Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 113 Langs alle wegenGa naar margenoot+Adil Effendi en ik zijn gelogeerd bij onzen waardigen vriend Amin el Chawadja. We slapen netjes met ons drieën. Want een gastheer met nette manieren laat zijne gasten niet alleen. Maar, ook de netste gastheer moet wellicht des nachts zich even verwijderen. Ook Amin el Chawadja. En als hij weggaat sluit hij de deur in 't slot. Ik roep Adil. Ik zeg: ‘Wat is dat?’ ‘Wel’, zegt Adil tusschen waak en slaap: ‘Hij gaat even weg. Natuurlijk sluit hij ons op’. 's Morgens krijg ik de verdere explicatie. Ja, dat is hier 's lands wijs en des lands eer. De gasten worden opgesloten; in hun eigen belang. Want de gastheer is verantwoordelijk voor hetgeen met de gasten gebeurt. En welk een schande voor den braven Amin el chawadja, wanneer zijne gasten werden bestolen in zijn huis. Maar de gasten worden ook opgesloten in het belang van den gastheer. Want men is hier heel gastvrij. En neemt dikwijls gasten op, die men niet kent, of maar half kent. En welk een schande voor Amin el Chawadja, wanneer hij eens flink bestolen werd. Het gebruik is natuurlijk van eeuwen oud. Al in heel oude Joodsche boeken vinden wij verhaald van eenen reiziger, die gehuisvest werd op zolder. En de trap werd weggenomen. Dat werkt als sleutel. Mijn vriend Saïd Effendi heeft bezoek gehad van eenen sjeikh, die eene kwestie heeft met eenen anderen sjeikh. Nu gaat de eene sjeikh ons verlaten. Maar dat is nog zoo eenvoudig niet. Natuurlijk kust hij onze handen, en drukt onze hand tegen zijn voorhoofd. Ook kust hij den onderzoom van onze jas. Dat is alles inleiding. Natuurlijk ook draagt onze sjeikh een hoofddoek met lange slippen, die kafiye heet. En evenzeer natuurlijk heeft hij duimendik zwart koord gewonden om zijn hoofd, opdat de kafiye niet wegwaait. En dat koord heet agal. Hij neemt de agal van zijn hoofd. En legt die om onzen hals, één voor één. Hij zegt daarbij mooie woorden en maakt mooie gebaren. En dat alles beteekent te zamen, dat hij zich onder onze bescherming stelt. Dat komt hier veel voor. Aan den overkant staan de Arabieren van Petra onder de bescherming van de Ahwatwah Arabieren. Als nu een Cherkes bijvoorbeeld hand of vinger uitsteekt naar een Arabier uit Petra, dan krijgt hij te doen met al de Ahwatwah Arabieren. Natuurlijk, dat de Arabieren van Petra voor zoo machtige bescherming ook moeten betalen. Maar dat is recht. |
|