Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 131 Langs alle wegenGa naar margenoot+Het staat in alle reisboeken. Den Klaagmuur moet men bezoeken des Vrijdagsmiddags tegen den avondval, omdat dan vele Joden voor de begroetingsgebeden van den Sabbath vereenigd zijn. Het is voor ons wel een pijnlijke belangstelling. Maar we zijn er aan gewend. Vele Vrijdagen heb ik het Arabische jongetje al zien komen met een troepje Engelsche soldaten. Ze betalen hem wat losse piasters. En hij laat hun de stad zien in het Engelsch. Hij spreekt: ‘deze Tempel is door Salomo gebouwd.’ Hij noemt ook precies de afmetingen. Men zegt, dat de Engelschen zoo een bijbelvast volk zijn. Maar die soldaten zijn zeker bijbelloos. Gij weet natuurlijk allen, dat dit niet de tempel van Salomo is, maar een Muur van den Tweeden Tempel. Eindelijk, verleden Vrijdag werd het mij toch te machtig: ‘Chabibi,’ mocht ik zoo tegen het gidsje zeggen: ‘weet gij wel heel zeker, dat dit de Tempel van Salomo is?’ ‘Ja, heer,’ zegt het gidsje, maar hij bloost nu toch wel even. ‘I know everything. Dit is de tempel van Salomo. You can read it in your Biblebook’. ‘All right’, zeg ik ‘dan heb ik mij vergist’. ‘Ja, heer’ zegt het jongetje aanmerkelijk verkwikt: ‘dit is zeer zeker de Tempel van Salomo. I know everything’. En hij gaat voort. Het troepje soldaten schaaps erachter. Zal Abraham met Rebekka trouwen? Er is alles voor. Wat is er tegen? Zij is jong. Zij is lang niet leelijk. En zij krijgt nog een geldje mee. En zij is uit den Priesterstam. Het wordt hier als een gelukkig lot beschouwd, eene dochter te trouwen uit den stam der Priesters. Toch twijfelt Abraham. Want hij is een driftkop. Hij zal misschien doen, wat zooveele mannen hier doen. Hun vrouw uitschelden en hun vrouw zelfs raakslaan. En hij twijfelt. Want is het eenerzijds een goed lot eene dochter te huwen uit de priesterstam, anderzijds is het een groote, slechte daad, iemand uit den priesterstam te verwenschen en te slaan. Hij twijfelt. Hij wordt oud in twijfel. Wij kennen hem allemaal. En wij vragen of hij nog niet over zijn twijfel heen is? O, neen. Hij houdt veel van haar, en hij zou haar gaarne willen huwen. Maar hij kent zich zelven en hij durft het niet aan. Arme Rebekka! Was zij maar niet eene dochter uit den priesterstam. Want Abraham is een heel aardige jongen. Zij houdt veel van hem. En zietdaar: een dezer dagen heeft Abraham besloten. Hij trouwt haar niet. Gisteren kwam ik hem tegen. Zijn goedig gezicht spande zorgelijk: ‘Neen, mijnheer’, zeide hij: ‘ik trouw haar niet. Ik durf het niet aan.’ |
|