Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 97 Langs alle wegenGa naar margenoot+Hij is geen chawadja. Hij is geen effendi. Hij is Machmoed, het staljongentje van mijne vrienden Abdoel Salam en Adil. Hij draagt een paars japonnetje. Als hij den stal schoonmaakt, dan gaat het japonnetje uit. En dan blijft er over een wit broekje en een bruin truitje. O, hij is heel goed voor de paarden. Zijn trots is natuurlijk het paard Jimmy, het mooiste Arabische paard van de Stad. Als Machmoed vooruitloopt volgt het paard Jimmy hem vanzelven. Alle menschen blijven staan. En zeggen: ‘Wel, wel, die Machmoed’. Ook het paard Gamies is een goed paard. Maar het kleine zwarte paard heeft Machmoed's genegenheid niet. Hoe is het mogelijk, dat de chawadja op dat paard rijden wil! Allah zal het niet zegenen. Machmoed slaapt ook in den stal. Op een plankenbed juist voor het raam. Hij gaat vroeg naar bed. Dan ligt hij nog heel lang uit te kijken. Lekker als de stal donker is, en de straat licht in den maneschijn. 's Avonds gaat de chawadja naar de post. Zien of er kranten gekomen zijn. En als hij dan langs den mooien stal van zijn vrienden terugloopt, dan roept hij: ‘Uw nacht zijgezegend, Machmoed’. Natuurlijk antwoordt de kleine Machmoed dan: ‘Uw nacht zij gelukkig en gezegend o, chawadja’. Want hij is een staljongentje met heel nette manieren. Wanneer nu des morgens kwart na zevenen, Adil effendi op het paard Jimmy, en zijn vriend de chawadja op het kleine zwarte paardje, Schû-hada den hoek om komen, dan voelt de kleine Ali zich aanmerkelijk opgelucht. Want de kleine Ali is weer te lui geweest om zijn sommen te maken. En de meester is héél streng. Nu moet de chawadja dat zaakje weer opknappen. Maar als de kleine Ali des morgens om zes uur aan de deur van den chawadja klopt, dan hoort hij, dat de chawadja al om half vijf met Adil Effendi is uitgereden. O, wee, wie weet, komen zij nog tijdig thuis. Daar komen zij den hoek om. Maar de chawadja heeft vandaag een paedagogische bui. ‘Neen, Ali’, zegt hij ‘zeker zal ik uwe sommen vandaag niet maken. Mogen wij den meester telkens bedriegen?’ ‘Neen, heer’, zegt de kleine Ali: ‘zeker mogen wij den meester niet telkens bedriegen. Maar de sommen zijn héél moeilijk’. De chawadja blijft paedagogisch. Maar dan: met een vaartje is de kleine Ali op het paard gesprongen. En hij smeekt. En hij trekt den chawadja aan zijn kin: ‘Ik zal nooit meer lui zijn .... maar help mij dezen keer.... de meester zal mij zeker doodslaan. En mijn vader zal zoo boos zijn’. En dan geeft de chawadja toe. Hij is nooit sterk in de paedagogiek geweest. Onder een grooten boom op een grooten steen, worden de sommetjes van Ali gemaakt. En Ali, weer lekker en brutaal, zegt tegen Adil Effendi: ‘wees maar blij, dat gij zulke moeilijke sommen niet maken moet. Want ik twijfel, of gij er wel één van maken kunt’. De chawadja's hebben ongeloofelijke dingen. Alleen wie het zelf gezien heeft, kan 't gelooven. Abdul Salam Effendi en Adil Effendi hebben beiden een mooi horloge. Maar hun vriend, de chawadja, heeft een horloge, dat branden kan. Hij, Machmoed, heeft het zelf gezien, toen de chawadja des avonds in den stal is gekomen om koekjes te geven aan Jimmy en Schû-hada. Hij heeft het horloge ook in zijn handen mogen hebben. Maar de chawadja heeft het niet willen openmaken. En toch zou Machmoed zoo dolgraag willen zien, waar het vuur vandaan komt. Maar dan, zie op een vroegen morgen, wanneer de chawadja zijn huis verlaat, dan roept de kleine Machmoed: ‘taäl schoef’. En dat beteekent: ‘kom en kijk’. Wat heeft Machmoed? Wel, de geit, de groote geit, die laatst den stalbezem half heeft opgegeten, die heeft twee jongen gekregen. Zijn zij niet mooi? Zijn zij niet zacht? Machmoed kust hun natte, smalle snuitjes. De chawadja mag ze ook eens in zijn handen nemen. En als de chawadja in een groote bewondering is, dan zegt Machmoed: ‘Nu heb ik den chawadja de twee kleine geitjes laten zien. Is het onbillijk, wanneer ik den chawadja vraag mij het brandende horloge van binnen te laten zien?’ Neen, Machmoed. Dat is zeer billijk. Een week daarna betaalt de chawadja vijftien piasters reparatiekosten voor een brandend horloge. |
|