Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 179 Het nieuwe jaarGa naar margenoot+Het Nieuwe Jaar. Wat het ons brengen zal? Sir Herbert Samuël zet zijn werkplan rustig voort. In enkele maanden heeft hij ieders volkomen vertrouwen gewonnen. Hij is hoog, streng, vriendelijk, koel, glimlachend, ongenaakbaar vriendelijk. En volkomen vertrouwd. Een van de weinigen, die in dit harde, gevaarlijke land niet een goeden naam verliest. De termen van het Engelsche mandaat zijn nog niet bekend en wij weten nog altijd niet, wat het Joodsch Nationaal Tehuis worden zal. De hoogere ambtenaren zijn Engelsch. Sir Herbert heeft zooveel mogelijk de plaatselijke gedemobiliseerde officieren benoemd. Niet iedereen acht dezen de meest-geschikten. Ze kennen geen Hebreeuwsch en ze leeren het ook niet. Meestal spreken de Joden met hen Engelsch of Fransch, waardoor het Hebreeuwsch niet tot zijn rechten komt. Alles is nog vaag. Bijvoorbeeld: de verhouding van de algemeene landsregeering tot de besturen van districten en gemeenten. Tot dusver zijn de leden van de gemeenteraden door de Regeering benoemd. Niet gekozen. Blijft dat zoo? En wat zal de taak zijn van de Joodsche Constituante bij den opbouw van het Joodsch Nationaal Tehuis? Eén voor één vervult Sir Herbert de beloften, die hij in zijne troonrede heeft gegeven. Een van de belangrijkste punten voor ons is natuurlijk de immigratie. Een ‘beperkte’ immigratie heeft Sir Herbert indertijd aangekondigd. Het woord ‘beperkt’ heeft menigeen zeer gedaan. Het Joodsche Land moet onbeperkt openstaan voor het Joodsche Volk, gelijk Nederland onbeperkt openstaat voor iederen Nederlander, arm, ziek, gevaarlijk, maar toch open. Liever hoort men hier spreken van een ‘geordende’ immigratie. Het is hetzelfde. Maar het blinkt niet zoo hard. Dus is het iets heel anders. De immigratie-proclamatie is nu bekend gemaakt. Welnu, voor Joodsche immigranten zijn geen bijzondere bepalingen, die hun bijvoorbeeld een recht geven altijd in Palestina te komen en te blijven, gelijk Nederlanders dat in Nederland hebben. Wat beteekent dan Joodsch Nationaal Tehuis? De proclamatie houdt geen rekening met het feit, dat Palestina een leeg land is, dat Joodsch moet worden bevolkt en opgebouwd. Er is niets gedaan om Joodsche immigranten aan te trekken. Er zijn geen gunstige bepalingen gemaakt ten gerieve van geschoolde landbouwers, handwerkslieden en kleine kapitalisten. Iedere immigrant moet een pas hebben met een Engelsch visa. Bezit van een bepaalde geldsom wordt niet vereischt. Maar men moet zich zelven en de zijnen kunnen onderhouden. Iedere immigrant wordt geneeskundig onderzocht. Zieken en waanzinnigen worden geweerd. Vrij van dit alles zijn zij, die bij het uitbreken van den oorlog hier een jaar woonden en zij, die hier waren op het oogenblik van de Engelsche bezetting. Het is dus mogelijk, dat Joodsche immigranten aan den ingang van het Joodsch Nationaal Tehuis zullen worden geweerd. Wij hopen natuurlijk allen, dat dit nooit gebeuren zal. De talenquaestie, die van zoo groot belang is voor het Joodsch Nationale zelfbewustzijn, is ook wettelijk geregeld. Ook hier recht naar den feitelijken toestand. Willen wij een Hebreeuwsch Palestina? Laten wij 't maken. Engeland zal 't niet voor ons doen. Aldus: Engelsch, Arabisch en Hebreeuwsch zijn de officieele landstalen. Alle regeerings-bekendmakingen