Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 172 Joodsche muziekGa naar margenoot+Is zij Oostersch, Oostersche muziek? Gij gaat met al uw Arabische vrienden Abdoel Salaam, Hassan, Subhi en Adil naar de Arabische voorstelling van Othello. In de pauzen Arabische muziek. Dat is de echte muziek, verzekert u Adil Effendi. De Europeesche muziek is afschuwelijk. De Oostersche muziek. 's Avonds als gij door het wonder van de maneschijn thuis zijt gekomen. En de kleine Machmoed, na volbrachte staltaak, op zijn kleine fluit speelt, dat ge Oost en West vergeet en zalig zijt. De Joodsche muziek, dat is A.Z. Idelsohn. Wat Ben-Jehoeda doet voor de Joodsche Taal, dat doet Idelsohn voor de Joodsche muziek en zang. Een levenswerk. Wonder hoe weinig van de geestelijke werkers hier geboren zijn. David Jellin en R. Hajim Josua Kosovsky, die de Mischna-concordantie bewerkt. Maar de meesten zijn uit Oost-Europa hier gekomen: Ben Jehoedah, prof. Nachum Schlousz. Ook Idelsohn. Geboren te Libau. Cheder en Jeschiwah gelijk al die Russische jongens. Muzikale studies te Berlijn en te Leipzig, onder anderen bij prof. Jadassohn. Voorzanger te Leipzig onder de Rabbijnen Auerbach en Nobel en daarna te Johannisburg. | |
II.Uit Johannisburg is Idelsohn hier gekomen. Uit liefde voor het land. Hier heeft hij ook zijn levenswerk gevonden: Joodsche gewijde en ongewijde muziek. Daarvoor is Jeruzalem de beste plaats. Hier wonen Joden uit alle streken van Oost en West. Vereenigd in gemeenten, die zich onderling scherp scheiden. De Joden uit een bepaalde landstreek wonen hier samen in een bepaalde buurt. Zoo kon Idelsohn hier de Joodsche muziek bestudeeren van de Joden uit Jemen, Perzië, Bagdad, Boekhara, Kaukasië, Aleppo, Mossoel, Marokko. En de Sefardiem uit Jeruzalem, Saloniki en den Balkan. Ook de muziek en zang van de Aschkenaziem uit West- en Oost-Europa. En de bijzondere wijzen van de Chassiediem. Hij doet dat zóó: gaan, gedurende een of twee jaar bij de verschillende gemeenten in de synagoge en daar de gezangen hooren. In overleg treden met de voorzangers der verschillende gemeenten en hem alles nog eens laten voorzingen. Dan opschrijven. Zoo heeft hij in de veertien jaar van zijn verblijf hier vierduizend nummers verzameld, gewijd en ongewijd. Maar daarmede is het werk niet afgeloopen. Vastgesteld moet worden wat in de muziek van de Joden typisch Joodsch en wat onder den invloed staat van de volken, waaronder de Joden hebben gewoond. Zoo kwam Idelsohn tot studie van de muziek der Arabieren, Perzen en verschillende Christelijke secten: Jacobieten, Nestorianen, Grieken. Maar het arbeidsgebied is nog grooter. De bruiloftzangen, klaagzangen, in het algemeen de ongewijde zang en muziek, die zijn niet te begrijpen zonder een uitgebreide studie van de folklore. Ook daarin heeft Idelsohn veel gestudeerd. De laatste jaren heeft hij verscheidene van zijne nummers vastgelegd op phonograaf-platen. De Akademies te Weenen en te Berlijn hebben hem bij dien arbeid ook geldelijk gesteund. Hunne instituten zijn in het bezit van eenige honderden platen. Dat is natuurlijk van groot belang. Want als Palestina gemoderniseerd wordt en de verschillende Joodsche gemeenten samensmelten, dan zullen in eenige geslachten tijd vele oude Joodsche zangwijzen verdwenen of veranderd zijn. Over zijn arbeid heeft Idelsohn, die een goed Hebraïst is, verschillende artikelen geschreven in Joodsche tijdschriften. Zijn hoofdwerk is ‘Hebräisch-Orientalischer Liederschatz’, waarvan de uitgave kort voor den oorlog is begonnen en gedurende den oorlog toch geregeld is voortgezet. Zes mooie volle deelen. Er zullen nog vier deelen moeten volgen met de Joodsche muziek van het Westen: de Aschkenaziem van West-Europa, de Aschkenaziem van Oost-Europa, Chassiediem en ongewijde Jiddische liederen. De uitgave is gesteund door de Keizerlijke Akademie te Weenen, de Vereeniging ter bevordering van Joodsche Wetenschappen te Berlijn en de Zunz-stichting eveneens te Berlijn. Natuurlijk, dat die steun verder niet meer kan worden gegeven. Er wordt nu steun verleend door de Zionistische Commissie. En het werk zal in het Hebreeuwsch verder verschijnen. Maar de Zionistische Organisatie hier te lande maakt een geweldige financieele crisis door. Er is geen geld. En alle niet absoluut noodige subsidies zijn ineens stopgezet. Ook deze. Ook als componist heeft Idelsohn goeden naam gemaakt. Hij is de samensteller van een bundel kinderliedjes, in 1912 door den Hilfsverein uitgegeven. Een tweede bundel ligt gereed. Verschenen is ook een bundel kerkgezangen. In handschrift een opera, ‘Jefta’. Er bestaan plannen deze te doen opvoeren door Joodsche musici te Weenen. | |
