Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 164 GeciviliseerdGa naar margenoot+Verbazend, zóó geciviliseerd als wij worden. Generaal Money, generaal Watson, generaal Bols, allen weg. Het is nu the Right Hon. Sir Herbert Samuel. Generaal Storrs, de militaire gouverneur van Jeruzalem gedemobiliseerd. Hij blijft district-gouverneur, wat hetzelfde is. De bekende Zionist, kolonel Norman Bentwich, vroeger Chief Judicial Officer, is nu Legal Secretary, ongeveer minister van Justitie. Wij krijgen ook geciviliseerde postzegels. Tot dusver hadden wij geen Palestina-postzegels, maar E.E.F.= Egyptian Expeditionary Force-zegels, die in 't geheele bezette gebied van Palestina en Syrië golden. Maar Palestina-zegels zijn in de maak. Drietalig. Engelsch, Arabisch en Hebreeuwsch. Een ondernemend man hier is van plan den eersten dag al voor tweehonderd pond te koopen. Gisteren is van het Militaire Gouvernoraat weggenomen het schild met Military Governorate. Geciviliseerd. Sir Herbert Samuel. Een onberispelijk, geruischloos-werkende welwillendheids-machine. Juist wat wij noodig hebben. Hij wint harten tegen een salaris van vierduizend pond per jaar. Joodsche harten: een bezoek aan Rischon le Zion, op den dag, dat de druivenpluk aanvangt. Een bezoek aan het Joodsche gymnasium te Jaffa, wanneer de diploma's feestelijk worden uitgereikt. En vooral: een bidstond, verleden Sabbath, op den Sabbath der Vertroosting, in de Synagoge ‘het Huis van Jacob’, die wij de Goerwe noemen, in het nooit-volprezen Jodenstraatje. Jammer dat men daar de politiek weer heeft ingehaald, door de Agoedath-Israël-orthodoxie van medewerking uit te sluiten, en door den ijdelen bedrijvenden Rabbijn Kuk naar voren te dringen. Maar zonder politiek gaat het nu eenmaal niet. Ook wij, die om deze redenen niet zijn gegaan, hebben het verschil wel gevoeld. Paschen: onrust en geweld in het Joodsche kwartier. Uren lang hebben zij, die naar de Goerwe ten gebede waren gegaan, den eersten ochtend opgesloten gezeten, tot militairen het kwartier weder veilig hadden gemaakt. Sabbath der Vertroosting: de Joodsche Landvoogd met generaal Storrs (Mordechai en Haman, zeggen de nijdigaards) komen ten gebede in dezelfde synagoge in dezelfde straat. Wij beseffen het: God heeft angstwekkende wonderen aan ons gedaan. Sir Herbert en de Joodsche ambtenaren werken op Sabbath niet. Het is met vreugde vermeld. Jammer, dat precies na de afkondiging van dat besluit de secretaris van de Zionistische Organisatie, S. Landman, op Sabbathmorgen van Jerusalem naar Londen op reis is gegaan. Een enkele Engelsche officier beweert nog wel, dat 't niet gaat: Sabbath niet werken, vooral daar waar de meerderheid der ambtenaren Joodsch is. Overigens is natuurlijk het ingekankerde antisemitisme van vele Engelsche officieren niet verdwenen met de komst van Sir Herbert. De Joden van Tiberias liggen overhoop met hun gouverneur, omdat hij op een Joodsch schoolfeest is blijven zitten, toen Hatikvah gespeeld werd. Overigens is er sinds de komst van Sir Herbert nog niet veel gebeurd. Landaankoop is nog steeds officieel verboden. Doch de wetten op de immigratie zijn nog niet gepubliceerd. Toch is de immigratie feitelijk begonnen. Elke week komen eenige honderden jongemannen uit Polen aan. En dat loopt zoo nog aardig op. Geciviliseerd. En daarmee vrijwel verlost van de wonderen der censuur, al bestaat hij theoretisch nog. Sir Herbert heeft een aantal redacteuren van Jerusalemsche bladen ontvangen, en den toestand met hen besproken. Wie een blad uitgeeft, moet vijftig pond waarborgsom storten. Verscheidene Arabische bladen zijn daar niet eens toe in staat geweest en zij houden te verschijnen op. | |
