Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 178 Van het oude in het nieuweGa naar margenoot+Het nieuwe Joodsche jaar is over ons begonnen. Wij beleven weder eenmaal den krans van zijn feestdagen en van zijn vastendagen. Hoevele malen? Mucharam is gekomen. De Arabische maand, dat de huishuurcontracten worden vernieuwd. Niets ontbreekt ons: huizennood, sleutelgeld, huurcommissies, listige huisheren. Niets. En ik denk: waarom hier gekomen? En waarom weder weggaan? Het is toch alles een. Mucharam. Ik zit ook zelf zonder huis. Nu woon ik in het jongensweeshuis van den heer Goldsmit. En ik schrijf, gezeten in een hoekkamer. Waar het uitzicht links gaat over een windenden weg tot aan de kunstschool van Betsalel. En achter bouwen de heuvels rondom Jeruzalem, het oude. Wij, die buiten wonen, zien den muur rondom de stad. Een vroegere herfst van dit jaar. De laatste druiven, die van Hebron komen, dat hoog ligt en laat bloeit met alles. Er zijn de groote, roode granaten, de geheim-gebouwde vrucht. Herfst, al zullen er nog heete dagen genoeg zijn. En ik twijfel of deze herfst den stillen dag meebrengen zal, waarover Windekind met den kleinen Johannes gesproken heeft. Het Nieuwe Jaar. Wat het ons volk brengen zal? Ik ben des middags te voren naar den Klaagmuur gegaan. Het loopt er vol van vromen en van schouwers. Bedelaars zitten gelompt, steunend, op de trappen van het windende straatje, dat naar den Muur gaat. Heden wordt veel gegeven, omdat liefdadigheid redt van den dood op den dag des gerichts. Iedereen geeft. Onverstandig los. Wellicht verkeerd. Maar iedereen. Geven wellicht deze bedelaars ook elkander, opdat ook zij het heilige Joodsche gebod van de liefdadigheid houden? De Klaagmuur. Hoog en groot, alsof er geen jaren zijn. De geweldige steenen afgescherpt van het weer en den wind. Wat beleeft de Muur? Als ik eens probeerde rustig te zijn en naar huis te gaan? | |
II.Het avondgebed. Dit is het eenige weeshuis van Jeruzalem, waar de Joodsche wetten stipt worden geacht en dat toch wat orde en reinheid betreft, laat ik zeggen Hollandsch wordt gevoerd. De synagoge is voor het Nieuwe Jaar vernieuwd. En al de kleine en groote jongens blinken in nieuwe kleeren. De prijzen? Ja, de schoenen in het groot opgedaan, en gerekend door elkander, kosten toch één pond per paar. En wat kleeren hier tegenwoordig doen! De geldcrisis. Het weezenwerk staat niet onder de Zionistische Commissie, maar onder het Amerikaansche Joint Distribution Committee, dat minder onder den geldnood te lijden heeft, al moet het zijn werk toch ook inkrimpen. Maar de jongens weten dat niet. Ze voelen zich allemaal lekker versch in de nieuwe kleeren. 's Avonds laat wakker liggen, waar de wind van Jeruzalem waait rondom ons huis. Het oude Jaar? Het Nieuwe Jaar? IJdelheid en de kwelling des geestes. Het is alles niets. Wie dan des vroegen morgens weder van het balcon van het weeshuis uitziet over de landen en over de stad. En ziet het leven, dat toch niets is. De jongens klein en groot, al heel vroeg voor het gebed, dat duren zal van dezen ochtend vroeg tot in den middag. Er zijn vele gasten. Ook de jongens komen ten gebede van Giveath Saül, de weezenschool, die twintig minuten buiten de laatste buitenwijken van Jeruzalem ligt. Ze zijn groot en gezond: landbouwers en steenhouwers. Altijd maar de buitenlucht en de wind. Zij komen aangestapt met een van hun onderwijzers. En ze zitten, grooter dan al onze eigen weesjongens, allemaal samen op één bank, achter in de synagoge. | |