worden in die talen gedaan. Men kan zich ook in een van die drie talen tot de Regeering wenden. Opschriften aan spoorwegen en wegen in de drie talen. In de bureaux van provinciale en plaatselijke autoriteiten is Hebreeuwsch alleen gelijkgerechtigd in drie-talige plaatsen. Voorloopig: stad Jeruzalem, stad en district Jaffa, stad en district Ramleh, stad Haïfa, districten Zichron Jaäcob, Tiberias en Safed. Een plaats of district zal als regel drietalig worden gemaakt, wanneer de Joodsche bevolking er twintig percent bedraagt. In Joodsch-Nationale kringen is deze proclamatie met gemengde gevoelens ontvangen. Een artikel in ‘Haäretz’ van den bekenden Joodschen publicist dr. Jozef Klausner. De erkenning van het Hebreeuwsch als officieele taal is zeer belangrijk. Gelijkwaardig aan de Balfour-declaratie en San Remo. Maar de uitwerking stelt te leur. Waar is hier weder het Joodsch-Nationaal Tehuis? De volgorde der talen is altijd Arabisch, Engelsch, Hebreeuwsch. Joodsche ambtenaren moeten Arabisch kennen. Maar Arabische niet Hebreeuwsch. Wat geeft deze proclamatie ons meer dan erkenning als Joodsch-nationale minderheid? Tenslotte hangt veel van ons zelf af. En het ongeluk voor het Hebreeuwsch is, dat verreweg de meeste Joden een andere taal kennen. De inlandsche Arabisch. De vreemden Engelsch of Fransch. Ik kan hier op het postkantoor bijvoorbeeld verlangen geholpen te worden door een ambtenaar, die Hebreeuwsch verstaat. Maar als 't druk is en aan mijn loket alleen een Arabier is, die Arabisch en Engelsch spreekt? Dan is men toch practisch. In den Jeruzalemschen Gemeenteraad zitten twee Joodsche leden, die beiden ook perfect Arabisch spreken. Eén is David Jellin, voorzitter van den Taalraad. Zal Jellin nu Hebreeuwsch gaan spreken, dat geen der Arabische leden verstaat? Ook hier moet alles op natuurlijke wijze groeien. Er is nog een beloofde proclamatie afgekomen. Die op de leelijke advertenties. In het algemeen mag men reclames hebben aan het huis zelfs waar het bedrijf wordt uitgeoefend. Elders alleen na verlof. En de taboe, het kadaster, gaat open. Zoodat de handel in onroerend goed nu beginnen kan. De vraag is geweest of men met de opening van de taboe wachten zou tot een agrarische bank was opgericht. Ten slotte heeft men, na veel aarzeling, besloten niet te wachten. Misschien dat nu ook de bouw van huizen wat zal opschieten. Maar de regentijd komt aan. Er is een absoluut en volkomen gebrek aan huizen. De Regeering zal hier wel moeten ingrijpen. Bijvoorbeeld door rentelooze voorschotten en billijke hypotheekbanken. Maar waar is het geld? Het spoorwegnet zal worden uitgebreid. De weg Ludd-Jaffa verbreed. En de koloniën rondom Jaffa zullen mede worden opgenomen. Het eerst wel Petach Tikwah. Zoo groeien wij los uit onze verstijving. | |
II.Sir Herbert is en blijft de onvermoeide. Hij is op reis geweest naar Sechem, het felle, anti-joodsche. Maar alles is natuurlijk goed afgeloopen. Hij heeft ook het arme overschot van de Samaritanen bezocht. Hun Hoogepriester over een handjevol volk. En hij is naar Aboe Gosch geweest. Het oude Kirjath Jeäriem, dat is de Woudstad, niet ver van Dilb, waar de Joodsche Kewoetsoth werken. Een politiek bezoek. Want de sjeich van Aboe Gosch heeft indertijd in de Joodsche bladen eene pro-Zionistische verklaring gepubliceerd en daarna heeft de sjeich van Aboe Gosch heel wat