Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 156 De dagen gaanGa naar margenoot+De verlossingsweek. Hier is de vreugde en de toewijding geweldig. Men geeft geld, landerij, sieraden, kostelijke boeken en handschriften. Samen wel een honderdduizend pond. En de Palestina-joden zijn niet half zoo talrijk als de Nederlandsche. Hoeveel zullen die wel geven! Jaffa met Tel Aviv gaf dertigduizend Pond. Een kleine kolonie als Rechoboth met ongeveer duizend zielen gaf elfduizend pond. Onze twintig gevangenen te Akko honderdvijf-en-zestig. Een arme lastdrager een pond. Dat merkwaardige pond werd Amerikaansch verkocht en bracht meer dan tachtig op. Vrouwen en bruiden hebben hare gouden ringen afgegeven. Jeruzalem heeft men het laatst bewerkt. Een stad meer gewend aan ontvangen dan aan geven. Toch bereikt men ook hier een dertigduizend pond. De Sefardiem geven tamelijk slecht. Eensdeels uit Oostersche gierigheid. Anderdeels omdat ze voor het politieke Zionisme minder gevoelen dan de Oosteuropeesche Joden. Die groote bedragen hebben eene groote beteekenis. Ten eerste, omdat zij ons in staat stellen het werk te beginnen. Ten tweede: omdat zij bewijzen, dat het Zionisme ons allen ernst is. De kleine giften van de armen en eenvoudigen hebben de meeste zedelijke beteekenis. Het groote bedrag van Palestina spreekt te meer, omdat de economische toestand slecht blijft, al is de oogst dan goed. In Jaffa spreekt men van een krach. Vele kooplieden hebben groote voorraden gekocht, omdat zij rekenden op eene spoedige beslissing, gevolgd door eene groote immigratie. Natuurlijk is de verlossingsweek niet vlekkeloos. Velen hebben gegeven uit ijdelheid. Alles kwam in de courant. Anderen onder pressie. Ja, maar ze vragen verhooging van salaris uit dezelfde kas. Men heeft den eenvoudigen, vromen Jemenieten wijsgemaakt, dat het geld diende voor opbouw van een nieuwen Tempel. Men heeft ook de schoolkinderen laten mededoen. Maar de paedagogische fout is geweest, dat men ze heeft aangemoedigd veel te geven. Kinderen van onbemiddelde ouders hebben geld en sieraden gestolen, om in school niet beschaamd te staan. Een beetje een psychose. Een beetje een oorlogsleening. | |
II.Gij moet in den ‘Doar Hajom’ een artikeltje lezen van Itamar ben Awi, den zoon van Ben Jehoedah: ‘Discipline’. Het dringt aan op milde gaven. Maar het begint met een geweldig requisitoir tegen de Zionistische Commissie: zwakheid, gebrek aan systeem, onbekwaamheid, verkwisting, bekrompenheid. En vooral een bitteren aanval op Oessiskin. Ik heb nooit geloofd, dat de ‘Man van IJzer’ hier wonderen zou doen. Maar de kracht moet komen uit het geheele volk. Gij zult in den ‘Doar Hajom’, onder de rubriek: ‘de Verlossingsweek’, een klein berichtje vinden: ‘Over de voorstelling in de kinomatograaf ‘Zion’ zullen wij maar zwijgen.’ Wat is daar dan gebeurd? Jabotinsky. Wij hadden op zijne vrijlating gerekend en hij is nog gevangen. Onze advocaat te Caïro heeft getelegrafeerd, dat de Egyptische autoriteiten verder het vonnis niet willen aantasten. Men moet nu zien, wat Londen zal doen. Jabotinsky en de negentien hebben de Regeering een ultimatum gesteld: ‘vrijheid voor Donderdag of hongerstaking’. Een van de aanwezigen heeft nu voorgesteld, den feestavond in de kinema dadelijk te veranderen in een protestavond. Daarover is een zeer tumultueus debat ontstaan. Sommigen meenen, dat Jabotinsky in het belang van de zoo noodige samenwerking met de Engelschen beter deed zich rustig te houden. Anderen willen over het geheele land protestvergaderingen beleggen. Er worden