III.Van het Oude in het Nieuwe. Wij herdenken en wij wachten. Het Oude jaar: het afmattende wachten tot Paschen, het plotselinge oproer; het wonder van San Remo; Sir Herbert Samuel, en nu ineens de ontspanning na al die inspanning, overspanning misschien. Wat het Nieuwe Jaar ons brengen zal? Onze beide dagbladen brengen ons artikelen: terugblik, verwachting. De Doar Hajom, het blad van de geboren Palestinensers, tegen de Russen, tegen de Zionistische Commissie. Ze hebben een Engelsche en een Arabische uitgave. Het Nieuwjaarsnummer brengt een artikel, een beetje leeg en een beetje luid van Ben Jehoedah. En een goed opstel over Immigratie van kapitein A. Aronssohn D.S.O. Hij beklaagt zich er over, dat de immigratie feitelijk in handen is van de twee socialistische partijen. Die elkander soms mogen bestrijden. Maar, die in één opzicht samenwerken: het opzetten van de jonge immigranten tegen de Joodsche boeren in Palestina. Het tweede dagblad: Haäretz. Russisch. Vroeger ook vaak tegen de Commissie. Thans minder, nu de Doar Hajom zoo fel tegen is. Een zeer goed nieuwjaarsnummer. De bekende Mordechai ben Hillel Hakahen geeft de geschiedenis van de Joodsche stadsbevolking in het afgeloopen jaar. Jeruzalem. Geen huis is hier dit jaar gebouwd. Verscheidenen zijn door de sneeuw verwoest. Van het nieuwe stadsplan hoort men niets meer. Het kadaster is en blijft gesloten. De waterleiding is onvoldoende en de gezondheidstoestand niet best. Jaffa. In Tel Aviv wordt gebouwd en men wil daar ook electrisch licht gaan aanleggen. In Haïfa een nijpende huizennood. Tiberias wil men voor een goed gedeelte gaan vernieuwen. In Safed en Hebron is de Joodsche bevolking oud en vervallen. De politieke toestand: San Remo, Sir Herbert. De Jeruzalemsche Gemeenteraad vernieuwd. Twee Joodsche leden, maar toch is en blijft de atmosfeer er anti-Joodsch. Jaffa: de Zionistische Commissie vrijwel geheel verplaatst naar Jeruzalem. Toch blijft Tel Aviv een belangrijk nationaal centrum. Men wil Tel Aviv, het zuiver Joodsche, nu los maken van Jaffa. Haïfa blijft anti-Joodsch. Tiberias en Safed leden onder den invloed van de woelingen in Galilea. De economische toestand is slecht. Na de Engelsche bezetting hebben de Engelsche soldaten heel wat geld in 't land gebracht. Dat is nu uit. De hooge scheepsvrachten drukken import en export bijvoorbeeld van de sinaasappelen. De eigenaars van sinaasappel-tuinen in het Jaffa-district hebben honderdvijftig duizend pond verloren. De amandelen hebben geleden van den hagel. Druivenoogst goed, maar de wijnprijs is laag door de drooglegging van Amerika en den lagen stand van het Fransche en Italiaansche geld. Over den landbouw in het land schrijft een onbekende Ben Abraham, blijkbaar een verdediger van het landbouwdepartement der Zionistische Commissie. Na de lange jaren van den oorlog kan men nu weer aan het werk gaan. Van particulier initiatief bemerkt men nog weinig. Het meeste wordt gedaan door het landbouw-departement van de Commissie. Daarnaast door de Ica en door de Amerikaansche Zionist-Commonwealth. Qualitatief gaat de landbouw weinig vooruit en wellicht in sommige opzichten achteruit. De geweldige slagregens van het afgeloopen jaar hebben in menig opzicht kwaad gedaan. Ten Zuiden van Rechoboth bracht het gezaaide graan slechts van vijf tot acht maal voort. Beter in het Jordaandal: tien tot twee-en-twintig. Maar alles is geweldig duur. Zoowel de boeren als de coöperatieve arbeidersgroepen hebben een zwaar bestaan. Amandelen: hagelslag. Wijn: lage prijzen. Maar de olijven staan best, ook op de bezittingen van het Joodsch-Nationaal-Fonds: Ben Schemen en Hulda. Veefokkerij is nog maar heel in het begin, maar gaat toch vooruit in Hulda en Ben-Schemen. Ook de bijenteelt. Weder een land overvloeiend van melk en honing? Het werk in Galilea heeft natuurlijk geweldig geleden onder de voortdurende onrust en Arabischen