moeten hooren. Nu is het zoete loon losgekomen. Sir Herbert heeft een heel mooi speechje gehouden. Hij heeft den sjeich van Aboe Gosch niet geprezen, omdat hij pro-Zionistisch is geweest. Maar hij heeft den sjeich van Aboe Gosch geprezen, omdat hij de Engelsche Palestinapolitiek zoo goed heeft verstaan. Zóó noemt men dat. En de onvermoeide. Ineens zien wij hem te Askalon, waar opgravingen worden gedaan. En, nietwaar, een goed beeld vindt toch altijd een goede plaats. Sir Herbert had nauwelijks de spade in den grond gestoken of hij vond zóó maar een Philistijnsch afgodsbeeld. En dan zijn er nog menschen, die twijfelen of men in Palestina fortuin kan maken. En onvermoeid ook in het bezoeken van Synagogen. Het begint wel een beetje een ‘comedy of synagogues’ te worden. Nieuwjaarsdag de oude Choerve-synagoge. Groote Verzoendag: de Sefardiem. Loofhuttenfeest zullen het de Boekharen zijn. Het is waarschijnlijk niet de schuld van Sir Herbert, maar iedere kerkgang geeft aanleiding tot ijdelheidjes en kleine wrijvingen tusschen rabbijnen en kerkbestuurdertjes. Anderzijds verhoogt het ons aanzien bij de Arabieren, dat Sir Herbert zich zoo openlijk Joodsch betoont. | |
III.En van binnen bij ons zelven? Waar is de Crisis? Er is geen crisis, betoogt kapitein Aronssohn in de ‘Doar Hajom’. Wat de Amerikanen doen is een desinfectie. Een einde maken aan het machtelooze geldverknoeien door de Zionistische Commissie, en aan den kliekgeest. Zij willen de dure kewoetsoth niet. Er is geen crisis, zegt ook Ben Jehoedah. De Amerikanen willen wel geld geven, ook wel voor de scholen, maar alleen op een praktische wijze. En ook Sokolov in een interview in de ‘Doar Hajom’: er is geen crisis. Er is alleen maar geldgebrek. De Amerikaansche gedelegeerden zijn zoo kwaad niet. Maar het Amerikaansche Jodendom is een tikje verdollariseerd en begrijpt het belang van goed Joodsch Nationaal Onderwijs in Palestina niet. Er is veel geld noodig voor de immigratie. Maar dit is niet meer de taak van de Zionistische Organisatie, doch van het geheele Joodsche Volk. Taak van de Zionistische Organisatie was slechts verkrijging van een publiekrechtelijk gewaarborgde woonplaats voor het Joodsche Volk in Palestina. Wat het geld betreft: Sir Herbert Samuel heeft het plan een Palestinensische staatsleening uit te schrijven van twee en een half millioen pond. Die gebruikt zullen worden voor publieke werken en waarvan rente en aflossing uit de inkomsten van Palestina zullen worden betaald. ‘Doar Hajom’ heeft ook een interview met baron James de Rothschild, den zoon van den Parijschen baron Edmond de Rothschild. ‘De baron,’ zooals wij hier met een pijnlijke gemeenzaamheid zeggen. Baron James is over den algemeenen toestand niet ontevreden. Hij verdedigt het kolonisatiewerk van zijnen vader. Er is nu veel geld noodig. Men moet niet denken, dat men de millioenen geschonken of licht geleend zal krijgen. Het particulier initiatief moet worden aangemoedigd. Baron James denkt spoedig naar Amerika te gaan voor overleg met de Amerikanen. Er is dus geen crisis. Maar toch altijd nog wel deze tegenstelling: Russisch getinte Zionistische Commissie tegenover de Amerikanen. Misschien zal de Hollandsche Nehemiah de Lieme, die hier een leidende positie in de commissie krijgt, deze tegenstelling kunnen verzachten. Men zegt, dat hij ook het vertrouwen van Brandeis