Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 102 De gouverneur van JeruzalemGa naar margenoot+Gouverneur Storrs is van zijne vacantie teruggekomen. Ik wil hem gaarne eene aanbeveling vragen voor een van zijne officieren, den chef van de politie en de gevangenissen, opvolger van den havenkapitein Matheison. Maar nog veel meer gaarne zou ik den Gouverneur willen vragen naar zijn oordeel over de Oostersche kwesties: Syrië, Palestina en Egypte. Weinigen kennen land, volk en geestelijke stroomingen daar zoo goed als hij. Belet vragen. De Gouverneur zal ontvangen. En de aanbeveling kan ik krijgen. Maar een interview! Welk een dwaze gedachte! Hij is militair en interviews zijn tegen de militaire etiquette. Ik herinner aan ons interview in Maart. Hij wordt heel streng: ‘Dat was ook geen interview. En was het dat wel, dan heb ik mij vergist. En ik zal mij geen tweeden keer vergissen.’ Onvermurwbaar. Goed. Maar ik heb met een aantal menschen over hem gesproken. En natuurlijk vindt, ge hem in het Engelsche: ‘Who is who?’ | |
II.En ziethier mijn aanteekeningen over dezen hoogbegaafden en bekwamen man, die zeker zijn machtig land nog in vele betrekkingen dienen zal. Ik heb zorgvuldig geluisterd naar alle kanten, en veel aanvulling en verbetering is niet noodig. Zijn leven. Het gewone leven van eenen Engelschen jongen uit de betere standen. Geboren. Lagere School. Public school. De Universiteit te Cambridge. Hij heeft daar gestudeerd: Grieksch, Latijn en philosophie. Zijn studie volbracht met first class honours. Daarna aanvullende studies in het Arabisch. En wanneer hij voor in de twintig is: naar Egypte in civiele dienst. In het ministerie van financiën, van de mijnen, belastingen, rekenkamer, secretaris van den financial advisor. En oriental secretary of the Residence. ‘The Residence’. Vroeger ‘Agency’, dat is in Caïro het groote, het machtige, de vertegenwoordiger van Engeland. ‘Oriental Secretary’ is daar een zeer belangrijke post. Hij heeft gewerkt met Kitchener, met Sir Henry Mac Mahon en met Sir Reginald Wingate. Dan de oorlog: hier zegt men het kortweg zóó: ‘Hij is naar Arabië geweest en heeft daar den Arabischen opstand gemaakt’. Zeker heeft hij in dien tijd Engelsche belangen in Arabië behartigd. Hij heeft er koning Hussein gekend. Den Emir Feisul en diens meer begaafden broeder Abdullah. En kolonel Lawrence, geen staatsman, geen krijgsman, maar archaeoloog. En langen tijd Feisuls raadsman. Hij heeft samengewerkt met Sir Marc Sykes, den chief political officer van het Egyptisch Expeditieleger in Palestina. E.E.F. noemen we dat hier, en dat staat ook op de postzegels. Met zijn Franschen collega Picot heeft Sir Marc het Sykes-Picot-tractaat opgesteld, dat Palestina in het noorden zoo slechte grenzen geeft. Kort daarna heeft Ronald Storrs, nog altijd civilist, zijn werk in Bagdad. Arabische politiek. En dan in Engeland, waar hij met Sir Marc Sykes drie maanden werkt in het secretariaat van het War Cabinet. Dan terug naar Egypte. Inmiddels is Jeruzalem bezet. Hij wordt er heen gezonden, eerst met een beperkte opdracht. Sinds December 1917 als gouverneur. | |
