Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 175 JaffaGa naar margenoot+Met de auto van Jeruzalem naar Jaffa. Sir Herbert heeft ons een goeden spoortrein beloofd van Ludd naar Jaffa. Maar die is er nog niet. Alleen een onmogelijk lorrietreintje. Dus met de auto. Loopt het goed af, ditmaal? Ja, zegt Mosché, onze Joodsche chauffeur. Er zijn vele Joodsche chauffeurs hier. Ze werken coöperatief. Mosché is somber. Hij heeft vanochtend een vrouw doodgereden. Haar schuld. Maar de politie gelooft hem, Mosché, niet. Hij wordt nu vervolgd en is vrij onder borgstelling van twintig pond. Welk een land! Hij gaat terug. Hij is Tsjecho-Slovaak, voorheen Hongaar. Wij rijden door de bergen van Juda. En wij loopen sta-vast in de vlakte van Saron, niet ver van Ramleh, met een gebroken vóórstang. ‘Ziet ge wel’, roept Mosché, ‘welk een land!’ Dan maar wachten tot een andere auto komt en zich over mij erbarmt. Een pond, och, maar is tegenwoordig hier een pond, en dan naar Jaffa. Mosché blijft bij zijn auto. Grimmig. Wij zullen hem een nieuwe voorstang sturen, uit Jaffa. Het pension. ‘Intelligentie-pension’, gelijk het in de advertenties heet. Sinds verleden jaar is de prijs gebracht van zestig piaster op tachtig per dag. Dat is tien gulden. En dat is hier heel gewoon. Het wemelt er van intellect. Maar er is geen ongedierte. Aan tafel een zuster van Achad Haäm, die dokter is en de jonge Joodsch-Russische schrijver Nathan Bistritsky. Ik zie weer de buren van verleden jaar. Beilis klaagt, dat het hem financieel zoo slecht gaat. Dr. Gourevitz van de Water-vereeniging, die de zee voor het Joodsche volk veroveren zou. Maar de opbouw van een volk gaat langzaam. Wij ploegen nog maar weinig land en weinig water. Natuurlijk eet Gourevitz door. Hij heeft flinke medewerkers: Rivoetski, die minister was in de Oekrajine en Frankfort, de eenige Joodsche zee-officier in Rusland, tijdens den Tsaar. Mogen zij slagen in het veroveren van de zee! En dr. Isaäc Epstein, onze beroemde taalpsycholoog. Ik breng hem het Proefschrift van Pater Van Ginneken. De onderwijzers hebben hier een vacantie-cursus georganiseerd: handenarbeid, teekenen, microscoop, geografie en geologie, gymnastiek, physica, landbouw in de school te Mikweh-Israel en psychologie. Door dr. Epstein. Drukbezochte en zeer gewaardeerde lessen. Onderwijs en onderwijzers zijn hier nog zuiver intellectualistisch. | |
IIDe toestand. Men spreekt voortdurend van een crisis en van een krach. In groote lijnen zóó: de oudere Sefardische bevolking staat tegen de minderheid van Oosteuropeesche ambtenaren, die de Zionistische Commissie beheerschen. En daar de Amerikanen ook tegen de Commissie zijn, steunen de Sefardiem en de Amerikanen elkander. Er is geen geld. Weg nu, de groote plannen van kolonisatie, dertigduizend het eerste jaar, wat vier millioen pond zou kosten. De Zionistische organisatie in Londen heeft naar het Weensche emigratie-centrum getelegrafeerd: ‘stop de immigratie’. Maar de ‘Poëil Ha-zaier’, de nationaal-socialistische organisatie, zet toch door. Al is het dan in een zeer gematigd tempo. De laatste drie maanden zijn er gemiddeld een duizend chaloetsiem (= pionieren) per maand aangekomen. Deze week kwamen er een goede drie honderd. De Poëil Hazaïer wil vasthouden aan het beginsel van onafgebroken immigratie. Landbouwwerk is er niet. De chaloetsiem werken aan de wegen bij Tiberias en bij Haïfa-Nazareth. Wij hebben hier het gevoel, dat het tot schandaal en debacle zou zijn