heeft. De Sefardiem zijn ook tegen de Commissie. Een belangrijk interview in de ‘Jewish Chronicle’ met Asser Saphir, een van de leiders der jonge Palestinensers, en hoofdredacteur van ‘Doar Hajom’. De Sefardiem beklagen zich erover, dat alleen gezorgd wordt voor immigratie uit Oost-Europa. Veel beter is immigratie van Joden uit Noord-Afrika en Azië. Zij spreken Arabisch, zijn niet veeleischend. Daarentegen beweren de Oost-Europeeërs, dat deze Sefardische Joden veel te weinig nationaal gevoel hebben. En de constituante? Zal zij bijeenkomen? Zullen de orthodoxe leden worden toegelaten, die krachtens eigen verkiezingen gekozen zijn? Zullen zij een dubbel aantal afgevaardigden mogen zenden, omdat hun vrouwen niet hebben medegekozen? Een soort huismanskiesrecht dus. Zullen de orthodoxen zitting nemen met vrouwen te samen? Er zijn er vijf of zes gekozen. Ik twijfel of de constituante bijeen zal komen. Er is geen geld. Men zal nu een vrijwillige bijdrage gaan heffen van een shilling den man. De padvinders zullen 't ophalen. De Sefardiem zijn deels tegen de vergadering, die met ongeveer driehonderd leden toch niets doen kan. Het reglement van orde is intusschen gepubliceerd en dr. Thon, de voorzitter van het Voorloopig Bewind, heeft een onderhoud gehad over de constituante met generaal Deedes, den nieuwen staatssecretaris. Zal de constituante het recht krijgen belastingen te heffen, dwingend? Het zou tegen de politiek van Sir Herbert zijn, die geen andere publiekrechtelijke macht wil erkennen dan de Engelsche. De kolonisten hebben te Rischon le Zion vergaderd. Hunne houding tegenover de constituante zullen zij nog nader vaststellen. Wel hebben er al geprotesteerd tegen het drijven van linksche leiders. En ze hebben het ook te kwaad met de onderwijzers, die in de koloniën dikwijls het meest tegen de kolonisten gekant zijn. De kolonisten hebben trouwens al zorgen genoeg. De handel gaat niet. In de afgeloopen maand Juni heeft Palestina voor ruim tweehonderdduizend pond sterling ingevoerd en slechts veertigduizend uitgevoerd. Verleden jaar Juni waren de cijfers gunstiger. Onze grootste importeurs zijn Engeland en Amerika. Wij lijden hier zeer onder den hoogen dollarkoers. Invoer: textiel, rijst, suiker, meel. Uitvoer: zeep, wijn en linzen. Een groot gedeelte van de bevolking is en blijft aangewezen op de Amerikaansche liefdadigheid. Zooveel mogelijk leggen de leiders zich nu toe op ‘constructive relief-work’. Zij betalen bijvoorbeeld in een aantal gevallen het verschil in kostprijs tusschen Arabischen en Hebreeuwschen arbeid om concurrentie mogelijk te maken. De gezondheid is maar matig. Veel koorts. Men zegt door een grooten regenval van het laatste jaar, waardoor vele moerassen gevormd zijn. | |
IV.En de Arabieren? Van politieke onrust bemerken wij thans in 't land niets. Wel wordt er nogal gemoord en geroofd. Men klaagt over het onbetrouwbare van de Arabische politie. Joodsche politie-agenten kunnen niet leven van zes pond ongehuwd en van zeven pond per maand gehuwd. Er dreigt een algeheel verloop van de tweehonderdvijftig Joodsche agenten. Er wordt dus nogal wat geroofd op de publieke wegen. Twee Joodsche boeren en een chaloetz zijn door roovers vermoord. Aangenaam is 't niet. Maar ten onrechte stelt de antisemietische Morning-Post het voor, om Sir Herbert een hak te zetten, alsof hier in 't land