Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 126 De opperrabbijn van PalestinaGa naar margenoot+Ik heb, het is lang geleden, eens eene aankondiging geschreven van een boek, dat niet bestond. Zóó mooi, dat een lezer, een uitgever in de provincie mij vroeg, het boek voor hem te willen vertalen. Waarom zou ik dan vandaag u niet schrijven over een functionaris, die er niet is: den opper-Rabbijn van Palestina. O, neen, zoo ver is de eenheid hier nog niet gevorderd. Er is zelfs nog geen opperabbijn van Jeruzalem. Toch is het beter de eenheid maar rustig te laten groeien. Het zal alles terecht komen, als de macht maar niet komt bij een van de uiterste groepen, links of rechts. Misschien, dat uit de positie van den Rabbijn A.I. Kuk een opperrabinaat van Palestina of van Jeruzalem groeien zal. | |
II.Hij was in Londen, toen ik in Londen was, tusschen Amsterdam en Jeruzalem. Werkzaam voor zijn vereenigingen ‘Jeruzalem’ en ‘De vlag van Jeruzalem’. Ongeveer een orthodox Zionisme, maar dat zich van de Mizrachie onderscheidt, doordat het zich vrij houdt van de algemeene Zionistische wereldorganisatie. Min of meer weder een overgang van de Mizrachie naar de Agoedath Israël. En dat is goed. Van de Poalei Zion over de Mizrachie en de Vlag van Jeruzalem naar de Agoedath Israël. Eene veelheid, die zijne eenheid vindt in dat wat ons allen verbindt: Palestina. Natuurlijk zal eene samenwerking van alle groepen niet zoo gemakkelijk gaan. Er zit nog veel oud zeer en persoonlijke veete. Maar de eenheid zal er toch komen, omdat zonder deze geen slagen mogelijk is. Van den zomer is de Rabbijn Kuk in 't land teruggekomen. En waarlijk ontvangen als een van de Grooten van Israël. Eerewacht van het Joodsche bataillon aan het station te Ludd. En de aanzienlijke Joden van Jaffa en Jeruzalem. Maar nog geen opperrabbinaat van Jeruzalem. Zelfs een verzoek van een aantal Jeruzalemsche notabelen van rechts, zéér rechts, om voorloopig niet naar Jeruzalem te komen. Dus eerst naar Jaffa. Te Jaffa heb ik den beroemden en geliefden rabbijn het eerst gezien. Des Zaterdagavonds. Wij hadden onze avondgebeden genoten in het houten hulpkerkje van Tel Aviv. En dan door een verrukkelijken avondstond (o, regen, o, wind, waar is onze laatste zomer!) wandelen wij naar Jaffa. Daar eerst nog een zwart kopje koffie gedronken bij een kennis op het balcon, dat uitwaait naar de zee. En dan naar den rabbijn. Maar daar zitten zij nog vóór het avondgebed. Gelijk vele vromen dat hier doen. Een prachtige groep in het donker. De rabbijn aan het boveneinde van de tafel. Zijn vader naast hem. Zittenden en staanden. Die gebogen naar hem toe. Hij spreekt vlug, met een vlakke en weinig-bewogen stem, als leest hij voor uit een boek in een wijde extase, iedereen luistert. Soms beweegt een gelaat, licht in de donkere groep. De rabbijn spreekt door. Hebreeuwsch. met een uitspraak tusschen de Sephardische en de Aschkenasische uitspraak in. Hij kent alle bewijsplaatsen uit zijn hoofd. De stem gaat. Tot wij eindelijk de avondgebeden beginnen. Ik denk: een zachtmoedig man. Maar hij spreekt veel. Zal hij ook veel doen? Zal hij krachtig doen? Of zal het leven langs hem heengroeien. Bijvoorbeeld: Hebreeuwsch of Yiddisch? Voor sommigen is dat een levensquaestie. Voor den Rabbijn Kuk niet. Hij laat dat aan zijn hoorders over. In Jaffa is hij begonnen in het Hebreeuwsch. Heeft voortgezet in het Yiddisch op verzoek van de hoorders. In Jeruzalem. Hij spreekt Yiddisch in een van de Synagogen. Oessiskin is onder zijn gehoor. En boos, dat er geen Hebreeuwsch gesproken wordt, gaat hij heen. Dan springt een jonge man op. En eischt, dat er Hebreeuwsch zal worden gesproken. De Rabbijn Kuk spreekt Hebreeuwsch. Zoo iets zou bijvoorbeeld van R. Chaïm Sonnefeld ondenkbaar zijn. | |