III.De Man. Zijn politiek. Men kan zeggen: het vermijden van uitersten. Denkt gij, dat, het zoo gemakkelijk is, gouverneur van Jeruzalem te zijn? Wel, dr. Weizmann, kon er niet in slagen vrede en eendracht te bewaren onder de Joden alleen van Jeruzalem. De gouverneur moet vrede houden tusschen allen: Mohammedanen, Joden, Christenen. Iedereen, die maar meent in het minst te kort te zijn gedaan, komt met zijn klachten. Bijvoorbeeld: Generaal Allenby heeft na de bezetting eene proclamatie aangeplakt, dat alles blijven zou, zooals het was, tot den vrede. De Arabieren klagen nu, dat de status quo is verstoord, ten gunste van het Hebreeuwsch. Of de rechters. Het hoofd van de rechters is luitenant-kolonel Norman Bentwich. En er zijn verscheidene andere Joodsche rechters. Klachten bij den gouverneur. Jeruzalem is nog niet eene Joodsche, en nog veel minder eene Zionistische stad. De niet-Zionistische Joden gaan dadelijk klagen, zoodra zij meenen verkort te zijn tegenover de Zionisten. Gouverneur Storrs volgt een politiek van gelijkheid en van verzoening. Het gevolg is, dat hij bij de uiterste drijvers van alle partijen niet al te best staat aangeschreven. De uiterste Joden noemen hem een Arabier. De uiterste Arabieren zeggen, dat hij geheel onder den invloed is van de Joden. Maar de groote meerderheid van de gematigde elementen van alle partijen is zeer met den Gouverneur ingenomen. Het is natuurlijk niet wiskunstig te bewijzen, maar het is een algemeene meening, dat de voorzichtige politiek van den Gouverneur ons voor veel onrust heeft bewaard. Trouwens, ook de politiek van onze eigen leiders is veel voorzichtiger geworden. In het begin zijn wij stoutmoediger geweest. Optochten door de stad. Feestelijke ontvangsten. Dat is voorbij. Brandeis is hier opzettelijk niet met eerbetoon aan het station ontvangen. Evenmin Oessiskin. Weizmann is hier als een heel gewoon burger binnengekomen. Misschien dat wij van een overmatige stoutmoedigheid nu komen tot een overmatige voorzichtigheid. Ook hier is het vinden van een juist midden zeer moeilijk. Maar dit is zeker: toen gouverneur Storrs verleden jaar eene voorzichtige politiek voerde, heeft men hem uitgemaakt voor eenen anti-Zionist. Nu voeren onze leiders zelven dezelfde politiek. O, de stoutmoedigheid is schooner dan de voorzichtigheid. Maar de verantwoording van eenen gouverneur van Jeruzalem is groot. | |
IV.Een merkwaardig artikel van Ben-Jehoeda in het dagblad ‘Doar Hajom’. De tweede verjaardag van de Balfour-declaratie is te Londen zeer feestelijk gevierd. En hier vrijwel onbemerkt voorbijgegaan. Waarom? De Engelsche Regeering beeft de Balfour-declaratie bevestigd. Maar niet uitgelegd. Zal een Joodsch volk worden erkend met een Joodsch staatsburgerschap? De grenzen van Palestina? Wat beteekent ‘Joodsch tehuis’? Wij lijden hier nog altijd onder den onwil van de plaatselijke autoriteiten. Generaal Watson, de Gouverneur van Palestina, zal denkelijk aftreden, omdat zijn bestuur niet Zionistisch genoeg was. En de opvolger? Geen benijdenswaardige taak. Men noemt Generaal Deedes. Vroeger hoofd van het intelligence-department in Egypte. Thans Britsch vertegenwoordiger te Konstantinopel. Hij is dr. Weizmanns candidaat. Ze zijn thans beiden te Caïro. Het is de vraag, of de benoeming van Generaal Deedes weer voorzichtig genoeg zou zijn. Het is nergens geheel rustig. Ook hier niet. En zoo heel anti-Zionistisch is gouverneur Storrs, die blijft, toch blijkbaar niet. | |