een toestand is van wanorde en anarchie. Natuurlijk is een zuiver Arabische politie geen genoegen voor eene Joodsche bevolking. Wij hebben heugenis van de Paaschdagen. Nog steeds is de Arabische politie partijdig. Bijvoorbeeld te Hebron. Een Hebronsche Rabbijn en drie bekende Mizrachisten: Gedalja Bublik uit Amerika, dr. Engel, die lang in Holland is geweest, en Rabbijn Fischmann wilden onze gebeden spreken dichtbij de Moskee te Hebron. Dat is geoorloofd. Alleen het binnengaan is niet geoorloofd. Toch zijn zij door een bende Arabieren aangevallen en de politie is zeer partijdig opgetreden. Sir Herbert heeft kort geleden de Moskee bezocht, maar de Arabieren willen nu juist goed laten uitkomen, dat dit eene uitzondering is. Gelijk de Grieksche Patriarch, na het bezoek van Sir Herbert aan de Grafkerk, nog eens heeft laten bekend maken, dat Joden daar geen toegang hebben. Heel vriendelijk zijn de verhoudingen te Hebron dus nog niet. Maar ook te Haïfa niet. De Arabische huiseigenaren zeggen de Joodsche huurders zooveel mogelijk op en de rechters in Haïfa geven den Joden maar al te vaak ongelijk. Ook in de Kamer van Koophandel is twist over de erkenning van het Hebreeuwsch. | |
V.En wat doen de Franschen in Syrië? Blijkbaar willen ze Syrië verbrokkelen. Eerst is een staat Groot-Libanon geschapen, natuurlijk onder Fransch mandaat. Het oude autonome Libanongebied is uitgebreid. In 't Noorden tot eene lijn Tripoli - Homs. In 't Zuiden tot dichtbij Tyrus. De grens met Palestina moet natuurlijk worden vastgesteld in overleg met de Engelschen. Wie zal de macht krijgen over het water van de Litani, dat Palestina noodig heeft voor besproeiing en electrische kracht? Verbrokkelen van Syrië. De Franschen hebben nu ook een Staat Aleppo geschapen, los van de Libanon en los van Damascus. Natuurlijk onder Fransch protectoraat. Voor Damascus blijft zoo niet veel over. En de tragische trein-overval in Hauran? Waarbij Arabisch-Damasceensche ministers werden vermoord en waarschijnlijk ook de Italiaansche commandant Bianchini, lid van de Zionistische Commissie. Het blijkt nu, dat de ministers op weg waren naar den Hauran om dit gebied te winnen voor de Damasceensche regeering, ten einde van den staat Damascus iets meer te maken dan een schijn en een schaduw. In den trein bevond zich ook de jonge Mizrachistische schrijver Harry Aäron Goodman. Kort voor den overval sprak hij met den minister Abdoel Rachman Pasha. Deze zeide als volgt: ‘Wij zijn nu verplicht de beslissingen van de staatslieden te Londen en te Parijs te aanvaarden. Maar de tijd zal komen, dat Europa zijn eigen moeilijkheden heeft, en dan zal het Oosten de geheele wereld toonen, dat wij niet de verdrukking willen verdragen van een vreemde, die hier komt om het eene deel van de bevolking tegen het andere op te zetten en een voordeel te slaan uit onze verdeeldheid.’ Zoo zal de Emir Feisoel er ook wel over denken. En Mustafa Kemal Pascha, de oproerige Turk, die Feisoel redden zou van de Franschen, maar plotseling met de Franschen vrede sloot? Wij hebben lang niet van Zijne Excellentie gehoord. Nu wordt ineens verteld, dat hij optrekt naar Aleppo. Maar wij gelooven het niet. | |
