Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 143 Een Joodsch-Nationaal grafGa naar margenoot+Toen onze zes vermoorden begraven werden, zeide één van ons: ‘Men heeft hun een Joodsch Nationaal Tehuis beloofd. En men geeft hun heden een Joodsch Nationaal graf.’ Vandaag is het rustig. Waar wij wonen buiten de stadswallen bemerkt men niets. Gij, Hollandsche lezers, zijt wellicht opgeschrokken van het eerste pogrom te Jeruzalem. Wij hebben het zien aankomen. Ik heb u van den beginne af gezegd, dat de Arabieren en de Engelschen hier ons slecht gezind waren. Men heeft mij niet willen gelooven. Nu spreken de dagen.
De Arabieren. Het leek alles zoo eenvoudig. De groote heeren, de Effendi's, hebben geen belang bij een Joodschen Staat. De Arabische landsbevolking daarentegen wel. Ik heb u dat vroeger reeds uiteengezet. Conclusie: de fellachen zouden ons steunen of niet tegenwerken. Een Londensche bureauredeneering. Niet één percent van de fellachen kan lezen. Ze weten niets van Zionisme af. De zendelingen van de Arabisch nationale partijen reizen de dorpen af en zij prikkelen de godsdienstige en nationale gevoelens der fellachen. Zij beloven hun een groot Arabisch rijk onder den Emir Feisul, den zoon van den Koning van Mekka. Ook de stads-Arabieren zijn ons slecht gezind, vooral de Christenen. Zij steunen moreel en drijven de propaganda met het buitenland. Niet alleen de Arabieren. Ook Reuters agent, een Amerikaan, is partijdig in al zijne berichten, te onzen nadeele. De Zionistische Commissie heeft wel geprobeerd met de Arabieren op goeden voet te komen. Maar 't is niet gelukt, omdat er geen oprechte genegenheid bestond. De Joodsche kolonisten verachten de Arabieren. En de jonge Russische immigranten haten ze. Die zijn van geslacht tot geslacht gewend te leven binnen eene bevolking van vijanden.
De Engelschen. De officieren zijn ons bijna zonder uitzondering, slecht gezind. Zij meenen, dat Engeland een Arabisch Palestina gemakkelijk zou kunnen houden, zooals bijvoorbeeld Egypte en Indië. Terwijl een Joodsch Nationaal Tehuis in Palestina in Engeland moeilijkheden zal veroorzaken, ter plaatse, en door de geheele Mohammedaansche wereld. Daarbij komt, dat de Zionistische Commissie, in weerwil van al hare goede bedoelingen, er niet in heeft kunnen slagen, de plaatselijke Engelsche officieren te winnen. Af en toe zijn, door invloed te Londen, anti-joodsche Engelsche officieren ontslagen of verplaatst. Maar dat heeft natuurlijk onder de overgeblevenen boos bloed gezet. Ik twijfel of maarschalk Allenby, generaal Bols en generaal Storrs veel voor ons zullen doen. En of wij iemand als Allenby gemakkelijk weg kunnen krijgen? De Engelsche administratie heeft zich altijd vastgehouden aan de status quo-gedachte. En gedurende de jaren na de Balfour-declaratie hebben wij niets kunnen doen ter opbouw van ons Land. Daardoor zijn wij in eene slechte positie gekomen. Men heeft de Arabische sprekers en schrijvers wel heel vrij gelaten in hunne bloedpropaganda tegen de Zionisten. Misschien heeft de Regeering gedacht, dat het wel zulk een vaart niet loopen zou. En is zij bang geweest veel te doen, omdat ieder optreden hier dadelijk gevoeld wordt in de geheele Muselmansche wereld en vooral in Indië. Men is zoo ver gegaan te beweren, dat de plaatselijke regeering deze onlusten heeft uitgelokt, om de regeering te Londen te laten zien, tot welke moeilijkheden de verwezenlijking van de Zionistische idealen aanleiding geeft. Toen de onlusten eenmaal waren uitgebroken, is de regeering zeer slap opgetreden. De gedachte van een Joodsch-Nationaal Tehuis had geëischt, dat de regeering in overleg was getreden met de leiders van de overvallen Joden en gezamenlijk was opgetreden tegen de Arabische onruststokers. Dat is niet gebeurd. Men heeft zich weer zorgvuldig vastgehouden aan de gedachte, dat er nog niets beslist is over eene Joodsche gemeenschap in Palestina. Arabieren en Joden worden precies gelijk behandeld. En boven ons allen tronen de Engelschen als vertegenwoordigers van een hooger ras.