overval. Verscheidene slachtoffers zijn gevallen. Maar de arbeiders hebben hunne vestigingen niet verlaten. Men is begonnen met de zaadkweek. Een Hollandsche firma (leve Holland!) heeft hier groentezaden heengezonden en zich tevens verplicht de geheele opbrengst te koopen. De eerste proef, genomen dooreen arbeidersgroep bij Jaffa, is niet mislukt, maar door allerlei omstandigheden ook niet geheel geslaagd. Maar wel is bewezen, dat, voor zoover de natuurlijke omstandigheden betreft, geen land beter dan Eretz Israël geschikt is voor zaadkweek. Maar de hooge valuta hier en de lage valuta in Frankrijk en Hongarije doet ons nadeel. Over de boomenkweek, die voorloopig goed gaat, heb ik u reeds geschreven. En de gezondheidstoestand van het Oude in het Nieuwe? Er is goed werk gedaan. Moerassen gedroogd bij Kinnereth en Merchawja en de malaria daardoor verminderd. Jeruzalem beter gerioleerd door de Regeering en de Zionistische Commissie samen. De Amerikaansche organisatie ‘Hadassah’ heeft het aantal medici in de gasthuizen en in de koloniën uitgebreid. Eveneens het medische toezicht in scholen en de kindervoeding. Kookscholen worden opgericht. Er is influenza geweest. Maar niet kwaadaardig. Enkele gevallen van vlektyphus. Geen cholera. Daarentegen doet de Regeering te weinig. Buiktyphus komt in de Arabische dorpen veel voor. De Regeering moet desnoods onverstandige en onwillige Arabische dorpshoofden dwingen tot hygiënische maatregelen. Vooral moet ook op de immigranten worden gelet. Het immigrantenhuis te Jaffa is onvoldoende. Men houdt bij de werkverschaffing te weinig rekening met den gezondheidstoestand. Er zijn te weinig tenten en te weinig bedden. Te weinig geneesmiddelen. De keukens zijn vaak onhygiënisch. Men moet den immigranten en ook den schoolkinderen lessen geven in de gevaren van de malaria en de middelen ter bestrijding. ‘Hadassah’ heeft kort geleden te Jaffa een specialen immigranten-arts benoemd. Taak: zieken te behandelen; onderzoeken vóór zij aan het werken gaan; raadgeven over de geschiktheid van zeker werk; ‘Hadassah’ deelt ook kinine uit. Zóó gaan wij van het Oude in het Nieuwe. | |
IV.Maar niet zonder conflicten. Gedenk den twist, die gisteren is uitgebroken tusschen Reina en Hamame, de twee ongedienstige gedienstigen des weeshuizes. Jemenietische dames. En Hamame beteekent nog wel Duifje. Maar wat is in een naam! Er zijn schrikkelijke woorden gevallen. Hamame, dat Duifje beteekent, heeft haar hand gelegd op de heilige Mesoesah, die zich aan elke Joodsche deurpost bevindt, en zij heeft geroepen: ‘Ik zweer het bij deze Mesoesah, gij zijt een dief en uwe zuster, die in Rischon le Zion woont en wascht voor de Engelsche soldaten in Ludd, is eene slechte vrouw.’ Maar Reina heeft dit niet op zich laten zitten. Zij is naar de Jemenietenwijk gegaan. Naar de Synagoge. Zij heeft de Heilige Arke geopend en zij heeft uitgesproken de volgende vloek: ‘Heer der Wereld: indien ik eene dief ben en mijne zuster eene slechte vrouw, mogen wij beiden dan sterven. Maar indien Hamame ons belasterd heeft, mogen dan zij en haar verloofde en al hare familie op den aanstaanden Grooten Verzoendag in het Boek des Doods worden ingeschreven’. Het woord is nu weer aan Hamame, dat nog altijd Duifje beteekent. Maar er zijn hier ook lieflijker toneelen. Vanmiddag zijn de granaten uit den tuin geplukt. Eerste pluk en meer dan honderd. Die uit de stammen der Priesters en der Levieten zijn, krijgen eerlijk de oude tienden. Zoo heb ik ook mijn deel gekregen. En gij van alle lezers, wie doet mij dit na? Een granaat: wind, zon en regen van Palestina. Die breken en in de felle roode pitjes proeven, dat ons veel is gebeurd. Morgen: Sabbath der Bekeering. |