Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 136 Wij dansenGa naar margenoot+De punt van deze vulpen twijfelt. Als ik eens schreef: ‘wij dansen op een vulkaan?’ Het is, geloof ik, niet waar. Maar het klinkt aardig en heldhaftig. Trouwens, misschien is het ook wel waar. Maar laat ik bescheiden zijn en zeggen, dat wij gedanst hebben naast een vulkaan. Het dansfeest bij Miss Landau. En de vulkaan: Syrië. Wij hebben het hier in de lucht gevoeld als de hitte en de kou. Een siddering door de Mohammedaansche landen. De Eeuwigheid rekt zich uit. Het is lang niet meer de Zionistische kwestie, de Arabische. Een Mohammedaansche ontroering: Egypte, Palestina, Syrië, Mesopotamië, Turkije. Westwaarts krampt het tot Marokko. Oostwaarts naar India. Men zegt, de Bolsjewiki werken er achter. En Italië in Syrië. Misschien ook Engeland. Frankrijk en Italië in Egypte.
De jaarlijksche dansavond van Miss Landau. Een groote gebeurtenis in Jeruzalem. De gouverneur komt. En allemaal nette menschen komen. De burgemeester. Ik heb u geschreven over den boozen brief, dien Jellin hem heeft geschreven uit naam van den Raad der Jeruzalemsche Joden. Omdat hij vooraan heeft geloopen in de tweede anti-Zionistische demonstratie. En later de betoogers heeft toegejuicht van de trappen van het Raadhuis. ‘Ik ben niet tegen de Joden, maar tegen het politieke Zionisme’, zegt de burgemeester. Men wil den brief van Jellin laten photografeeren en rondzenden in alle Mohammedaansche landen. Het is nogal een vrijmoedige brief. Trouwens, het is uit met de optochten. De gouverneur-generaal Sir Louis Bols heeft de leiders bij zich laten komen op den Olijfberg. De wegen daarheen zijn prachtig. En de generaal heeft den heeren verteld van zijne ervaringen in Ierland en in Egypte. De Regeering is nu voldoende ingelicht. De protesten en de foto's van den optocht zijn naar Maarschalk Allenby gezonden. Uit. Dus zullen wij ook den optocht niet zien van de vrouwen van Jeruzalem. In rijtuigen. Alle rijtuigen van Jeruzalem waren daarvoor reeds gerequireerd.
Het bal. En de duurte. Emir Feisoel. Koning Feisoel. Wat zal hij zijn, wanneer deze brief u gewordt? Intusschen krijgen we bijna geen aanvoer meer van koren uit Kerak en Salt. Het meel kost nu vijf en honderdste van een pond sterling. En een rotel is drie kilo, verdeeld in twaalf okia. Rijst is twee en twintig piaster de rotel. Vleesch tien piaster een okia, dat is in plat-Hollandsch een rijksdaalder het pond. Suiker veertig piaster de rotel. Alle salarissen zijn dan ook verhoogd, evenals de budgetten van weeshuizen enz. Gelukkig krijgen wij veel van ons geld uit Amerika. En de dollar blijft zich goed gedragen. Al deze bittere wijsheid hoor ik van Stephan Effendi, den local adviser. Hij weet nog veel meer. Maar hij mag alles niet zeggen. Het bal. Chesterton is er. Een reus boven en breed van allen uit. Hij en Belloc zijn onze vrienden misschien niet. Maar 't is toch aardig. Hij blijft nog een paar weken hier. En dan is de stof voor zijn nieuwe boek opgedaan. Hij spreekt ook, groot en breed tegen den slanken, sierlijken Arabier, met Adil Effendi. Ik weet zeker, dat Adil geen woord van Chestertons beweringen begrijpt. Maar Chesterton zal het niet merken. Daarvoor is Adil veel te glad. En Chesterton wandelt naar het buffet, in de vaste overtuiging, dat hij den mystieken glimlach des Oostens heeft gezien.
Het bal. De Burgemeester. Een Husseini. Er zijn meer Husseinies. Ismaël Bey en Mahmoed Effendi, die de Heilige Vlag van Jeruzalem bewaart. Maar Saïd Effendi el Husseini is er niet. Jammer, - want wij hooren juist, dat hij benoemd is tot minister van buitenlandsche zaken van Koning Feisoel. Nu ben ik er vandaag heengereden, naar zijn huis. Prachtig achter een sparrenlaan in de Amerikaansche kolonie. Hij is vertrokken naar Es-Schaam, dat gij, onnoozelen, nog Damascus noemt. Dus is het ook niet waar, dat de Engelsche Regeering hem niet heeft willen toestaan naar Damascus te gaan. Men vertelt dat. Maar och, men vertelt zoo veel in deze dagen. Bijvoorbeeld, dat een aantal Mohammedanen naar de kerk van het Heilige Graf zijn gegaan. En zij hebben daar gezworen niet te zullen toelaten, dat de Zagjuni de Heilige Plaatsen der Christenen zouden schenden. Vrede op aarde. Hoe kort is het geleden, sinds de Mohammedanen te Jaffa een varken door de straten dreven met het biljet aan zijn krulstaart: ‘Dit zijn de Christenen’. Ook de Turken en de Arabieren hebben zich verzoend. Djemal Pasja is daarvoor te Damascus geweest. Dat wil zeggen: niet de Djemal Pasja, dien gij bij name kent. Maar de zoogenaamde kleine Djemal Pasja. De groote Djemal heeft het verbruid. Hij heeft hier de Arabieren al even hard gehavend als de Joden. De Turken hebben den Arabieren beloofd, dat zij Djemal Pasja, den echten, zullen uitleveren, wanneer zij hem beetkrijgen. Een vulkaan. En wij dansen. Terwijl Adil snoept van de bonbons, hoor ik, dat de Franschen klappen hebben gehad bij Oerfa, dat is het bijbelsche Oer-Kasdim. Er is een opstand tegen de Franschen te Beiroeth. Zij telegrafeeren de wereld rond, dat er betoogd wordt tegen Feisoel. Adil Effendi behaaglijk met gezouten amandelen. Ook hebben de Arabieren ten teeken van verzoening de ster van de Turksche vlag in hun vlag overgebracht. Maar de halve maan blijft Turksch.
