Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 176 RechobothGa naar margenoot+Van Jaffa naar Rehoboth. Wij doen dat met de diligence, heel eenvoudig met de diligence, het kost maar tien piaster, wat nog steeds een tiende van een pond is. En het duurt vier uur. Brussel - Parijs. 's Middags twee uur van de khan van Israël Cohen in de oude Jaffastad. Dit zijn ineens de Middeleeuwen. De bonte paardenherberg. De al-luide Arabische schreeuwstalknechts. De diligence. Andere wagens. Kippen. Een rustige, wijze koe. Hitte en de geuren des Oostens. Er is ook madam Eisenman van Rehoboth. Gij kent haar niet? Ik zal haar kloeken elleboog straks in mijn zijde voelen van Jaffa over Rischon tot Rehoboth toe. Voorloopig twist zij in geurig Jiddisch met den koetsier. Zij heeft gelijk. Zij schreeuwt het hardst. De man mompelt maar zwak terug: ‘Rechowes is nit Rischoin, und Rischoin is nit Rechowes’. Wat ook weer juist is. Dan gaan we, zwaar langs den weg naar Jeruzalem. Ik zit geklemd tusschen eenen gedemobiliseerden soldaat en madam Eisenman. Die héél breed uit, een karbies tusschen de knieën geklemd. Ellebogen breed uit. Voor den wagen stampen zwaar twee muildieren, koppen neer, koppen op. Zwaar, zwaar. De middag raast van de hitte. Soms zwaait de wagen als een schip. Voor ons rijdt een andere, als gesluierd in een wolk van zilverdoorschenen zand. Er is hier geen genade van regen en schaduw. Het is alles verzengd, genadeloos. Magere kameelen gaan, grauw, bruin, door de trilwitte lucht. Rechts-af en langs Rischon le Zion. Daar de weg rijst en daalt over de heuvelen heen, gaan wij den wagen uit. Alleen madam Eisenman mag zitten blijven. Wij wandelen-rijden door de plantages van Nes-Ziona, dat de Arabieren Wadi el Chanin noemen, het Rozendal. Het is de eenige kolonie van geheel Palestina, waar de Joodsche landen niet één geheel vormen, maar Arabische en Joodsche tuinen wisselen af. Soms met prachtige, diepe, koele hagelanen daartusschen. Het is niet heet meer. De avond valt naar zessen toe, onzegbaar stil en teer. De zachte wind gaat waaien. En ik herken den heuvel, waarachter Rehoboth bouwt. O, wat is herkennen en wederzien! Maar dan weer scheiden. | |
II.Ja, het hôtel van den waarden Efraïm Garlap, die de mooie dochters heeft. De oudste is eergisteren getrouwd. De tweede is ziek van de bruiloft. En de druivenpluk in Rechoboth loopt naar zijn einde. 's Avonds zijn de joodsche boerenjongens dan moe. En het terras van het hotel is verlaten van flirt. Nu zit ik er alleen. De nacht is neder. De kolonieklok luidt. Acht uur. En de wacht van de Wachters in de wijngaarden begint te loopen. De voorman fluit af en toe. Dan antwoorden de anderen en fluiten ook. Alles in orde. Van verre huilen de hongerige jakhalsen. Eerst is het angstig. Maar het gewent en alles is nu zoo rustig in dit Land. Veel rustiger dan in Syrië of in Mesopotamië. Sir Herbert Samuel wordt daarvoor geprezen. De eerwaarde Efraïm komt thuis. Druk, druk, druk. Gisteren eene vergadering. Er wordt in Rehoboth, vooral in den pluktijd bijna uitsluitend gewerkt door Arabieren, goeddeels vrouwen en kinderen. Ze verdienen van twee tot vijf piaster per dag. Volwassenen tien tot vijftien. Joodsche arbeiders van twintig tot dertig. Men zegt, dat de Arabische landbevolking goed rijk wordt. Ze maken zware prijzen voor hun koren, groente, gevogelte en eieren. Het geld