gekomen, indien dit wegwerk er niet was geweest. Ik geloof dat sir Herbert ons daarvoor heeft bewaard. Wat vele chaloetsiem misschien wel gedroomd hebben: een mooi, bloeiend landwerk, dat is hier niet. Het leven is hier hard en eenvoudig. Maar wie hard werken wil en kan, behoeft geen gebrek te lijden. Ik geloof wel, vele chaloetsiem zouden teruggaan, wanneer zij maar geld hadden en maar wisten, waarheen. Velen zullen ook wel teruggaan, als de toestand in Polen en Rusland beter wordt. Dat zal hier de groote moeilijkheid blijven: wij hebben Palestina zoo hartstochtelijk lief gehad. En wij hebben er zoo naar verlangd. Komen we hier, dan vinden wij een arm, leeg land. Dat is niet het ergste. Maar wij vinden ook een abnormale bevolking. Altijd door gewend aan bedeeling en aan voogdij. Vleiend, intrigeerend, op jacht naar geld, eer en macht. Praterig en weinig tot daden bereid. En de toestand is economisch veel slechter dan onze leiders ons hebben verteld. Een geweldige duurte. Een gebroken handel. Uittocht uit het land. En intocht van allemaal jongeren zonder eenig bezit, die voor een deel zullen wegtrekken, zoodra ze maar kunnen. Er komt hier geen bedrijfskapitaal en de Zionistische Organisatie heeft geen geld genoeg. Evenmin komt hier de stand van gehuwde handwerkslieden, die niet zoo licht wegtrekken. De chaloetsiem, die in Holland meer en beter hebben geleerd, zullen misschien in den land- en tuinbouw werk kunnen vinden. Ze denken over een kewoetsah-coöperatiegroep, die groenten zal telen in verbinding met het Joodsch Nationaal Fonds. Moge het hun gelukken. De stemming onder de chaloetsiem is zeer verschillend. Sommigen zijn wanhopig teleurgesteld. Anderen verdragen alles met trots en blijdschap, omdat ze in Palestina zijn. Hier te Jaffa is het moeilijk oordeelen. Ze blijven hier den eersten tijd van hun aankomen en worden door den Poëil Ha-zaïer verzorgd. Men moet ze natuurlijk spreken in het harde, zware werk. Hun gezondheidstoestand is niet slecht, als men er rekening mee houdt, dat ze aankomen op het heete einde van den zomer. Over het algemeen is er dit jaar veel koorts. | |
III.Verleden jaar waren Jaffa en Tel-Aviv veel eenvoudiger en begrijpelijker. Er was de immigratie nog niet. De leider van het Zionistische immigratiebureau. Vroeger was de geheele Zionistische Commissie hier. Maar Oessiskin heeft alles bijna naar Jeruzalem overgebracht. De leider hier. Een van die typische Russische Joden, die vroeger de eerste rollen bij ons speelden. Maar die nu aangevallen worden door de Sefardiem en de Amerikanen. Een vijftiger. Geboren te Mohilev. Gestudeerd te Odessa. Invloed van Achad Haäm en Lilienblum. Kroonrabbijn in Podolië. Een van de leiders van de Chowewé-Zion. Lid van het Groot Actions Comité. Woont van 1906 tot 1914 in Palestina. Grondlegger van Tel Aviv en van het Gymnasium. Leidt nu hier de immigratie. Helpt de immigranten bij de landing en geldelijk tot ze werk vinden. De crisis? De kracht moet komen uit het Land zelf. En uit Oost-Europa. Wel is het geld daar zeer gedaald. Maar men moet machines zenden en grondstoffen. Zonder landbouw en industrie gaat het niet. Een bevolking van wegwerkers is ons ideaal niet. Ik ga echter ook naar Joseph Aronowitz, een van de leiders van de Poëil Ha-zaier. Reeds vijftien jaar in 't land gevestigd. Zijn partij beschouwt immigratie als het meest-belangrijke. Niet de uitwendige politieke factoren beslissen, maar de inwendige economische macht. Ze liggen daarover