III.Jaarvergadering van Mizrachie. De tweede. En de eerste in Jeruzalem. De Rabbijn Kuk heeft beloofd, dat hij uit Jaffa zal overkomen en de vergadering zal toespreken. Hij wordt verwacht, tegen acht uur. Maar door een ongeval aan de auto komt hij eerst tegen half elf. Het is de avond van den derden dag. Wij zijn gaar-vergaderd. Maar zie nu de spanning als Rabbijn Kuk de zaal binnentreedt. Hij is geen lid van Mizrachie. Eerder een bestrijder. Maar men acht hem om zijne groote geleerdheid, eerlijkheid en onbaatzuchtigheid. Er is iets wonderlijks in zijn binnenkomen, iets liefs, iets kinderlijks. Zijn gezicht gloeit, wit en wijd. Maar de lange kaftan is al te mooi. En de breedgerande zwarte hoed. Ook de kinderlijk-bloeiende glimlach, waarmede hij den één zijn hoed geeft, den ander zijn kaftan. Daarnaast de geweldige vroomheid van R. Chaïm Sonnefeld, oud, arm, strompelend. Maar geweldig weigerend. Alleen van God. Hij kan zóó lief niet glimlachen. Maar hij zou ook geen opperrabbijn van Jeruzalem kunnen zijn. Half elf. Rabbijn Kuk begint te spreken. Hij spreekt weer twee uur. In een gemakkelijke, glimlachende extase. Alsof hij alles voorleest uit een gewijd, geheim boek. Hij zegt eigenlijk meer kwaad dan goed van de Mizrachie. Maar alle menschen hooren het aan in een groote overgave. Alleen één rabbijn, afgevaardigde van een van de koloniën is in slaap gevallen. En een van de Jeruzalemsche afgevaardigden leest het Weekblad van het Recht. En hij denkt: een geliefd spreker. Zal hij ook een machtig dader zijn? | |
IV.Hij heeft zich nu in Jeruzalem gevestigd. Zijn invloed? Zeker een goede. Streven naar eenheid. Maar alles is hier nog zoo verbrokkeld. Niemand heeft een grooten algemeenen invloed. Misschien, wanneer het werk begint. Wij wachten hier van dag tot dag. Maar 't is alsof wij den laatsten tijd wat meer ruimte gevoelen. Wat meer meegeven van de Engelsche autoriteiten. Langs den Jaffaweg. Rechts den theetuin door. Het huis van den Rabbijn. Ik heb hem nu reeds meermaalen bezocht, vóór wij een vrijen, middag hebben gevonden voor een rustig gesprek. Hij is vijf-en-veertig jaar. Geboren in Rusland, Koerland. De gewone opvoeding van vrome joodsche jongens. De lagere leerschool. En veel geleerd van zijnen geleerden vader. Gestudeerd te Lutzin, te Smargon en natuurlijk te Wolotzin. Daarna Rabbijn te Zemel bij Kovno, en te Bersk. Inmiddels had hij zich als Joodsch geleerd schrijver grooten naam gemaakt. En hij werd beroepen te Jaffa. Bij het uitbreken van den oorlog was hij te Zürich. Als Russisch onderdaan kon hij niet naar Turksch Palestina terugkeeren. Maar ging naar Londen als Rabbijn van de zeer orthodoxe gemeente: ‘Handhavers van het Geloof’, uitdrukkelijk met de bepaling, dat hij niet langer blijven zou dan tot den vrede. Omdat hij aan het wonen in Palestina zoo eene groote beteekenis hecht, dat hij daarin verzoening ziet voor alle vroegere zonden. Maar ook: iedere zonde in Palestina, die het Heilig Land verontreinigt, telt dubbel. En zijne organisaties: ‘Jeruzalem’ en ‘Vlag van Jeruzalem?’ Zij zijn alleen gericht op heiligen arbeid. De wereldsche politiek laat hij gaarne over aan de Zionistische organisatie. Heel Israël is verplicht het politieke Zionisme te steunen, omdat alleen het politieke Zionisme de economische en politieke factoren kan scheppen, die ons volk in staat zullen stellen, een Heilig Volk te zijn. Al is er nu wellicht eene tijdelijke inzinking, die komen wij te boven. Het politieke Zionisme zal niets doen tegen de Leer. De leiders zouden daardoor ook te veel sympathieën verliezen in Engeland, waar men het gevoel heeft, dat het Land van de Leer terugkomt van het Volk van de Leer. Trouwens, vele Joden, die zelf niet leven volgens de Leer, zouden niet willen, dat de Leer stelselmatig in Palestina gekwetst werd. Zoo zijn er duizenden in Amerika, leden van Mizrachie. | |