stoppen ze in den grond. Ze koopen goudgeld voor een overprijs. Den laatsten tijd is hier een gebrek aan klein metaalgeld. Men zegt: de Fellachen potten het op. Wij gebruiken postzegels als betaalmiddel. En te Rehoboth geven de winkeliers bonnetjes als wisselgeld, die overal worden aangenomen en gecleard in den winkel van Segal, waar ge ook de krant koopt en die de post houdt. Dit jaar hebben de Jeruzalemsche padvinders bij den druivenpluk geholpen. Het is voor hen gezond, prettig. Voor de boeren goedkoop. Er zijn ook een aantal nieuwelingen aan het werken geweest. Wat zij meer verdienen dan Arabieren is gedeeltelijk gedragen door de kolonisten zelven, gedeeltelijk door verschillende organisaties. Maar het werk is nu geëindigd en tot na den eersten regentijd, dat is nog twee of drie maanden, is er zoo goed als geen werk. Wat zal men nu met de nieuw-gekomenen doen? Daarover was nu gisteren de vergadering. Trouwens, vandaag heeft de waarde Efraïm den geheelen dag vergaderd met afgevaardigden van andere koloniën te Rischon le Zion. Morgen voortzetting. Men wil komen tot de oprichting van een Boerenbond, die tegenover de werklieden een conservatief element zal zijn. Voorts zal men moeten beraadslagen of geld zal worden gegeven voor de Constituante. Van de crisis hebben de koloniën niet in de eerste plaats te lijden. Ze zijn gedeeltelijk zelfstandig, gedeeltelijk gesteund door de Ica, dat is geld van den baron De Rothschild. Maar als de Amerikanen blijven weigeren geld te geven voor de Joodsche scholen? En de Zionistische Commissie dit ook niet van elders krijgen kan? Dan zouden de koloniën hun eigen scholen moeten gaan betalen. Thans betalen zij drie pond per kind aan den Opvoedingsraad en die betaalt de rest. Trouwens, de kolonie betaalt toch ook zijn dokter: dertig pond per maand en vrij wonen. En zijn apotheker: tien pond. Wel, zeggen de Amerikanen: betaal dan ook uw scholen zelf. Hoe het hier met de scholen gaan moet, weten wij nog niet. De onderwijzers hebben besloten elke week gratis twee uur extra te werken, opdat geen kinderen zonder hun onderwijs blijven. Vraag dan niet of de waarde Efraïm het druk heeft. | |
III.Men zegt, dat de algemeene stemming te Jeruzalem slecht is. Het volk wordt langzamerhand verdeeld in twee woedende kampen. Vóór of tegen de Commissie. Voor of tegen de Amerikanen. Sefardisch of niet-Sefardisch. Overal duiken de kleine en de groote moeilijkheden op. Bijvoorbeeld: de joodsche Regeerings-ambtenaren, laten wij zeggen, de politie. Een Joodsch politie-agent kan niet leven van het salaris van eenen Arabischen. Vroeger gaf de Zionistische Commissie op al die lage salarissen een bijslag. Maar de Regeering wil dat niet. Men zegt, dat de Joodsche politie-agenten of genoodzaakt zijn heen te gaan of baksjisj te nemen. Zijn zij daar reeds mee begonnen? Sir Herbert zal twee van het Joodsche politievolk ontvangen. Ja, Efraïm heeft het druk. En de zaken zóó zóó. Sinds den oorlog is de markt voor Palestina-sinaasappel bedorven. Geen afzet naar Europa. En nu de vrachten, die hier maar niet lager worden. De Anglo-Palestine-bank, die belang heeft bij den sinaasappelhandel, heeft in Londen pogingen gedaan, de vrachtprijzen neder te zetten. Waar blijft in Jaffa de Nederlandsche vlag? Door de lage valuta in Frankrijk en in Italië is Palestina bemoeilijkt in den uitvoer van wijn en van amandelen. Toch is men in Rehoboth hoopvol. Moeilijkheden vele. Maar wij zullen vrijkomen van den bluf der groote bureaus te Londen, der drukke hotels te Parijs en vooral de waardelooze gewichtig-doenerij in de Jaffastraat. En wij zullen goede dingen doen. | |