II.Wij zelf. Het congres te Londen is voorbij, en wij kunnen aan het werk gaan. Een groote moeilijkheid, is deze: wij waren tot dusver een organisatie, nu worden wij min of meer een staat. Daarvoor zijn andere menschen noodig. Ussiskin was een goed propagandist, maar als ‘leider’ hier is hij niet geslaagd, omdat hij zich te bemoeien had met allerlei, waarvan hij geen verstand had. Dr. Schemarja Levin is hier aangekomen. Hij is een goed philoloog en zou een goed leeraar of directeur van een middelbare school zijn. Maar dat is natuurlijk ver beneden zijn waardigheid. Hij wil ook hier een ‘leider’ zijn. Dat wil zeggen: zoo een beetje rondwandelen in het gebouw van de Zionistische Commissie, zich bemoeien met alles. En dan maar veel speechen. Wij hebben hier noodig: vakkundigen en dan één bescheiden en evenwichtig leider, zoo iets als de president in een republiek. Wij hebben al veel te veel menschen, die zonder in een bepaald vak werkzaam te zijn, als ‘leiders’ leven op kosten van de organisatie. De politieke omstandigheden zijn ons zeer gunstig. Geld is er ook. Laten wij nu slagen. De Joodsche Constituante. Men hoopt, dat hij ongeveer met het Nieuws Joodsche Jaar (September-October) zal kunnen bijeenkomen. Mits de Engelsche administratie verlof geeft. De groote vraag is deze: zal de administratie de Joodsche Constituante erkennen als publiekrechtelijk orgaan, dat besluiten kan nemen, ook bindend, voor de Joden, die wegens godsdienstbezwaren aan de verkiezingen niet hebben willen deelnemen? In afwachting blijft het voorloopig bewind nog aan. Ook het Joodsche Regiment blijft. Over een uitbreiding daarvan is nog niet beslist. Men zegt zeker, dat Jabotinsky in zijn onderhoud met Sir Herbert over het Regiment heeft gesproken. Maar de groote vraag is thans het lot van de Joodsche Vredesgerechten. Uitbreiden en bevestigen? Of opheffen? Want hierachter zit de vraag naar den geheelen opbouw van ons volk in Palestina. Dat wil zeggen: moeten wij een sterke, zelfstandige Joodsche autonomie bouwen, rechtsvorming, rechtspraak, onderwijs enz. Of moeten wij met de niet-Joodsche elementen samenwerken aan den opbouw van een Palestina, dat al meer en meer Joodsch wordt, naarmate het aantal Joden hier toeneemt, tot het eindelijk zoo Joodsch is als Polen Poolsch. Verder zullen wij met een niet-Joodsche bevolking van zevenhonderdduizend niet-Joden niet licht komen. In den Turkschen tijd was de vraag eenvoudig: autonomie. Ook in rechtsvorming en rechtsspraak. Nu wordt de beslissing moeilijker. Wij zien dat het eerst aan de rechtsvorming. Wanneer de Joden zich toch nooit tot de regeerings-rechtbanken wenden, dan is er geen reden de nieuwe wetgeving te richten naar de oud-Joodsche. Of om veel Joodsche rechters te benoemen of Hebreeuwsch in te voeren als rechtstaal. Zoo ook de scholen. En in minder mate de landbouw, de publieke werken, gezondheidsdienst. Voor dit alles hebben wij autonome eigen departementen. Moeten wij die autonomie opgeven en alles overlaten aan eene algemeene administratie, die niet Joodsch is, maar Palestinensisch, al bouwt ze dan Palestina op in de richting van de Balfour-declaratie, en al wordt de administratie hoe langer hoe meer Joodsch? Het is niet mogelijk eene beslissing te nemen, zoolang wij niet precies weten, welke rechten het mandaat ons geeft. De regeering heeft de vredesgerechten niet verboden. Maar de legal secretary, die een Zionist is, ziet ze ook niet gaarne. En wij hebben wel begrepen, dat de Regeering onaangenaam getroffen zou worden door plaag- en dwangmaatregelen tegenover Joden, die een zaak voor de regeeringsrechtbanken brachten, gelijk dat onder de Turksche administratie gebeurde. | |