nu weder twee deputaties gezonden. Men stikt hier in de gaande en komende deputaties. Gratis reizen en gewichtig doen en zijn werk laten liggen. Eéne deputatie naar Lord Allenby. Eene naar Akko om de twintig te bewegen niet te hongeren. Dit laatste is gelukt. De ‘Doar’ bevatte het heugelijk bericht breed over twee kolommen in kopletters: ‘Op aandringen van onze afgezanten hebben onze gevangenen er in toegestemd niet op te houden met eten’. En dat is nu aardig: de leerlingen van de Kweekschool voor Onderwijzers staken, niet het eten, maar het werken, als bewijs van solidariteit met Jabotinsky. | |
III.De dagen gaan maar en wij wachten. Herbert Samuel wordt onze gouverneur-generaal, onafhankelijk van Egypte. Militair raadsman wordt generaal Deedes, dien Weizmann verleden jaar gaarne als gouverneur-generaal had gezien, toen generaal Bols, de chef van Lord Allenby's staf, werd benoemd. Maar wanneer dit alles? Voorloopig genieten wij nog van de wonderen der censuur. De weekbladen verschijnen met geheel witte pagina's, behalve titel en onderteekening. Een telegram betreffende Samuels benoeming is gecensureerd. Boven aan de courant een breede mededeeling, dat een belangrijk telegram ontvangen was betreffende het mandaat, maar dat de censor het voorloopig had tegengehouden. In een oogenblik wist de geheele stad, wat er in stond. In afwachting krijgen wij meer Joodsche politie. Generaal Storrs, de plaatselijke gouverneur, had voor Lord Allenby's commissie zóó verklaard: men benoemde twintig procent Joden, twintig procent Christenen, en zestig Mohammedanen. Dat was niet in overeenstemming met de bevolking van de stad, maar van het geheele gouvernement Jeruzalem. Maar men heeft nu achttien nieuwe Joodsche politieagenten benoemd, waardoor het geheele aantal 50 is op 210. Nog te weinig. Wij wachten nu maar geduldig op de vaststelling van de grenzen en de bepalingen van het mandaat. Uit een interview van Oessiskin in een van onze bladen blijken onze voornaamste verlangens: immigratie onder Zionistisch toezicht; volkomen geestelijke autonomie der Joden; gelijkstelling van het Hebreeuwsch met Arabisch en Engelsch; onbeperkte mogelijkheid van landaankoop; een leening van vijftig millioen pond onder garantie van Engeland; Joodsche militie in Joodsche centra. | |
IV.De Arabieren. Zij aanvaarden de beslissing van San-Remo niet. Koning Feisul protesteert in redevoeringen te Damascus en in telegrammen naar de Europeesche staatslieden tegen de afscheiding van Palestina van Syrië en tegen de vestiging van een Joodsch-Nationaal-Tehuis in Palestina. Hij is niet tegen gematigde immigratie der Joden als onderdanen des lands, met cultureele minderheidsrechten. En onze leiders hebben ons maandenlang Feisul voorgesteld als een bondgenoot, spijt de protesten van de ‘Jewish Chronicle’. Gelijk het nu weder de laatste listigheid schijnt te zijn Lord Allenby voor te stellen als een vriend van het politieke Zionisme. Daarover later. De Palestinensische Arabieren zenden een Christelijk-Mohammedaansche protestdelegatie naar Europa. Maar de Arabieren geven geen geld. De Regeering te Damascus sukkelt met eene leening. En Jeruzalem heeft nog niet eens zijn bijdrage betaald in de bedoelde protest-delegatie. Of onder die omstandigheden veel komen zal van een nationaal-Arabische Bank, met de bedoeling het land te houden uit de Joodsche handen? Gij weet, dat Engeland een commissie zal zenden ter regeling van den eigendom op de Heilige Plaatsen. Op initiatief van Oessiskin is eene Joodsche commissie alvast belast met inventarisatie van de plaatsen, die ons heilig en historisch zijn. De Klaagmuur. Telkens en telkens gaan de Arabieren weder metselen aan het bovengedeelte. De regeering heeft dat voorloopig verboden. Gouverneur-generaal Bols heeft in een brief aan den Rabbijn Kuk te kennen gegeven, dat naar zijn meening het onderste gedeelte toebehoort aan de Joden, maar het bovenste, nieuwe gedeelte, aan de Arabieren. Rabbijn Kuk daarentegen beweert, dat de geheele Muur Joodsch eigendom is. Misschien wordt dat nog een netelige quaestie. | |