III.Idelsohn heeft niet zoo maar zijn duizenden muzieknummers bij elkander gebracht, hij heeft ze ook vergelijkend bestudeerd, op dezelfde wijze, als men talen vergelijkend bestudeert. Het ontwakende nationale gevoel van het Joodsche volk heeft ook de belangstelling voor de Joodsche kultuurschatten grooter gemaakt. Idelsohn: de Joodsche muziek. Ben-Jehoedah: de Joodsche taal. Prof. Schlousz: Joodsche antiquiteiten. Geschreven oude Joodsche muziek is er niet. Men is dus volkomen aangewezen op ‘de mondelinge Leer’ voor zooverre het de muziek betreft. Natuurlijk zou het nog beter zijn iedere Joodsche muziek te harer plaatse te bestudeeren. Die van de Jemenieten in Jemen, van de Perzische Joden in Perzië, van de Marokkaansche Joden in Marokko. En zoo voorts. Want de Joden, die in hun land gebleven zijn, hebben hun oude wijzen natuurlijk beter bewaard dan de Joden, die weggetrokken zijn en zich met Joden in andere landen hebben vermengd. Maar in Jeruzalem hebben, gelijk ik reeds zeide, de verschillende Joodsche landsgemeenten zich goed gescheiden gehouden. Muziekvergelijking kan nu eenerzijds vaststellen, welke elementen de Joodsche muziek reeds had vóór den ondergang van den Joodschen Staat. En omgekeerd: ongeveer in welken tijd een bepaald deel van het Joodsche volk zelfstandig is geworden. Op dezelfde wijze als vergelijkende taal en dialecten-studie. Natuurlijk moet hier met groote voorzichtigheid worden te werk gegaan. De Joden, uit Spanje verdreven, hebben zich in verschillende landen gevestigd en den invloed van de Joden dier landen ondergaan. Vandaar dat zeden, gewoonten en muziek thans bij de Sefardiem der verschillende landen zoo zeer verschillen. Zunz beweert, dat de Poolsche Joden later veel Oostersche elementen hebben opgenomen uit Babylonië en Perzië. Fransche Joden zijn naar Duitschland gegaan. Duitsche naar Italië. Zuiverder zijn gebleven de Joodsche nederzettingen in Babylon, Perzië en Arabië. Zij dateeren nog van voor de verwoesting van den Tweeden Tempel en hebben weinig vreemde elementen opgenomen. De Spaansche Sefardiem zijn als regel niet verder Oostelijk gekomen dan Aleppo en Damaskus. En niet verder zuidelijk dan Caïro. Voor de vergelijkende muziekstudie is de muziek uit Jemen dus van groot belang. In hun synagoge-muziek onderscheidt men vijftien zangwijzen voor het lezen van de Pentateuch, Profeten, Psalmen, Hooglied, Klaaglied, Boek Esther, Job, Mozes' Triumflied, enz. Dit laatste gelijkt veel op de wijs van de Samaritanen te Sechem, die beweren, dat de wijs uit den tijd van Mozes zelven afkomstig is. De wijze, waarop de Jemenieten de Gebeden voordragen, vindt men bij alle Oostersche en Sefardische Joden. De Klaaglied-wijze is gelijk die van de Perzische en Babylonische Joden. Het volksgezang der Jemenieten heeft zich uit de gewijde zangwijzen ontwikkeld. Maar het is meer rhythmisch door den invloed van dans en handgeklap. En ook meer ge-Arabiseerd. De nederzetting der Joden in Perzië dateert van de verwoesting van den Eersten Tempel. En een deel hunner is daar steeds gebleven. Zij kennen acht zangwijzen, deels verwant met de Poolsche, deels met de Jemenietische wijzen. Evenals in Jemen is ook in Perzië het volksgezang ontstaan uit de gewijde zangwijzen, althans oorspronkelijk daarvan niet te onderscheiden geweest. Maar het is meer gerhythmeerd door dans- en handgeklap en natuurlijk minder vrij gehouden van Perzische invloeden. Zeer belangrijk en zeer oud is de Joodsche nederzetting in Babylonië. Bagdad is nog altijd een centrum van belang. En de vestiging is er ook nooit onderbroken geweest, gelijk in zooveel andere landen. Hun synagogische zangwijzen komen in alles overeen met die van Perzische en Jemenietische Joden, maar is meer melodisch en minder reciteerend. Zoo zou men voort kunnen gaan. De zangwijzen, die men bij alle Joden vindt, beschouwt Idelsohn als de algemeen-oud-Joodsche melodieën, vóór den tijd van de verstrooiing. De zangteekens zijn natuurlijk van veel lateren tijd en eerst ingevoerd toen men begon te vreezen, dat de traditioneele zangwijze anders verloren zou gaan. Hier in het Oosten wordt de Pentateuch nog immer reciteerend gezongen en zijn de verschillende toonteekens lang niet zoo scherp te onderscheiden als bijvoorbeeld de Amsterdamsche Aschkenaziem doen. Het werk van Idelsohn heeft in vele landen groote waardeering gevonden. Ook Hollandsche geleerden hebben zich zeer ervoor geïnteresseerd. Maar helaas: in den tijd van de Turksche Zionisten-vervolging heeft Idelsohn, die kapelmeester in het leger was, een groot gedeelte van zijn correspondentie vernietigd. Evenals Ben Jehoedah de zijne. Ook als muziekleeraar is Idelsohn zeer bekend. Velen zijner leerlingen zijn (helaas!) naar Amerika verhuisd. En menigeen zal in Amerika synagoge-gezangen hooren, die onuitgegeven composities van den Jeruzalemschen musicus zijn. |