V.Geen interview. Geen denken aan. Maar wel een bezoek aan het jongensweeshuis van den heer Goldsmit. Dat ging zóó: de Gouverneur, altijd mild en voorkomend, zegt iets liefs over de Hollandsche Zionisten, die hij kent: Siegfried Hoofiën, Jacobus Kann, mr. Van Vriesland. Ik zeg: ‘Ja, maar een van de allerbesten kent u niet. Wij zijn allemaal een beetje ijdel en een beetje lichtgeraakt. En er is er maar één in de Stad, die zijn geheele leven zonder ijdelheid geeft aan zijn werk’. Ik prijs het weeshuis. En de gouverneur, altijd belangstellend, zal het Zaterdag komen bezoeken. Negen uur. Als de gebeden afgeloopen zijn. De heer Goldsmit heeft het den jongens niet gezegd, om de rust der gebeden niet te storen. Ook onze chassidische vrienden, die het Tiental komen volmaken, weten het niet. Maar Mohammed weet het. Dus heeft hij ook een nieuwe japon aangetogen, donkerblauw met een streepje. En om half negen komt de eerewacht. Zes gendarmen met hun sergeant. O, Amsterdam is Jeruzalem niet. En een Amsterdamsche diender, wat is hij gewoon, wat is hij hard en vaal, naast onze gendarmen. Ze gaan in fijne, grijze kleeren. Ze hebben bijna allen knappe verstandige gezichten. Ze zouden allen prinsen van Arabië kunnen zijn. Precies negen uur. De gouverneur met zijn deurwachter. Ik zou den Emir Feisul wel eens willen zien en ook de echte prinsen van Arabië. En alles gaat heel gewoon. De gebeden over den wijn en over het brood. En de jongens eten, natuurlijk wel een beetje afgeleid. De gouverneur vraagt, maar 't is of hij alles al weet. Wij kunnen natuurlijk niet alle jongens voorstellen. Maar wij vertoonen onze schatten. Pinhas, den kleinsten, twee en een half jaar. Een blank jongetje met blonde krulletjes. En Ossia, den diksten, een reclame voor ieder weeshuis. En den kleinen Sachs, den netsten, den braafsten, den besten. De gouverneur ziet het geheele gebouw. En hij ziet het goed. En als hij iets aan te merken heeft, dan doet hij dat. Alles licht en lucht. De groote slaapzaal, wel heel weemoedig. Echt weezenbedjes, de witte bedjes. Hij zegt ook iets vriendelijke tegen Mohammed. Een gelukkige dag! Maar Mohammed had dan ook een nieuwe japon aangetrokken, donkerblauw met een streepje. De voetbal. Spelen de jongens voetbal? Ja, maar niet volgens de regelen. Neen, dat gaat niet. Goed spelen of niet spelen. Hij zal ons een best soldaatje sturen, dat den jongens de regels van het spel wel leeren zal. En in het bezoekersboek schrijft hij iets, dat heel lief is. Geteekend met den Joodschen dag en de Joodsche maand. Kleinigheden? Zooveel kleiner dan de Eeuwigheid? De jongens in twee rijen. En de wacht van de gendarmen. Amsterdam is Jeruzalem niet. Het weeshuis staat in een buitenwijk. Van het hooge balcon af zien wij ver, heel ver. De bergen in, waar de lijnen van dalen en toppen spelen. De gekanteelde muren met de torens. En overal de schaduwlooze zon. Zij gaan. De gouverneur. En achter hem zijn deurdienaar, die wel een prins van Arabië zou kunnen zijn. Ik ben moe. Het is toch niets. Het is toch alles niets. Het breekt uit elkander. Ik bijt op mijn hart om het niet uit te snikken van pijn. Stil maar. Stil maar. Vanavond zal de maan vol zijn. En ik zal uitgaan met Adil Effendi, om acht uur, als de maan op het schoonst is. Maar de Eeuwigheid. Altijd de Eeuwigheid achter Amsterdam, achter Jeruzalem, achter den gouverneur, achter zijnen deurwachter, achter Adil en achter mij. |