Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 84 Wind en waterGa naar margenoot+Altijd persoonlijk zijn. Dat wil zeggen, in den zakelijken zin van het woord. Zóó: wanneer gij iemands kunstwerk beoordeelt, zijn wetenschappelijk werk of zijn maatschappelijk, maak u dan los van genegenheid of los van haat. Niet persoonlijk in den onzakelijken zin. Maar dit: men kan de werkelijkheid beschrijven op persoonlijke en onpersoonlijke wijze. Geen van beiden is beter dan de andere. Het is een zaak van het karakter van den beschrijver. Mij is de persoonlijke beschrijvingswijze de geëigende. Dat is in de Dichtkunst: ‘Het lied, het lied, alleen het lyrisch lied’. Denkt gij, wanneer ik schrijf over dr. M. Gourevitz, dat gij meer hoort over hem dan over mij? Prof. De Bussy: uit een oordeel leert gij meer den beoordeelaar kennen dan den beoordeelde. Dus, wanneer ik met iemand spreek over een boek van hem, een werk van hem, dan laat ik hem het eerst spreken over zichzelven. Hebt gij wel eens bemerkt, hoe de menschen openbloeien, wanneer men hen rustig en wijs over henzelven spreken laat? De vereeniging ‘Agoedas Majim’, dat wil zeggen: ‘Watervereeniging’. Misschien hebben enkele lezers ervan gehoord en het boekje gelezen, dat de vereeniging wijd heeft verspreid in Hebreeuwsch en Fransch. Hier in Jaffa vraag ik er naar. Ja, - de Vereeniging. En de ziel, dr. M. Gourewitz. Hij woont vlak over ons. Niets daartusschen dan een brok gloeiende zandstraat. Stuur ons toch eens wat schepen met steenen en wat schaduw. Dan bouwen wij een fijnen weg van Tel-Aviv naar de zee. Dr. Gourevitz. Een koele kamer. Een glas Russische thee, nog heeter dan de hitte. En hem dan eerst laten ontbloeien in een zacht vragen naar zijn jeugd, naar zijn wijde jaren, naar zijn worstelende jaren. Geboren 1888. Te Reval in Esthland. Waar de zee is en de zeewind. Scholen te Bialostok en Reval. Universiteiten: Zürich, Bern, Genève, Parijs. Doctor in de wiskunde en de mechanica. Voor vijf jaar hier gekomen als leeraar aan het gymnasium. Maar hij heeft zich nu vrij gemaakt voor het werk van de Watervereeniging. ‘Ja,’ zegt hij, en de zee met haar eeuwig geluid breekt achter het huis: ‘wij hebben het water verwaarloosd’. Voor terugkeer tot landbouwleven is alles gedaan. Voor leven te water niets. Oorzaak: in Rusland is de leiding in handen van mannen uit de Joodsche centra binnen in het land: Polen, Galicië. Zij kennen het water niet. Wij moeten terug naar het water. De zee, de meren, de rivieren. De kustlijn van Palestina is strak. Ongebroken, zooals van den Hoek tot den Helder. Maar is er niet de haven van Scheveningen? En de haven van IJmuiden? Dat kunnen wij ook als het moet. En men zegt, dat Haïfa heel gemakkelijk een kostelijke haven krijgen zal. Terug naar het water. Jacob heeft, zijn zonen zegenend, Zebulon het zeestrand toegezegd. Zoo waarlijk niet het minste deel. Salomo zond vloten naar Indië. Toen wij, ten tijde van de Hasmoneeërs ook in Egypte machtig waren, zonden Joodsche reeders Joodsche vloten met Joodsche manschap uit Alexandrië naar Rome. Dat kunnen wij weer. Joodsche zeevaart? Waarom zou de Koninklijke Stoombootmaatschappij wel Hollandsche schepen zenden naar Jaffa (wanneer komen zij weer?), en waarom zouden wij geen Joodsche schepen zenden naar Amsterdam? Onze vlag is wit en blauw. Joodsche vischvangst, sponsen en schelpen. Kalk voor de duizenden huizen, die hier moeten worden gebouwd. En visch een goedkoop volksvoedsel. De Arabieren doen dat wel zoo wat: visch, sponsen en schelpen. Maar zoo onnoozel primitief. Joodsche scheepsbouw. Een Joodsche zeevaartschool. Joodsche matrozen. Een nieuw geslacht. Geen brillen. Stout en open. Wind en water. Zand en zon. Dr. Gourevitz lacht: ‘dat is het. Ook economische redenen. Werk. En visch een goed en goedkoop voedsel. Maar vooral een gezond, een nieuw geslacht. Daar moeten wij heen.’ En wat hebben ze al gedaan? Drie mannen: dr. (Gourevitz, de ingenieur Katinka en dr. Schlousz uit Jeruzalem, de broer van Nahum Schlousz. Geen groote vereeniging. Geen vergaderingen. Geen redevoeringen. Men spreekt hier veel te veel. En men doet veel te weinig. Geen politiek. Maar practisch en tevens wetenschappelijk werk. Contrôle moet er zijn. Welnu, een kleine commissie. Oettinger zit daarin, de vertegenwoordiger van het Joodsch Nationaal Fonds. En Blumenfeld, één van de arbeidersleiders. En de oude Schagevitz. Mizrachist. Vijf en zeventig jaar. Een van de oudste kolonisten uit Gederah. Loopt alle wegen. Idealist. Enthousiast voor ons waterwerk. En zou zelf heel graag matroos worden. O, wij hebben hier veel aardige en belangrijke menschen. Ook wel veel prullige en dikdoenige ambtenaren. Maar daar komen we wel overheen. Men kan het werk van de Vereeniging in tweeën deelen. Ten eerste: bevordering van particulier initiatief. Ten tweede opleiding in het waterwerk. | |
