Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 145 Nerveuze dagenGa naar margenoot+Nog altijd in het ziekenhuis zijn, ver van de menschen, ondanks goed vooruitgaan een lange, geduldige geschiedenis. Zoo ver van alle emoties. Een half uur van de Jaffapoort af, in dit ziekenhuis ‘Poorten der Gerechtigheid’, waar het geheele personeel orthodox is en niemand Zionist. Soms breekt de emotie door tot stille hier. Des Maandag avonds. De dokter en de zuster, ontroerd, gebroken in de kamer. Jabotinsky is veroordeeld tot vijftien jaar dwangarbeid en verbanning uit het land. Wegens het opzetten van één gedeelte van de bevolking tegen het andere. Negentien andere jonge Joden ieder tot drie jaar gevangenis, omdat men in het ‘Bachelors-huis’, de zoogenaamde ‘Rawakiah’, waar zij bijeen waren, enkele revolvers, geweren en patronen heeft gevonden in een ongebruikten kelder en achter een trap. Daar men niet bewijzen kon wie de eigenaar was, zijn ze alle negentien veroordeeld tot drie jaar dwangarbeid. Het gaat alles heel summier. De verdediger heeft de acte van beschuldiging ontvangen, twintig minuten vóór het proces. Rechtsmiddelen zijn er niet. Het vonnis wordt eerst bekend gemaakt, wanneer het door den Generaal bekrachtigd is. De veroordeelden zijn dadelijk naar de gevangenis gebracht. En compleet geboeft. Kleeren, haren, voeding. Natuurlijk waren de ontroering en de woede groot. De scholen en de winkels bleven Dinsdags als protest gesloten. Tot de Regeering beval ze weder te openen. Op straffe van vijftig pond. 's Avonds worden weder vijf van de ambtenaren van de Zionistische Commissie gearresteerd. Zelfde aanklacht als tegen de negentien. Daarbij zijn Daniël Oster, de organisator van de Hebreeuwsche vredesgerichten, dr. Dunkelblum en de Amsterdammer Lazare Bawly, die verleden jaar met dr. Van Vriesland zijn aangekomen, de chef accountant Braude, wien juist door de Engelsche Regeering een eerste klas staatsbetrekking is aangeboden. Op een andere aanklacht is aangehouden de algemeene secretaris van de Commissie Nurock. Ze zijn vrijgelaten onder borgstelling. Maar wij vreezen, dat zij allen drie jaar zullen krijgen. Tegen een aantal bekende Arabieren zijn ook aanklachten ingebracht, nog krasser dan tegen Jabotinsky. Twee schoften hebben al vijftien jaar wegens het verkrachten van Joodsche vrouwen. De Arabische agitatoren zijn ook tegen borgstelling vrijgelaten. Enkelen zijn er van door gegaan. De broer van den Groot Mufti. En Aref el Aref, de redacteur van ‘Zuid-Syrië’, over wien ik u indertijd geschreven heb. Eenige dagen geleden liep het gerucht, dat hij als Arabische dame verkleed, gearresteerd was op den Jordaanweg bij Jericho. Maar 't leven is zoo romantisch niet. Hij zal wel veilig zitten bij Koning Feisul, of bij een of anderen Bedouienensjeikh. | |
II.Veldmaarschalk Allenby heeft een commissie van onderzoek gezonden. Twee generaals en een rechter uit Egypte. Als Allenby en de commissie nu maar niet anti-Zionistisch zijn. En als kolonel Scott, die tijdelijk den afwezigen Zionist Norman Bentwich vervangt als senior juridical officier, nu ook maar niet anti-Zionist is. Hij wordt voortdurend geraadpleegd, ook door de krijgsraden. Het is trouwens niet mogelijk nu onpartijdig te zijn. Het streven van de Engelschen is blijkbaar de schuld gelijk te verdeelen over de Joden en de Arabieren en zelf vrij uit te gaan. De eerste, die door de commissie gehoord werd, is geweest de burgemeester Moussa Kazem Pasja el Husseini. Hij heeft in een woedende verdwazing alle schuld geworpen op de Joden. Vroeger heeft hij met de Joden nooit iets gehad. Maar de overbodige brief, dien David Jellin hem geschreven heeft, zal geen goed hebben gedaan. De Arabische couranten geven alle schuld aan de Joden. Ze hebben een uitvoerig memorandum bij de Regeering ingediend. Onder anderen beweren zij, dat vele Joden zich zelven hebben gewond, om de Arabieren te bezwaren. Zij vragen nu, dat Joodsche immigratie zal worden verboden en dat alle Joden, die de laatste jaren in het land zijn gekomen, het land moeten verlaten. En nog veel meer. Op 't oogenblik is het hier rustig. In Galilea worden voortdurend strooptochten gedaan door Bedouienenbenden, die trouwens geen anti-Joodsch karakter hebben. Of 't rustig blijven zal? Een typisch teeken: vele huizen van Christenen zijn gemerkt met een kruis. En wel zijn het hier nerveuze dagen. Donderdag ontstond in eens een paniek bij de Jaffapoort, omdat geschreeuwd werd ‘een oproer in de binnenstad’. Een wild gehol. Soldaten rukten in en uit. Winkels gesloten. Na een kwartier blijkt het: ‘niets’. | |