V.De veiligheid. De Franschen hebben de orde in hun gebied hersteld. Bommen op de Mohammedaansche dorpen van de plunderaars, bij Tyrus en Sidon. De Christelijke bewoners van de geplunderde dorpen mogen nu op hun beurt onder Fransche bescherming de Mohammedaansche dorpen plunderen. Op Engelsch gebied, bij Safed en Tiberias, worden de Joodsche nederzettingen voortdurend bedreigd. De kolonisten moeten grootendeels zichzelven maar verdedigen. Dat mag daar wel. Maar in Jeruzalem mag het niet. Men heeft besloten een duizendtal helpers te zenden uit Jaffa en de koloniën. Men zegt, dat eenige honderden reeds onderweg zijn. Blijkbaar mag dat. Men wil ook een delegatie zenden naar Londen, teneinde te komen tot oprichting van een nieuw Joodsch legioen. Als lid van die delegatie is gekozen: Jabotinsky. De vastenmaand Ramadan is morgen om. Dan begint het Beiramfeest. Of het rustig blijven zal? Men is niet zeker. De Engelsche regeering is in allen gevalle gewaarschuwd. Hier in de Stad zal het wel rustig blijven. | |
VI.Ik moet nog even terugkomen op een quaestie, die de Joodsche orthodoxie heeft verontrust. Men heeft namelijk beweerd, dat de rabbijnen van Jeruzalem met den opperrabbijn Kuk aan het hoofd, verlof hebben gegeven een stuk te onderteekenen in het belang van Jabotinsky, met terzijdestelling van de Sabbathwetten. Die bewering is vanuit Jeruzalem rondgeschreven aan alle Zionistische organisaties. De Nederlandsche organisatie heeft haar in het ‘Handelsblad’ doen opnemen. Het congres van de Amerikaansche Zionisten heeft zelfs aangenomen een motie van dank en hulde aan deze rabbijnen. De bedoeling is duidelijk. Versterking van de Joodsch-Nationale gedachte. Verzwakking van de Joodsch-religieuse. Het verhaal is onjuist. Men is naar den rabbijn Kuk gegaan met de dood-onnoozele vraag of het geoorloofd is op Sabbath- en feestdagen te schrijven. De rabbijn Kuk had moeten begrijpen, dat van een algemeen antwoord op die algemeene vraag alleen maar misbruik kan worden gemaakt. Hij heeft dat niet begrepen, en geantwoord: ‘Als het noodig is om direct levensgevaar af te wenden’. Meer niet. Daarop is een aantal Zionisten op het Paaschfeest rondgegaan en heeft handteekeningen verzameld, bewerende, dat de rabbijn Kuk dit had toegestaan. Men heeft de orthodoxie opzettelijk misleid. Men heeft de geheele Joodsche wereld opzettelijk misleid. De rabbijn Kuk had dit bericht moeten tegenspreken. Telegrafisch, gelijk hij den koning van Engeland ook telkens telegrafeert. Maar de rabbijn Kuk vreest de officieele Zionisten te ontstemmen, die hem weder steunen in zijn pretentie opperrabbijn van Jeruzalem te zijn. Tegelijkertijd wil hij ook de vertrouwde zijn van de Agoedath Israël. Trouwens, dat fameuze request is natuurlijk bewaard. Heeft de rabbijn Kuk het zelf geteekend? Of de opperrabbijn R. Chaïm Sonnefeld? Of R.I.I. Diskin? Wie van de bekende rabbijnen heeft het eigenlijk wel geteekend? Het verhaal heeft zijn plicht gedaan. En deze tegenspraak bereikt natuurlijk veel minder menschen. Wij wachten. En de dagen gaan. |