III.De Arabieren. De groote gebeurtenis is natuurlijk de val van Koning Feisul. Door de Franschen verjaagd uit Damascus en uit Edreï. Hij is thans in Haïfa. Waarheen? Men zegt: Egypte, Europa, om van Engeland herstel van onrecht te krijgen. Of terug naar Hedjaz. Men zegt: Akko. En ik denk eenige maanden terug: Jabotinsky in Akko en Feisul koning van een ongedeeld Syrië. Nu opgejaagd. Aref el Aref, de Arabische Jabotinsky, gevlucht. Men zegt, dat hij in Kerak zit, aan den overzijde van den Jordaan en dat de Franschen een prijs op zijn hoofd hebben gezet. Gisteren hoorden wij, dat de gebieden Hauran, Gilad en Moab ten Oosten van den Jordaan onder Palestina zullen komen. Een goede tijding, die ons zeer verheugd heeft. Vandaag is er een groote beweging van troepen in de stad. Men zegt, dat zij de nieuwe gebieden bezetten gaan. Natuurlijk zullen zich daar niet dadelijk Joodsche landbouwers gaan vestigen. Maar 't zal wel dadelijk uit zijn met de macht van Damascus om door een uitvoerverbod van het Transjordaansche graan hier de korenprijzen op te zetten. Of om uitvoerpremies te heffen. Van onrust merken we hier in 't Land nu weinig. Een roover-aanval op den weg van Rosch-Pinah naar Safed. En ineens twee aanzienlijke Arabieren voor politiek delict gearresteerd. Een uit Toel-Karem tusschen Ludd en Haïfa, en een (natuurlijk!) uit Sechem. Het broeit en borrelt. Maar de Arabische beweging heeft een klap terug gehad, alleen te vergelijken met den klap vooruit, die het Zionisme heeft gekregen. Zij hopen nu nog op allerlei fantastische mogelijkheden: een opstand van den Islam van Marokko tot Indië, een doorbraak van de Bolsjewiki over geheel Voor-Azië. Vooral dat laatste is niet onmogelijk. Een schijnbaar kleine, maar in wezen belangrijke gebeurtenis: de regeering heeft een overeenkomst van aanneming van werk gesloten met de organisatie van landarbeiders betreffende een weg van Semakh naar Tiberias, twaalf K.M. Het aantal werklieden zal komen tot vierhonderd. De dagverdienste per man bedraagt dertig piaster, dat is ongeveer drie gulden zestig. De socialistische arbeiderspartij zorgt voor ontspanning en ontwikkeling en voor medische hulp. Ieder arbeider moet lid zijn van de organisatie en van een ziekenfonds. Een autonome, coöperatieve arbeidersgroep. En nu het merkwaardige: de Arabische club te Tiberias heeft zich tot de Joodsche arbeiders gewend met verzoek ook Arabische arbeiders een deel van 't werk af te staan. En dat is gebeurd. Het programpunt: ‘verovering van den arbeid op de Arabieren’ is dus losgelaten. Aan dertig Arabische arbeiders, als groep, is het aanleggen van 500 Meter afgestaan. De aanneemsom is even hoog als de Regeering den Joden betaalt. Ook medische hulp en voedsel wordt den Arabieren precies als den Joden verstrekt. Daarentegen moeten ze bijdragen aan de landarbeiders-organisatie en het ziekenfonds. Ze mogen werken als coöperatieve groep of individueel maar niemand mag arbeiders aannemen voor een geringer loon. Het is natuurlijk niet gezegd, dat de socialistische arbeiders er in zullen slagen het verschil tusschen Joodsche en Arabische loonen op te heffen,. Dat zou eenvoudig een economische revolutie zijn. Als proef is deze samenwerking merkwaardig. Wat groeit daaruit? |