Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 124 Langs alle wegenGa naar margenoot+En zoo zijn we dan in vreugde en gezondheid het oude jaar uit en het nieuwe jaar in gedanst, ten bate van de wasch-, glans- en strijkinrichting en de schoonheden van de oude stad. Het was héél aardig. Maar het aardigste was de verrassing van mijnen vriend Adil Effendi. Neen, hij is nooit op een Europeesch bal geweest. Wat denkt hij ervan? Mohammedanen dansen niet. En hunne vrouwen zien geen vreemde mannen. O, Adil Effendi vindt het bal prachtig. Zijn donkere oogen blinken. Maar 't is niet bepaald Mohammedaansch. Hij weet precies met wien de gouverneur heeft gedanst, en met wien hij het eerst heeft gesproken. Er is ook een buffet. Lekkere Europeesche dingen allemaal. Pudding in glaasjes. Hij is dolgelukkig. Prettig hè, een Europeaan te zijn. Hij is ook een Europeaan, op de fez na. Maar vooral het buffet. Het kost niets. Dat is ongeloofelijk. En men behoeft den gouverneur geen baksjisj te geven. Dus eet Adil Effendi ongeloofelijk veel taartjes en bonbons. Mag hij niet wat meenemen voor zijn nichtjes? Ik zeg: ‘neen, dat gaat niet’. Jammer, jammer. Wie krijgt alles wat overblijft? En als wij naar huis rijden in Adils mooie rijtuigje, dan belijdt hij het: ‘Ik heb toch bonbons meegenomen voor mijn nichtjes’. Ik mopper, boos. Toch moge Allah hem zegenen! Vanavond geef ik mijn proefles in het Hebreeuwsch. En morgen geeft mijn jonge vriend, die leerling is van de kweekschool, de zijne. Hij is een broer van de vrouw des huizes. En komt des middags bij ons eten. De proeflessen. Hij vraagt naar de mijne. Ik naar de zijne. Wij troosten elkander. Morgen om dezen tijd is het al voorbij. Hij zou graag op mijn proefles komen. Maar ik begrijp: hij is zenuwachtig voor de zijne. Hij moet een gedeelte van Samuël behandelen voor de hoogste klasse van de lagere school. Een Leerschool, zooals wij die bij onze kweekscholen kennen, die is hier niet. Maar af en toe worden de jongens in de gelegenheid gesteld practische les te geven. Hij geeft trouwens ook reeds les aan avondscholen voor volwassenen. Velen van de immigranten kennen geen Hebreeuwsch. Althans kennen zij het niet als spreektaal. En deze jongens zijn natuurlijk de beste onderwijzers. Nog beter dan hun eigen onderwijzers, die hier meestal uit Oost-Europa gekomen zijn. Maar vanavond heeft Eliëzer van zijn avondschool vrij gekregen. Hij heeft maar weinig gegeten. Hij wenscht mij het beste met mijn lezing. Maar hij moet werken aan zijn proefles. O, wat is het leven toch overal hetzelfde. En wat is de jeugd altijd, en overal lief en schoon. |
|