II.Ten eerste. Particulier initiatief. Merkwaardig. Want de leiders hebben socialistische sympathieën. Maar men begint hier wel te beseffen, dat een land als het onze, met een volk als het onze, in een tijd als de onze, niet kan worden opgebouwd volgens strakke, genadelooze beginselen, al zijn zij in hun strakheid nog zoo schoon. De Vereeniging bevordert het scheppen van coöperatieve visschersgroepen. Er zijn nu nog maar weinig Joodsche visschers: vijf in Jaffa. Een vijftien te Tiberias. Maar men verwacht er meer uit Saloniki. Het werk wordt daar gesteund door den Opperrabbijn R. Jacob Meier, bekend Zionist. De Vereeniging heeft aan alle regeeringen inlichtingen gevraagd, omtrent hetgeen gedaan is voor de aqua-cultuur. Met die inlichtingen worden de ondernemers hier weer gediend. Men wil ook het inschepen en uitschepen van passagiers en goederen in handen van Joden brengen. En Joodsche scheepsbouw. Er staat een schip op stapel te Haïfa. Een klein schip. Een honderd ton. Voor de kustvaart: Beiroeth, Haïfa, Jaffa. Maar misschien is dat kleine stipje schip het begin van een wereldwijde Joodsche vloot. Het schip behoort aan particulieren. De Watervereeniging heeft geen geld. Ze maakt plannen voor particulieren. Moedigt particulieren aan. Een mooi, levendig initiatief, gelijk wij dat hier noodig hebben. | |
III.Maar het groote plan, dat is de Joodsche visschersfarm. Een zeevaartschool. Visscherschool. Maar ook eenvoudige landbouw. Opdat de Joodsche visschers hun vrije dagen niet waardeloos zullen laten. Scheepsbouw. Conservenfabricage: gezouten visch, gedroogde visch, gerookte visch. Dit land, rijk aan zout en olie, kan vischconserven uitvoeren. En al dit werk kan door Joodsche arbeiders worden gedaan, zonder dat er moeilijkheden ontstaan met Arabieren. En de middelen voor de Joodsche visschershoeve? De Vereeniging wil geen geld. Dat is altijd gevaarlijk. Maar zij vraagt giften en beloften. Baron Rothschild staat de gebouwen af, die te Tantura bestemd waren voor een glasfabriek, die niet is doorgezet. Volgens dr. Gourevitz zijn die gebouwen ideaal. Toegezegd zijn alle benoodigdheden voor het landbouwonderwijs. Zoo ook al het timmergereedschap voor den bootenbouw. De Bulgaarsche Joden geven twaalf booten met de namen der twaalf stammen. Mizrachie al het keukengereedschap. Van alle landen zijn de toezeggingen gekomen: de netten, het electrisch licht. ‘Neen’, zegt dr. Gourevitz, ‘geen geld. Daar hebben we hier in het land al te veel ongelukken van gezien.’ En Holland? Neen, uit Holland zijn nog geen beloften gekomen. Waarschijnlijk omdat de Vereeniging daar nog niet bekend genoeg is. Leuven is verbrand. Nu verzamelt men over de heele wereld boeken voor een nieuwe universiteitsbibliotheek. Van het Joodsche volk is nog heel wat meer verbrand dan ééne Stad. Wij zouden wel graag twee automobielen willen hebben, ingericht voor het vischvervoer naar Jeruzalem en andere steden. En een mooi veilig motorbootje voor het in- en uitschepen van menschen en goederen hier op de reede. En nu moet ik toch even lachen. Neen, dr. Gourevitz kent de samenstelling van het Nederlandsche Jodendom niet. Hij denkt, dat het in Holland, het land van de zee, wemelt van Joodsche schippers en schepelingen. Ach neen, ook in Holland hebben wij het water verwaarloosd. Luister eens wat dr. Gourevitz wil. Uit Holland vraagt hij drie Joodsche leermeesters. Visscherij. Conservenfabricage. Eenvoudige scheepsbouw. En het salaris ten laste van het Nederlandsche Jodendom. Hun bijdrage in de verovering van het water. Ik moet wel even lachen. Maar toch, wie doet er mee? | |
IV.Wind en water. De verovering van de zee. Joodsche matrozen in alle havens ter wereld. Onze vlag van wit en blauw overal. Een droom? Geen droom, als wij de daad maar willen. Heel het Zionisme is eenmaal een droom geweest. Naar huis. En daar nadenken. Het is te mooi. Het kan niet waar zijn. Het Ghetto-volk een Volk der Zee. Daar ligt de Middellandsche Zee, open en schatbereid. De avondzon. De bonte wolken. De wind. De wind. De losse, lieve wind. Neen vrienden, laten wij geen gekken zijn, maar bureaucraten. Maar toch, wind en water. Zon en zee. |