Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 89 Langs alle wegenGa naar margenoot+Dit is nog van toen wij woonden op de Duitsche Plaats. Zeker is men daar heel bang voor dieven. Tegen den avond worden alle toegangen op één na afgesloten. De hemel blijft open tot den Olijfberg. En één poort blijft open voor wie laat te huis komt. Voor die poort komt 's avonds een ‘waker slapen’ zooals onze lieve, oude dichter W.L. Penning Jr. het zoo aardig heeft gezegd. Hij heeft een wachthuisje. Maar 't liefst ligt hij binnen die Poort tegen den drempel gedoken in zijn donkeren mantel. Waarlijk, hij weet in zijn slaap of een bekende binnenkomt of een vreemde. Bekende: hij slaapt door. Vreemde: hij wordt wakker. En hij zal u vragen in zwaar donker Arabisch, wat gij nog zoo laat komt doen bij de brave lieden van de Duitsche Plaats. Hij heeft ook een knuppel. Maar dien zal hij tegen een Europeeschen chawadja niet gebruiken. Neemt hij baksjisj? Ja, hij neemt baksjisj. Wie, van Port-Said tot ver achter Mesopotamië, neemt geen baksjisj. Hij neemt het in alle vormen. Een piaster. Of een sigaret. Maar een boterham! Zoo een witte van de chawadjas, lekker dik in de boter. En dan een groot glas melk. Wijn is ook lekker. Alles wat de chawadjas eten is lekker. En dan maar weer diep in den donkeren mantel. En slapen. Zij zitten met hun vieren op een rijtje in de Jaffastraat. Vier schoenpoetsertjes. Sephardische en Jemenitische. Geen Arabische. Ofschoon ze allemaal Arabisch spreken. Ook Hebreeuwsch. Trouwens, de Arabische schoenpoetsertjes roepen u ook aan in het Hebreeuwsch: ‘als het u belieft, mijnheer’. Maar dan gaan de anderen schreeuwen: ‘Hij is een Arabier. Hij is een Arabier’. Soms roepen zij het als 't niet waar is. En dan protesteert de niet-Arabier luidkeels in het Hebreeuwsch. Wat natuurlijk het beste tegenbewijs is. De vier. Zij zijn concurrenten. Maar goedgezinde concurrenten. Zij leenen elkaar wit poeder en water voor de zomerschoenen. En roode verf voor de zoolrandjes. Hun tarief? Uw welwillendheid. Een piaster voor wit stoffen schoenen is mooi. Maar een halve piaster voor zware militaire laarzen, dat is: ‘mousch bekeffi’. Een Beloedsjistansoldaat. Dat is geen chawadja. Dus daarmee onderhandelen zij eerst. Een halve piaster. Geen sprake van. Een piaster? Dat wil hij weer niet. En daartusschen bestaat niets. Want de millièmes, dat is maar grauwe theorie. Maar er zijn cigaretten. Een halve piaster en vier cigaretten, zegt het baasje. Lekker rooken, ieder een. En de soldaat: een halve piaster en één cigaret. De jongen houdt nog vol. Vier. En zóó zullen ze nu weer lekker een tijdje blijven dingen, hoeveel. cigaretten, behalve de halve piaster, de reus uit Beloedsjistan geven zal voor het poetsen van zijn schoenen. |
|