III.Een feuilleton schrijven in koorts gaat wel, maar het gaat langzaam. Zóó is het nu al weer Zondag geworden en wij weten alweer meer. Gisteren, juist op Zaterdag, zijn Jabotinsky en zijn negentien gezellen naar Egypte overgebracht. Natuurlijk voelen wij dit als een nieuwen slag. Ofschoon onze jonge drijvers, die Sabbath en feestdagen stelselmatig schenden, geen reden hebben van beklag. Men heeft Jabotinsky en de zijnen in het Gouden Boek van het Joodsche Volk ingeschreven. Toch schijnt het of de stemming reeds iets milder begint te worden. Men heeft de gevangenen in burgerkleeren laten reizen. De vrouw van Jabotinsky heeft verlof bekomen mee te reizen naar Egypte. Ze hebben een eerste klasse coupé gekregen. De andere gevangenen tweede klas. Familie en vrienden hebben verlof aan het station te komen. Terwijl de gevangenen Hatikvah zongen is de trein vertrokken. Te Ludd zijn de gevangenen ook als nationale helden ontvangen. Ze ontmoetten daar tevens vijftig nieuw-aangekomenen uit Galicië, op reis naar Galilea. Waarom moesten die juist op Zaterdag reizen? En heden, alweer Maandag, loopt een gerucht door de stad, dat de gevangenen weder naar Palestina zullen worden teruggebracht. Ze zullen worden behandeld als politieke gevangenen. En men beweert, dat de zaak tegen de negentien zal worden herzien. Ieder heeft zijn deel. De heer Braude vraagt, of ik hem voor den krijgsraad verdedigen wil. Mr. Van Vriesland zal Lazare Bawly verdedigen. En ziet hier, hoe Dr. Wallach ook als medicus ons oude lieve Jodendom hoog houdt. Uitgaan is niet goed. Maar het helpen van gevangenen is een dure Joodsche plicht. Dus een wagen. Een broeder en een zuster. En ineens weer midden in de emotie zijn. Op de Zionistische Commissie. En daar eene vergadering van de verdedigers en van de beschuldigden. Naar den convenant officier gaan. En naar den prosecutor. En alles uitleggen aan eenen kolonel, die van het recht evenveel afweet, als ik van het leger. Gelukkig is het nogal een bevattelijke kolonel. Hij begrijpt alles dadelijk. Het zal misschien voor mijnen beklaagde nog wel losloopen. Ik moet maar veel lezen in het officieele ‘Manual of Military Law’. Negenhonderd bladzijden. Terugvluchten in het hospitaal. | |
IV.Het zijn harde tijden, die wij hier doormaken. En vóór alles is eenheid noodig. Geen mensch, die eenige verontschuldiging weet of wil voor de Arabische dieven, brandstichters, moordenaars en verkrachters. Evenmin voor de aanhitsers. Evenmin voor Engelsche officieren, indien en voor zooverre zij ons onrecht hebben gedaan. Maar anderzijds moet ook de vraag worden gesteld: aan wien de schuld, dat de Zionistische Commissie op voet van oorlog leeft met een gedeelte van de orthodoxie, met ongeveer alle Engelsche officieren en met ongeveer alle representatieve Arabieren? Het is wel droevig te zien, hoe de linksche drijvers de verwarring benutten, om de orthodoxie te slaan. Men roept ‘eenheid, eenheid’. Dat beteekent, dat de orthodoxie zich moet schikken naar ieder linksch initiatief. De verkiezingen voor de constituante hebben plaats gehad. Tegen het advies van de meeste rabbijnen hebben vele orthodoxen, medegedaan. Men verwacht nu ineens wonderen van die constituante. De linkschen hebben het parool uitgegeven, dat iedereen, die niet stemt een verrader is. Dat wij nu één, sterk en krachtig moeten staan. Maar over dat alles later. Ineens te veel. Mijn beklaagde komt mij vertellen, dat zijne zaak Woensdag voorkomt. Ik zucht. En ineens de groote emotie, die tot hier doorbreekt. Het telegram is gekomen, dat de Vredesconferentie te San Remo de rechten van het Joodsche Volk op het Heilige Land heeft erkend en dat de Balfourdeclaratie in het vredesverdrag zal worden opgenomen. Is dit veel? Is dit weinig? Ik hoor, dat de menschen in de stad dol van vreugde zijn, na deze drie weken. Een jaar ben ik hier. Altijd bedroefd. Altijd bedreigd. Nu is een goede tijding gekomen. En ik lig hier, ver van alles, in het ziekenhuis: ‘Poorten der Gerechtigheid’. |