De joodsche pers is natuurlijk zeer verbitterd. Maar er is weder censuur. De grieven van ons zijn in hoofdzaak de volgende: het toelaten van ophitsing tegen de Joden, in woord en geschrift. Het toelaten van twee anti-Zionistische optochten. Het niet-vervolgen van de aanhitsers. Het ongemoeid laten van hen, die ons hinderden in het gebed bij den Klaagmuur. Toelaten, dat Arabische stokers de bedevaartgangers uit Hebron hebben aangehitst, ofschoon alle optochten verboden waren. Het feit, dat de Arabische politie-agenten aan het pogrom hebben mede gedaan. Toen de moordenaars en plunderaars in de stad waren, werd de toegang tot de stad verboden, zoodat de Joden uit de buitenwijken, waar zij de meerderheid zijn, niet konden helpen in de binnenstad, waar zij de minderheid zijn. Voortdurend heeft de regeering zich verzet tegen aanstelling van een behoorlijk aantal Joodsche politie-agenten. Toen het bleek, dat den eersten dag de Arabische politie-agenten met de moordenaars en de roovers medededen, hebben de Joden hun onmiddellijke verwijdering gevraagd. Dat is niet gebeurd. Gevolg: den tweeden dag deden zij weder mee. De arrestatie van dr. Da Sola Pool, lid van de Zionistische Commissie, zonder reden. Op grond van deze en andere grieven wordt nu geëischt: onmiddellijk ontslag van de hoofden der regeering; vervolging in rechte. Onderzoek, onder medewerking van de vertegenwoordigers van het Joodsche Volk, naar de handeling van de Engelsche autoriteiten sinds de bezetting, die volkomen in strijd zijn met de Balfour-declaratie. De vorming en de bewapening toestaan van een Joodsch verdedigingslegioen in het geheele land. Het land onmiddellijk openstellen voor geheel onbeperkte Joodsche immigratie. Ontslag van den burgemeester van Jeruzalem.
Op het oogenblik is alles rustig. De staat van beleg is verzacht. Wij mogen de stadspoorten weder in en uit zonder visitatie aan den lijve. Wij behoeven niet om zes binnen te zijn. Binnen de stad om acht uur. Buiten de stad zonder beperking. Overigens gaat de Regeering te werk met een pijnlijke status-quo-onpartijdigheid. Een aantal jonge Joden wordt vervolgd omdat zij wapens in hun bezit hebben gehad. De zaak loopt nog. Ze zijn en blijven in arrest. Ook Jabotinsky wordt vervolgd wegens het organiseeren van de Joodsche zelfverdediging. Hij is gearresteerd. Maar natuurlijk populairder dan ooit. Gisteren is ineens huiszoeking gedaan naar wapens, onder anderen in de bureaux van de Zionistische Commissie en in het huis van dr. Weismann. Voor ons natuurlijk grievend en vernederend. Al heeft men met keurige status-quo-onpartijdigheid ook bij Arabieren huiszoeking gedaan. Buiten de stad is niets gebeurd. Hebron, een gevaarlijke stad, is ook in staat van beleg verklaard. Bij sommige koloniën, Rechoboth, Rischon le Zion begint het óók te broeien. Er zijn in de omgelegen dorpen propagandisten uit Hebron aangekomen. Men vreest ongeregeldheden tegen Vrijdag, wanneer er een bedevaart is naar Heilig Graf in de buurt van Rechoboth.
Wat nu? Zullen wij een politiek voeren van vergeven en vergeten zoowel tegen de Arabieren als tegen de Engelschen? Of zullen onze leiders strenge maatregelen eischen tegen de plaatselijke Engelsche officieren en tegen de schuldigen onder de Arabieren? Dr. Weismann is in groote haast naar Londen gegaan. De Raad der Jeruzalemsche Joden, waarin de politiek-Zionistische Joden zijn georganiseerd, heeft ook eene deputatie naar Londen gestuurd. David Jellin, R. Jacob Meir, de vroegere Chacham Baschi van Saloniki en de socialistische schrijver Rubeni. Men zegt, dat ook de Arabieren eene delegatie willen zenden, met den Groot-Mufti aan het hoofd. De politiek van de Arabieren is nu deze: ‘niet anti-Joodsch, maar alleen anti-Zionistisch’. Ze wijzen erop, dat zij vroeger altijd in goede verstandhouding hebben geleefd met de Joden. Zij hebben nu voorgesteld eene gemengde Joodsch-Arabische commissie, die alles doen zal om de goede verstandhouding weder te herstellen. Mits men afziet van propaganda voor eenen Joodschen Staat of voor iets, dat daarop gelijkt of als voorbereiding dienen kan. Het is te betreuren, dat in deze dagen onze leiders geen algemeene Joodsche volkspolitiek voeren. Maar eene enge Zionistische partijpolitiek. De Joodsche constituante wordt doorgezet met het vrouwenkiesrecht. De linksche minderheid had ter wille van de eenheid daarvan nu kunnen afzien. Dat zou een goeden indruk hebben gemaakt. Nu eischen zij van de meerderheid, ter wille van de eenheid, af te zien van hun verzet tegen het vrouwenkiesrecht. Het Voorloopig Bewind noemt zich Voorloopig Bewind der Palestinensische Joden. Hier hebben wij een Raad der Jeruzalemsche Joden. Terwijl in beide lichamen slechts de politiek-Zionistische Joden zijn georganiseerd. De niet-Zionistische orthodoxie wordt behandeld als lucht en wind. De Mizrachie is omgegaan. Dat wil zeggen: ledenvergaderingen en afgevaardigden-vergaderingen zijn niet gehouden. Een paar heeren uit Jaffa hebben besloten, dat de Mizrachie aan de verkiezingen zal meedoen. En wat hebben wij, gewone leden, dan nog te zeggen! Ook over deze politiek zullen de dagen uitspraak doen. Wij hebben hier gewild een Joodsche gemeenschap in vrede met de Arabieren en met de Engelschen. Op het oogenblik leeft de Zionistische Commissie in oorlog met de Arabieren, de Engelschen en een groot gedeelte van de orthodoxie. Toen onze zes vermoorden werden begraven, zeide één van ons: ‘Men heeft hun een Joodsch Nationaal Tehuis beloofd. En men geeft hun een Joodsch Nationaal Graf’. Moge Palestina niet het Joodsch Nationaal Graf worden van onze Zionistische idealen. |
|