. Maar het is uit met de pret, verzekert ons de bezienswaardige glimlach: er komt een ordonnantie op het bouwen van huizen. De Engelsche toespraken worden niet vertaald. Dan spreekt de Burgemeester, Ragheb Bey Naschischibi. Arabisch. Hij vraagt zijnen vriend Daoud Effendi, gij zoudt zeggen: Mijnheer Jellin, dit te vertalen in het Hebreeuwsch. Daoud Effendi doet het en voegt er van zich zelven nog een beetje Hebreeuwsch bij. Wat Jellin zegt, is altijd onbelangrijk. Maar hij spreekt altijd het mooiste Hebreeuwsch van het Land, woordenkeus en uitspraak. Een mooi, kort speechje van Oessiskin. Hij wordt hier tegenwoordig genadeloos gecritiseerd, door de Sefardiem en de Amerikanen. Maar 't is of de critiek hem zachter, goedmoediger heeft gemaakt. Dan bedankt Sir Herbert alle aanwezigen voor de opkomst. En langs den Jaffaweg, waar het gaat schemeren, gaan wij naar het Ziekenhuis, de Poorten der Gerechtigheid, waar wij dien avond de gasten van de Loofhut zijn. | |
IV.O, ik houd wel van dezen professor Patrick Geddes. Maar hij moet van onze Universiteit afblijven. Hij zal een gezelschap van vrienden en bekenden de tentoonstelling laten zien en uitleggen. Ja, ja, prof. Geddes. Het alwetende. Het ordelooze. Het overstelpende. Het woordenwatervallende. Wij luisteren. Wij maken enkele aanteekeningen. Maar ik geef 't op. Hij weet alles. Ik weet niets. Maar 't is toch alles aardig wat hij zegt. Geschiedenis en aardrijkskunde moet men samen bestudeeren. De vorm van een land bepaalt zijn geschiedenis. Zie maar: in groote vlakten vestigt zich een centraal gezag. Frankrijk. En daarin de weeldestad Parijs. De aardrijkskundige opvatting van de geschiedenis. Geschiedenis schrijven is stelselmatig onvolledig zijn. Geddes' aardrijkskundige opvatting is ééne stelselmatige onvolledigheid. En psychologische geschiedenisopvatting is niet meer of minder waar. Maar anders waar. Zooals een oneindige tweebreuk de werkelijkheid anders doordringt dan een driebreuk. Geschiedenis en aardrijkskunde. Weg. Ineens zijn we bij de significa. Neen, woorden zijn niet expressief. Maar kaarten, teekeningen, curven en zoo voort. Hier is een fijn uitgewerkte kaart van grondsoorten en bodemschatten van Schotland. Hier een curve van de bevolkingsdichtheid. Deze twee samen lezen en dan dadelijk inzien, dat de Schotsche steden noodwendig moesten komen te liggen, waar zij liggen en moesten gebouwd worden, zooals zij gebouwd zijn. Geen woorden. Afbeeldingen. Niet toevallig die voorkeur. Geddes heeft een gezichtsgeheugen. Maar ik vraag naar de emotioneele waarde, den klankschat van een kaart, een curve, een grafische voorstelling. Geschiedenis, aardrijkskunde, significa. Ineens een psychologische proef. Welke landen hebben aan den oorlog deelgenomen? Noem er vijf of zes. Wij noemen. En de alwetende, de overstelpende, de ordelooze, de woordenwatervallende leest ons karakter uit de lijst van ieders landen. De visueele typen geven de landen, zooals zij liggen aan een bepaald front. De anderen naar hun liefde, of naar hun haat. Wat heeft dit alles met stedenbouwerij te maken? Men kan undergraduate zijn en hoogleeraar, maar het komt niet dikwijls voor. Maar de Romeinen, dat was een nobel volk. Een volk van roovers? Geheel niet. Van landbouwers. Zij gaven hun uitgedienden soldaten land. Dat weten wij allen. Juist, zegt de welwillende, de Schotsche, Iersch-Engelsche, de ordelooze Christen-Joodsch-Moslemsche: wat allen weten, is per se leugen. En alles te zamen heet geschiedenis. Edinburgh. Die stad moest ontstaan, waar zij ontstond en zooals zij ontstond. Een kasteel op een heuvel, een haven, een marktplaats. En de groei is logisch. Iedere groei is logisch. De Schotsche steden zijn dicht-bebouwd. Nog slechter waren de Joodsche ghetto's. Vandaar het groot aantal krankzinnigen onder de Schotten en de Joden. De Ieren drinken bier. De beste whiskey daarentegen komt weder uit Schotland. Ook Adam Smith is een Schot. Zijn economie is absoluut zoo Schotsch, als de whiskey en het bouwplan van Edinburgh. Daarentegen moest de Manchester-school per se in Manchester ontstaan. Goed. Een overdichte bevolking in Edinburgh. Dus veel zieken. Daarom heeft de Edinburghsche hoogeschool altijd zoo een goede medische faculteit gehad. Alles is doodeenvoudig als men maar goed te schematiseeren weet. Hier twee rijen foto's. Edinburgh is vol slums, vol nare nauwe hofjes. En nu is er eene vereeniging, die de hofjes, waar allemaal oud vuil werd geworpen, verandert in kleine binnentuintjes, waar de kinderen spelen en de bewoners goed oppassen. Foto's geven den toestand, toen en nu. Wij zien ook de mooie Edinburghsche studentenhuizen door Geddes gebouwd. En hier een aardige prent, die de geestelijke geschiedenis van een stad geeft, als de geschiedenis van de openbare gebouwen. Eerst het heerenkasteel, sterk, geweldig. Het gemeentehuis. De kerk, dat is de propagandistische godsdienst. De abdij, dat is de bezinnende godsdienst. Opkomst van handel en nijverheid. De hervorming. De scholen. Couranten. Invloed van de arbeiders-beweging op het stads-aspect. De trams. De spoorwegen en hun invloed op het stadsbeeld. Het is alles duidelijker dan woorden: kaarten, curves, foto's. Zooals de groei van Edinburgh zien wij Londen, Dublin, Manchester, Birmingham. Londen: het mooie, logische Romeinsche stadsplan, tot de Stad van nu, die een land is. De brand in den tijd van De Ruyter. Wij zien eenige zeer mooie Hollandsche platen. Heeft hij niets van Hollandsche steden? Neen, op den bodem der zee. Maar heel snel, waterval tusschen geschiedenis, aardrijkskunde, significa, nijdigheden tegen Engeland, verzekert de alwetende Schotland-Mexico-Bombay mij, dat het Amsterdamsche bouwplan het mooiste en meest-logische van de geheele wereld is. Onze eerste les in town-planning is hiermee geëindigd. | |
V.Naar boven gaan. En ik vind er den jongen Joodschen stads-ingenieur uit Haïfa, dr. Ziffrin, die met prof. Geddes samen de plannen voor vernieuwing van Haïfa heeft gemaakt. Dat wordt goed. Al het mooie en oude gespaard en logisch aangevuld. Maar ook weggebroken, waar moest. Om opening te krijgen naar de zee en naar den wind. Plannen voor een nieuwe stad tegen den Carmel aangeleund. Zóó zal ook Tiberias worden vernieuwd. En Jeruzalem. Maar dat is nog ver en vaag. Wij gaan naar huis. Wij zijn wel heel moe. En wij belijden het elkander, dat wij toch niet alles, heelemaal alles hebben begrepen. Toch is het wel aardig geweest. Schotland-Mexico-Bombay. Professor-undergraduate. Maar van de Universiteit moet hij afblijven. Die is van ons. |