VI.O, het leven is hier niet eentonig. Er gebeurt van alles. Harry Sacher, de bekende redacteur van ‘Palestine’ en ‘Manchester Guardian’ komt hier als redacteur van ‘Palestine Weekly’ een Engelsch bijblad van ‘Doar Hajom’, dus tegen de Zionistische commissie. Wij hebben hier een kleingeld-crisis. De fellachen potten alles op. Papiergeld willen die niet. We gebruiken nu alles als kleingeld: postzegels, tramkaartjes, in sommige koloniën zelfs papieren noodgeld van een dubbeltje en van een stuiver. En wij zien, dat Chestertons nieuwe boek verschijnt in de ‘Daily Telegraph’: ‘Het Nieuw Jeruzalem’. Het wordt hier geprezen. Wij behouden heugenis van hem: een slordige, vette man, ‘Een geestig zwijn’ moet een Engelsch generaal hier gezegd hebben. O, er gebeurt veel. Er verschijnt eene Arabische vertaling van ‘Ahawath Zion’, ‘De liefde tot Zion’, Mappo's bekende roman. En er is een twist of de Haham Baschi wel echt en eerlijk Haham Baschi is. Dat loopt met dezen Heer, gelijk wij zien, ten ende. Hij heeft het niet kunnen vinden met de Zionisten en ook niet met Mizrachie. Dat is, geloof ik, in de oogen van Sir Herbert, een leelijk ding. Er is nu eene commissie benoemd om de zaak te onderzoeken, 's Mans beste vijanden zitten daarin. Intusschen liggen de Grieken overhoop met hunnen patriarch en dat troost ons dan maar weer. En de postzegels. De tijdelijke, waarover ik u heb geschreven, met een opdruk in de drie talen: Palestina. De kleine, beneden een piaster, mogen niet worden afgeleverd, maar moeten door den post-ambtenaar op de brieven worden geplakt. En zelfs dat doet men in sommige plaatsen niet meer. Er wordt een stempel op den brief geslagen: ‘betaald, zooveel millieme’. De zegeltjes worden hier al duur betaald. Dat van drie millieme, ongeveer vier cent, wordt hier al verhandeld voor vele piasters. En nu maar weder afwachten. In de Zionistische Commissie wacht men op de komst van de nieuwe leiders: Julius Simon en Nehemia de Lieme. Wij zullen er in alle kalmte maar weer het beste van hopen. Palestina is niet meer een land van wonderen. Veeleer een van gebroken reputaties. Ook de Mizrachie wacht zijn nieuwe leiders: Prof. Pick en dr. Schoenfeld. Zij zullen al evenmin wonderen doen. Het centrum van de Mizrachie wordt nu naar Jeruzalem overgebracht. Een heel groot huis is al gehuurd. Van een Mizrachistische partij is hier geen sprake meer. Er zijn alleen maar een aantal bezoldigde bestuurders en een stel naloopers, dat het hoopt te worden. Een jaarvergadering is dit jaar niet gehouden. Het bestuur heeft zich eenvoudig gekozen en aangevuld. Rekening en verantwoording is niet gedaan. Een penningmeester hebben zij niet. De Rabbijn Fischmann krijgt geld uit Amerika. En het verdere is niet van deze wereld. Het is een troostelooze en beschamende toestand. Men begint in Engeland wel te bemerken, dat er iets aan de Mizrachie hapert. Maar het geld komt uit Amerika. Zoolang er nog een dollar in de kas is, blijft de Rabbijn Fischmann waar hij is. Den laatsten tijd zien we telkens verdraaide en onware berichten in de Joodsche dagbladen, alsof de Mizrachie hier iets deed. De waarheid is, dat ze ongeveer niets doet dan veel geld wegmaken. Men gaat nu ook een weekblad uitgeven. Als daarvan het budget eens werd gepubliceerd, dan zou men zien, dat dit weer een middel is om een paar man aan wat losse dollars te helpen. En hen tevens stil te maken en volgzaam. Natuurlijk dat dit alles mettertijd in elkander valt. Maar het kan nog wel wat duren en veel kwaad kan nog worden gedaan. Gelukkig Nieuwjaar. |