Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 81 Vele zorgenGa naar margenoot+Jeruzalem. De Duitsche Plaats. En het uitzicht tot den Olijfberg, nacht en dag. Vol wonderen van maan en sterren, zon, wegen en wind. Hoevele maanden geleden schreef ik u, het uitzicht peinzend genietend, over onze ‘Verwachtingen en stemmingen!’ Wij wachten nog. In ‘vele zorgen.’ Gisteren kwam hier het bericht, dat de vergadering van het Actie-Comité te Londen onbepaald is uitgesteld. Wij stonden geslagen. Wij snakken naar een einde. Wij willen weten. Wij willen werken. De Palestina-vraag een deel van de algemeene Turksche vraag. En de Turksche vraag nog lang niet opgelost. De vredesconferentie feitelijk met vacantie. Wij zouden het best vinden, indien de Joodsche nood ook met vacantie ging. Het Zionisme moet thans zijn taak vervullen in de moeilijkst denkbare omstandigheden. Wij moeten eerlijk en open zijn in onze critiek. Maar tevens weten, dat onze leiders staan voor een bovenmenschelijke taak. De Turksche erfenis. Het heeft den vijanden van Turkije niet ontbroken aan de stoffelijke krachten, noodig voor een overwinning. Maar het ontbreekt hun nu aan de geestelijke krachten om hunne overwinning te gebruiken. Het is even moeilijk een goed overwinnaar als een goed overwonnene te zijn. Frankrijk-Engeland-Palestina. Ik schreef u daar vroeger over, na mijn onderhoud met M.P. Durieux, den Franschen vertegenwoordiger te Jeruzalem. En de Amerikaansche afdeeling van de internationale commissie voor de Turksche mandaten. Ook daarover heb ik u geschreven. Na Palestina heeft de commissie Syrië bezocht. Ook daar allerlei wenschen en verlangens: één groot integraal Syrië, onafhankelijk, van Taurus tot Egypte. Of onder Amerikaansch of Engelsch mandaat. De Libanon wil een zelfstandige republiek zijn, met een Fransch mandaat. Maar dit is het verbazende: Frankrijk is in Syrië gewoonweg gehaat. Engeland niet. Toch had Frankrijk betere kansen. Het regerende land, Engeland, maakt zich natuurlijk altijd vijanden. En Frankrijk had in Syrië veel gedaan. Vanouds is Syrië aan Frankrijk toegedacht voor het geval van eene verdeeling van het Turksche Rijk. In verschillende kuststeden van Syrië, waar Fransche bezetting is, hebben de Fransche autoriteiten den inwoners belet hun afgevaardigden naar de Amerikaansche Commissie te zenden. Er zijn figuranten van Frankrijk gegaan. In Damaskus is daartegen woedend geprotesteerd. En de Syrisch-Arabische pers is tegen Frankrijk. Natuurlijk probeert Frankrijk te redden. Franschgezinde Syriërs te Parijs. Een Fransch kardinaal naar Syrië en Palestina. Een Syrisch Patriarch naar Parijs. Frankrijk-Engeland-Palestina. En daar moeten wij op wachten. Goed ingelichte politici hier meenen toch, dat Frankrijk het Syrische mandaat wel krijgen zal. En Engeland, het Palestinamandaat. Toch heb ik wel Arabische politici gesproken, die een Amerikaansch mandaat over Syrië volstrekt niet onmogelijk achten. Zelfs een Engelsch mandaat wordt niet ondenkbaar geacht. Hetzij één mandaat over een integraal Syrië van Egypte tot den Taurus, of twee mandaten: Syrië-Palestina. Het is niet dadelijk te zien wat ons beter is, met het oog op de grenzen van Eretz Israël in Galilea. Met een beroep op een tractaat wil Frankrijk ons daar grenzen geven, waarbinnen wij niet kunnen bestaan. Dit nu is zeker: het bezoek van de Amerikaansche commissie heeft de stelling van Frankrijk verzwakt. Met een beroep op het zelfbestemmingsrecht kan men Frankrijk thans het Syrische mandaat onthouden. Krijgt Frankrijk het toch (en dat gelooft men hier algemeen), dan zal het dit min of meer deemoedig moeten danken aan Engeland en aan Amerika. Zeker zal Engeland ten gunste van een Joodsch Palestina nu betere grenzen in Galilea kunnen bedingen. Onze leiders te Londen zullen zich daarvoor natuurlijk inspannen. Van Frankrijk hebben wij toch niets te verwachten: Sylvain Lévy, Joseph Reinach. En Weizmann heet in Frankrijk toch een Engelsch agent. Frankrijk-Engeland-Palestina. Nobel is het niet. Maar het is. En nu wachten wij maar. Van maand tot maand. Van dag tot dag. In ‘vele zorgen’. | |