V.Zijn algemeen standpunt? Niet negatief zijn. Bijvoorbeeld: de Universiteit. Vele rechtschen zijn daar vlak tegen. En ik heb zelf moeilijkheden gehad omdat ik een juridischen cursus geef in het Hebreeuwsch. Anders Rabbijn Kuk. Eenerzijds, moeten wij zorgen, dat de Universiteit zoo Joodsch mogelijk wordt. En de wereldsche rechtzinnige Joodsche geleerden moeten niet negatief weigeren mede te doen. Anderzijds moeten wij erkennen, dat eene Universiteit nooit in haar geheel alleen en uitsluitend gericht kan zijn op religieus weten en gevoelen. Daarvoor wenscht de Rabbijn Kuk eene Leerschool voor Rabbijnen te Jeruzalem, waar Leeraren voor geheel het Jodendom der Verstrooiing zullen worden opgeleid. Want de Leer wordt het best bestudeerd in het Land van de Leer zelve. Gelijk dan ook de Dominicanen hier eene school hebben voor hoogere bijbelstudie. En de ban, die op de ouders ligt, die hunne kinderen les laten geven in vreemde talen? Wel, eenerzijds heeft de ban veel goed gedaan en voor veel assimilatie bewaard. Misschien is nu echter de tijd gekomen een uitweg te zoeken. Maar een enkele Rabbijn, hoe aanzienlijk hij ook moge wezen, mag den Ban niet opheffen. Dat zou zijn tegen de discipline, die ons reeds in de Mischnah wordt aanbevolen. Maar mogelijk is dit eene vergadering van alle Rabbijnen van alle secten des lands, die een wild en voorzichtig besluit kunnen nemen naar de behoeften van het tijdelijk Eeuwige. Spreken van het Hebreeuwsch? Daar is hij niet tegen. Wij spreken trouwens samen altijd Hebreeuwsch. Maar het negativisme van R. Chaïm Sonnefeld moet men ook begrijpen. Het is eene reactie tegen ‘rak ivrieth’, tegen hen, die van het geheele Jodendom niets hebben behouden dan de Taal. Rabbijn Kuk wil hier ook positief zijn. Wel Hebreeuwsch spreken. Maar tegelijk laten uitkomen, dat de Heiligheid gaat boven de Taal. | |
VI.En het vrouwenkiesrecht? Daar is hij tegen. Zoowel actief als passief. De Joodsche Wachter heeft geschreven, dat Rabbijn Kuk vóór beide was. Dat is onjuist. Hij heeft zich in een open brief aan de Mizrachie, die zijn oordeel gevraagd had, duidelijk en zonder dubbelzin uitgesproken. Ik zeg dit niet om den ijverigen schrijver in den Joodschen Wachter onaangenaam te zijn. Maar de quaestie van het vrouwenkiesrecht kon wel eens gemaakt worden tot een inzet voor een strijd tusschen links en rechts. De Rabbijn Kuk is er tegen, omdat deelneming van de vrouw aan de politiek het echte Joodsche leven kwaad zal doen. Ook hier wil hij niet negatief zijn en enkel zeggen: ‘wij doen aan de verkiezingen niet mede’ Wij moeten onder de Joden zelf en onder de Joodsche vrouwen er een positieve propaganda tegen maken. En verder? Niet meedoen aan de verkiezingen. Een eigen vertegenwoordiging kiezen zonder actief en positief vrouwenkiesrecht? Zeker is daar wel aan gedacht, ook wel door den Rabbijn Kuk. Maar ik geloof niet dat het daartoe komen zal. Al is het niet onmogelijk. De verkiezingen zijn niet uitgesteld wegens het verzet van de orthodoxie tegen het vrouwenkiesrecht. Maar omdat eene vertegenwoordiging geen zin had, zoolang niet over het mandaat is beslist. Maar 't is duidelijk door de Oessiskin gezegd: daarna worden de verkiezingen gehouden met actief en passief vrouwenkiesrecht. Gelijk in de Zionistische organisatie zelve. Zeker is het jammer, dat de quaestie van het vrouwenkiesrecht, waarom de Palestinensische vrouwen als geheel volstrekt niet vragen, dadelijk gemaakt is tot een strijd tusschen links en rechts. Een deel van de orthodoxie zal niet meedoen, en we krijgen eene vertegenwoordiging eenzijdig samengesteld. Naar mijne meening zal de Mizrachie nog wel een keertje meer omgaan en zich niet verzetten. Misschien zal de Mizrachie op den middenweg blijven, als vereeniging zich onthouden, maar de leden vrijlaten. Het is jammer, dat de uiterst linkschen hier zoo weinig verzoenlijk zijn en tot eenheid gezind. Ook het dwingen van de socialistische arbeiders om eene onevenredig groote vertegenwoordiging in de Zionistische Commissie is een bedenkelijk ding. | |
VII.Bijna twee en een kwart jaar na de Balfour declaratie en na de bezetting van Jeruzalem. Wat hebben wij gewonnen in al dien tijd? Toch zijn wij niet moedeloos. Wij zullen alle moeilijkheden hebben van alle andere volken. Maar wij zullen ze hebben als één Volk, in één Land. met één Taal, ons mooi en hartenheilig Hebreeuwsch. |