IV.De vrienden van vroeger. Ik zie Smilanski, den scherpen, fijnen criticus. Hier sinds zijn zestiende jaar. Vereerder van Achad Haäm en Herzl beiden. Tegen den bluf. Maar acht Ussiskin en dr. Ruppin voortreffelijke krachten. Jacob Fichman vind ik niet. De zachte, kalme natuurdichter. Hij is buiten het Land. Toen het lente was, liepen wij samen door de landen van Rechoboth. De dagen gaan. Natuurlijk bezoek ik mijnen ijverigen vriend Aharoni, in Rusland Aharonowitz. Maar men hebraïseert hier namen. Cheder en Leerschool in Rusland. Gymnasium te Praag. Onderwijzer in Rischon en Rehoboth. Maar sinds bijna twintig jaar is hij de zoöloog van ons Land. Het geheele gebied heeft hij doorgetrokken, Palestina, Mesopotamië, Syrië van de zee tot Bagdad en van Aleppo tot Medina. Zoöloog van Abdul Hamids Doode Zee-expeditie in 1908, waarvan prof. Max Blanckenhorn de geoloog was en Aronssohn de plantkundige. Van de Nederlanders kent Aharoni den vogelkundige Snouckaert van Schauburg. Hij heeft talrijke insecten voor het eerst gevonden en verscheidene dieren dragen zijn naam. Hij heeft mooie struisvogels gevonden in de Syrisch-Arabische woestijn. En een soort ibis-achtigen vogel, dien men uitgestorven dacht. De Zionistische Commissie had hem opgedragen een museum aan te leggen van Palestinensische dieren. Maar de Amerikaansche crisis. En geen geld. Hij is schrijver van een boek over den sprinkhaan, dien wij hier maar al te goed kennen. De Commissie zou het uitgeven. Maar nu geen geld. Zijn hoofdarbeid evenwel is de zoölogische significa, gelijk van Roubanovitz de botanische significa. Dat is een reuzentaak. De zoölogische significus moet een goed dierkundige zijn. Maar ook een goed taalkundige, vaardig en belezen. Hij moet natuurlijk voor Hebreeuwsche namen ook Arabische kennen. Bijvoorbeeld: Deuteronomium XIV: 15. Onder de verboden vogels wordt daar genoemd de: ‘bath-hajaäna’. De staten-vertaling vertaalt dit door struis. Is dat juist? Aharoni heeft alle plaatsen bijeengezocht, waar over de bath-najaäna gesproken wordt. En hij is tot de conclusie gekomen, dat dit niet een struis is, maar een uil. Hij onderzoekt nu alle diernamen in de Heilige Schrift. Onder zijn uitgebreide wetenschappelijke correspondentie vind ik een brief van den Hongaarschen opperrabbijn dr. Emanuël Löw, schrijver van een boek over Arameesche plantnamen. Naar huis terug. Ik vind er Harry Sackler, den Amerikaanschen journalist, ook bekend als Zewi ben Schalom. Hij is op de groote Zionistische Vergadering te Londen geweest. En nu hier om den toestand te bestudeeren. Maar hij gaat weder terug. Langzaam komt nu de waarheid op. Toen ik anderhalf jaar geleden schreef over den warboel, het geknoei van de Zionistische Commissie, toen heb ik wat moeten hooren! Verraad. Defaitisme. Interview van Sokolov en Weismann tegen mij. Wie heeft gelijk gehad? Schalom Fischer is hier geweest, een der leiders van de Nederlandsche Chaloetziem-beweging. Laat men hem eens vragen naar wat hij heeft gezien. En morgen rijden wij in een wagen over Petach-Tikvah naar Jaffa terug. Madam Eisenman zal er niet bij zijn. Jammer. |