al twee of drie jaar met Weizmann overhoop. Schmarja Levin daarentegen heeft hen steeds gesteund. Op 't oogenblik hebben zij de immigratie uit Oost-Europa feitelijk in handen. Bureaux te Warschau, Lodz, Lemberg, Krakau, Presburg enz. Een centraal bureau te Weenen. De bureaux, meestal vrijwillige arbeiders, zoeken de chaloetsiem uit. Ze moeten Hebreeuwsch kunnen spreken en wat landarbeid kennen. In Weenen worden ze zoo noodig aan reisgeld geholpen en aan goedkoope biljetten. Vroeger gaf de Zionistische Organisatie duizend pond per maand en het Amerikaansche Distribution Committee twee pond voor elken chaloets, terwijl de kosten acht pond bedroegen. Waarschijnlijk houden die beide geldgevers op. Maar de Poëil Ha-zaïer zet toch door. De immigratie moet in beginsel doorgaan, al zal de Poëil Hazaïer het aantal niet redeloos opvoeren. Ze zullen nu zelf een immigratiefonds gaan oprichten, al zijn daar organisatorische bezwaren tegen. Aronowitz is optimist. De crisis raakt de immigranten niet. Voor hen is er nog Regeeringswerk genoeg. Het is geen ideaal werk. Maar 't is noodwerk, dat ons over de moeilijke tijden zal heenbrengen. Ongetwijfeld: het is niet aangenaam in tenten te wonen, vooral in den winter niet. Maar er zijn geen huizen. Werk is er. De chaloetsiem worden hier ontvangen door den Poëil Ha-zaier. Ze worden verzorgd tot ze werk hebben. De Organisatie betaalt daarvoor aan den Poëil Ha-zaïer ruim twintig piaster per dag en per man. Dat is precies voldoende. De crisis. Aronowitz is te Londen geweest. Het was geen congres van het Joodsche Volk, maar van een aantal afgunstige, politiseerende leiders. Brandeis? Misschien een groot jurist, maar geen Jood, geen Zionist. Hij begrijpt het Zionisme niet. De Jischoeb moet zich nu organiseeren. Daarvoor is de constituante noodig. Sterke organisatie tegenover de Regeering en tegenover de Amerikaansche leiders. | |
IV.In aansluiting bij hunne zomercursussen houden de Palestinensische onderwijzers eene algemeene vergadering te Jaffa. Democratisch in ééne vakvereeniging de bewaarschooljuffrouwen, de onderwijzers en de leeraren der middelbare scholen. Er wordt veel gepraat. Een heel mooie speech van Oessiskin. Hij ziet de problemen: uitbouw van de Joodsche taal; verandering der intellectualistische leerschool tot een meer opvoedende werkschool; vervreemding tusschen ouders en kinderen, die velen op rekening zetten van de school. Verder zijn er voordrachten gehouden over de Werkschool, onder anderen door dr. Epstein, die ook als psycholoog-paedagoog zoo aan Van Ginneken doet denken. Verder over de Padvindersbeweging, de Organisatie en de Emigratie. Alles natuurlijk in het Hebreeuwsch, dat hier geducht leeft. Wacht maar eens op onze constituante! Maar natuurlijk, ook over deze vergadering lag schaduw van de crisis. Voor uitbreiding van onderwijs geen geld. Daardoor zal de hebraïseering van de Jiddische immigranten ook veel langzamer gaan. En 't is de vraag, of er geld is voor de oude scholen. De Amerikanen zeggen, dat de Jischoeb zijn eigen onderwijs betalen moet. Daarover later meer. De crisis! Ik verheug mij er over. Het Land zal arm zijn en weinig comfortabel. Maar wij worden verlost van de bluf der groote bureaux in Great Russell street, der groote hotels in Parijs en de gewichtige nietsdoenerij van de Jaffastraat. Wij zullen langzaam bouwen. Maar eerlijk en zeker. De crisis? Ik heradem. De bluf heeft uit. De volkskracht zal doorbreken. Wij willen veel bereiken. |