Gij weet zeker allen, dat Lord Milner hier in het land is geweest. Hij zegt: een doodgewoon bezoek. Wij zeggen: politiek. Ik heb hem even gezien, den dag na het bal. Naar het gouvernement om iets te vragen van Generaal Storrs. En voor zijn kamerdeur niet alleen zijn schoone, stoute, wachter. Maar nog twee anderen, donker, afgesloten. Er is vergadering van de vereeniging Pro Jerusalem, die zich de instandhouding ten doel stelt van de oude stad. De gouverneur is voorzitter. De deur van de wachtkamer open. Ik zie hen weggaan. Van de onzen David Jellin en Ben Jehoedah. Verder de burgemeester, de Groot-Mufti van Palestina, en de wethouder Salameh. Daarna alleen Lord Milner. Zijn lijfwachters rijzen op, in sierlijke gewaden. Lord Milner. Natuurlijk politiek. Herbert Samuel is in Egypte geweest. Weizmann is er nu. Wij verwachten hem dezer dagen. Wat zal de Engelsche politiek zijn? Ten onze koste den Arabieren toegeven? Of met ons samen de Arabieren weerstaan? Kolonel Meinertzhagen. Hij is de chief political officer van het hoofdkwartier te Haïfa. Hij heeft dezer dagen nog eens te Haïfa verklaard, dat de komst van de Zionisten een voldongen feit is. Dat dit is in het belang van de ontwikkeling van het geheele land. En dat de Arabieren het best zullen doen zich daarin rustig te schikken. Gevolg: een groote demonstratie van alle Arabieren tegen deze dwaze woorden. Ze eischen trouwens niet weinig: eenheid van Palestina en Syrië. Volledige autonomie. En verbod van Joodsche immigratie. Voorts erkenning van het Arabisch. Dat wil zeggen: geen ambtenaar zal worden benoemd, die Arabisch niet leest, spreekt en schrijft. Alle publieke arbeid in het Arabisch. Ook Arabisch verplicht op alle scholen. Dus Arabisch hier, wat Hollandsch is in Holland. Mijne Arabische vrienden verzekeren mij, dat dit alles nog maar een begin is. Zij meenen, dat het nog wel een jaar of vijf duren kan, vóór de Mohammedaansche volken genoeg doorgesijpeld zijn. Zij overdrijven in hunne propaganda. Maar, zeggen zij: ‘dat doen de Zionisten ook.’
De Balfour-declaratie. De beroemde. Wonderlijk, hoe veel en hoe weinig men daarin lezen kan. Beloofd is: ‘the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people.’ Prof. Weizmann heeft daaruit gelezen de schepping van mogelijkheden, die op den duur Palestina zoo Joodsch zullen maken als Engeland thans Engelsch is. Het is vooral met deze woorden van Weizmann, dat thans propaganda onder de Arabieren wordt gemaakt. Maar men kan de beroemde declaratie ook smaller lezen. Gelijk ik onlangs heb hooren doen door een van de meest invloedrijke personen in de Oostersche politiek. Er staat niet, dat Palestina zal zijn een nationaal tehuis voor het Joodsche volk. Maar dat er in Palestina zoo een tehuis zal zijn. Dat wil zeggen: niet minder een nationaal tehuis voor andere bewoners. Bovendien, al is de declaratie gezonden aan Lord Rothschild voor den Engelsche Zionistenbond, er wordt beloofd een nationaal tehuis voor het Joodsche volk en niet voor de Zionisten. Het is te hopen, dat onze leiders erin zullen slagen vrede te houden met alle elementen van het Joodsche volk, óók hier. Er zijn altijd wel minder goedgezinde Engelsche ambtenaren te vinden, die verdeeldheid onder de Joden gaarne zien en begunstigen. Ik denk aan de constituante en het vrouwenkiesrecht. De Arabieren willen wel weer bij de Engelsche Regeering ‘inlichtingen inwinnen’ omtrent de preciese beteekenis dier constituante. En de Regeering zal wel antwoorden, dat dit eene bijeenkomst is van Joodsche afgevaardigden, die geen publiekrechtelijke macht heeft en geen deel aan de Regeering. Zelfs voor de Joden zullen geene bindende besluiten worden genomen. Maar dan is het ook beter niet te spreken van ‘constituante’ en ‘belastingen’. Maar van ‘Congres der Palestinensische Zionisten’ en van ‘contributies’. Want daar komt het dan toch op neer. De Regeering wordt waarschijnlijk eene Engelsche Regeering. Met een aantal plaatselijke ambtenaren, Arabieren en Joden. Maar tot heden is mij verzekerd door iemand, die 't weten kan, dat het niet in de bedoeling ligt de Zionistische Organisatie deel te laten nemen aan de Regeering des lands. Wel Joodsche autonomie binnen de grenzen van de openbare orde. En Joodsche ambtenaren in de regeeringsbureaux, waarbij eene aanbeveling van bekende Zionisten ter benoeming natuurlijk van waarde kan zijn. De groote autonomie der verschillende volksdeelen zal natuurlijk de Regeeringstaak zeer verkleinen. En wij zullen het gemis aan regeeringsmacht niet al te zeer gevoelen. |
|