II.Het Land gesloten voor de immigratie. En de toestand van de Joden in Oost-Europa hopeloos. De berichten uit Londen blijven hoopvol. Wij zijn onlangs nog eens officieel aangemaand moed te houden. Engeland zal de Balfour-verklaring gestand doen. Wij leven hier natuurlijk anders dan buiten het Land. Er schijnt inderdaad verbetering te komen. Eenige maanden geleden was er meer anti-semitisme onder de Engelsche ambtenaren dan nu. De Joodsche soldaten hebben daarvan te lijden gehad. Het Hebreeuwsch werd achtergesteld. Joodsche ondernemingen werden zeer niet-bevorderd. En dan denken wij hier zóó: de Engelsche autoriteiten hier voeren natuurlijk geen zelfstandige politiek. Zij krijgen instructies uit Londen. Welnu, wanneer inderdaad de Londensche Regeering de bedoeling had, Palestina tot een Joodsch Palestina te maken, dan zou het toch wel politiek-onpaedagogisch zijn, tot den laatsten dag daarvoor een anti-Joodsche politiek te voeren. En de Joden en de Arabieren moeten tot een Joodsch Palestina worden opgevoed. Den laatsten tijd gaat het iets beter. De nieuwe gouverneur heeft nieuwe instructies naar het schijnt. Toch gebeuren er hier nog wonderlijke dingen. Nietwaar, wanneer eene Zionistische vereeniging bijvoorbeeld het paviljoen van het Vondelpark afhuurt voor een feest, dan mag daar toch zeker ook ‘Hatikwah’ wel worden gespeeld? Hier anders. Eene Joodsche Vereeniging huurt den Stadstuin. Hatikwah verboden. Behalve het Engelsche volkslied mogen geene volksliederen openbaar worden gespeeld. De Arabieren hebben er geen. Het schijnt, dat de anti-Joodsche municipality van Jeruzalem daarachter zat. Deze municipality doet hare bekendmakingen ook alleen in het Engelsch en Arabisch. ‘Ja’, zeggen zij: ‘alle Joden zijn het volstrekt niet zoo eens in hun liefde voor het Hebreeuwsch. Velen zijn er tegen. Velen onverschillig’. Er is hier nu eene vereeniging opgericht: ‘Onze Taal’, voorzitter Ben-Jehoeda, die voor de rechten van het Hebreeuwsch strijdt. Maar als de Joden binnen- en buitenslands het Jiddisch verdedigen, dan ontleent de anti-Joodsche municipality te Jeruzalem daaraan een argument tegen het Hebreeuwsch. Laten de Jiddischisten dat wel bedenken. | |
III.Dit zijn de ‘vele zorgen’, die wij van buiten lijden. En wij-zelven? Het Land gesloten voor de immigratie, en de toestand der Joden in Oost-Europa hopeloos. Dr. J. Luria, inspecteur van het onderwijs in een artikel in het Hebreeuwsche dagblad (wij hebben er nu ineens twee!) ‘Hadashoth Ha-aretz’: ‘Indien gij, leiders te Londen, den opgejaagden Joden uit Oost-Europa toeroept: geduld, geduld, dan moet gij ook uw uiterste best doen, het land gereed te maken voor het volk. Wat hebt gij daarvoor gedaan? Niets’. Inderdaad, welke toekomstarbeid is door de Zionistische Commissie verricht, al de maanden van haar bestaan? Het is bijna twee jaar geleden sinds de Balfour-declaratie. Sommigen zeggen, dat de Z.C. veel voorbereidend werk doet: onderzoekingen, rapporten, enz., waarvan de resultaten later zullen blijken. Anderen: de Z.C. werd tot vóór eenige weken stug en stelselmatig tegengewerkt door de plaatselijke autoriteiten. Ze konden niets doen. Anderen: ze werken wel hard, maar in een volkomen onjuist systeem: formalistisch, paperasserig. Buiten verband met de bevolking. Gebonden door Londen. Een ziekelijke zucht naar centraliseering. Zeker is het, dat de Z.C. weinig bewonderaars heeft. Nietwaar, de Mizrachie, de orthodoxe Zionisten, dat zijn toch over het algemeen rustige menschen. Welnu, lees het hoofdartikel in het Amerikaansche, Hebreeuwsche Weekblad ‘Haibri’: ‘Het is een feit, dat geen enkele fractie van de Bewoners tevreden is met de leiding van de Z.C. De orthodoxen, ook de Mizrachie, protesteeren uit alle macht tegen de handelingen van de Z.C. in zake onderwijs en de verdeeling der steungelden. De arbeiders tegen hun opvatting van de arbeiderskwestie. De Ezrach, de Vereeniging van Geneeskundigen, het Voorloopig Bewind, allen zijn zij tegen de Z.C.’ Wat onze leiders ontbroken heeft is bezinning op de rol van de Palestina-bevolking bij de hernieuwing van den Joodschen Staat. Men heeft de Z.C. in het organisme geschoven. En daarvoor is geen plaats. Wij worden geregeerd volgens dilettantistische, onbezonnen formules, waarvan geen afwijking wordt toegestaan. Onze leiders kennen het Land niet. En zij kennen het Volk niet. Dat was al zoo vóór den oorlog. Maar nu is het nog veel erger. Af en toe verschijnt er hier eens een groote of een kleine grootheid: Brandeis, De Haas, Rosoff, Rosenblatt. Rent in veertien dagen, of een maand, het Land door. Spreekt altijd met hetzelfde kleine kliekje. Keert naar Europa terug. Brengt daar rapport uit. En is zijn heele leven Palestina-specialiteit. Dat leidt ons ten verderve. Het land moet het land regeeren. Alle krachten uit de Bevolking moeten worden gebruikt. Ook niet zoo als het nu gaat, dat een paar gedweeë uitverkorenen alle voordeelige en eervolle baantjes naar zich toehalen. Zooveel, dat ze er geen een goed kunnen vervullen. Laten wij ons spiegelen aan het verleden. Wij willen een voorbeeld zijn. Een vrij, nijver volk. Een heilige bijenkorf. Zietdaar. | |
IV.De formules en de formulieren, dat is ons ongeluk. Het leven laat zich niet vangen in formules. Ook niet in deze. De formules zijn niet meer dan het geraamte. Vorm en stevigheid. Maar wij willen toch iets meer dan een geraamte zijn. Bijvoorbeeld: een voortreffelijke formule is, dat alle Joden één moeten zijn. Dan staan wij sterker tegenover Engelschen en Arabieren. Hier in Jaffa gaat dat ook heel goed. Het Joodsche type is er heel anders. Vrijer, zonniger. Iedereen werkt hier. Bedeeling is hier niet. Maar mijn vrome Jeruzalemsche vrienden leven in de schaduw van den Klaagmuur. Ze bidden en leeren heel den dag. Het is een geheel ander soort van menschen. Hier in Jaffa gaat de formule dus op. Er is één Kerkeraad voor Aschkenaziem en Sephardim. Er is één Rabbinaat. Maar in Jeruzalem gaat de formule heelemaal niet op. In die zware, zwaarmoedige Stad is de tijd voor eenheid nog niet gekomen. Maar toch moet er geregeerd worden volgens de formule. Er moet één Kerkeraad zijn, één Rabbinaat, één Joodsche Rechtbank. Een groot deel van de Joden wil dat niet. Zij willen veelheid met samenwerking, waar noodig. Dat is ook een vorm van eenheid. De officieele Zionisten, aan de formule getrouw, steunen de eenheids-menschen. Het Amerikaansche liefdadigheidsgeld wordt daarvoor gebruikt. Wie betaalt bijvoorbeeld het officieele rabbinaat? De Z.C. verdeelt (een groot ongeluk!) het Amerikaansche liefdadigheidsgeld. Wie nu de officieele Zionisten steunt, wordt daaruit bevoordeeld, krijgt baantjes als toezicht op weezen enz. Wie de officieele Zionisten niet steunt, wordt benadeeld met de bedeeling. Gechicaneerd. Er is een verwarring en een verbittering tusschen de Sephardische en de Aschkenasische Joden, waarvan onze leiders geen idee hebben. Laat men toch niet probeeren het gecompliceerde Joodsche leven te Jeruzalem te vangen in een geraamte-formule. De eenheids-menschen zijn naar de regeering geloopen. Generaal Storrs had in zoo een geval nu weer zijn formules. Hij hield zich er buiten. Maar de waarnemende gouverneur, kolonel Popham, steunt de eenheidsmenschen, in overleg met den Joodsch-Zionisten rechter kolonel Norman Bentwich. De Aschkenasische orthodoxie zoekt nu weer steun bij de Agoedas Israël. Zietdaar de gevolgen van de formules. Onze leiders weten dat niet. Brandeis is drie of vier dagen in Jeruzalem geweest. En heeft daar uren alleen met de officieelen gesproken. | |
V.Vele zorgen. Ik heb er in vroegere brieven ook al over geschreven, welk een fout de Z.C. heeft gemaakt, door het beheer van de Amerikaansche steungelden op zich te nemen. En dat te voeren op naam van de Z.C. Liefdadigheid is noodig. Was vooral noodig dadelijk na den oorlog, toen de bevolking uitgehongerd en uitgeput was. Maar men heeft het stelsel onbezonnen voortdurend voortgezet. Eenerzijds veel te veel gegeven met te weinig contrôle. Anderzijds te weinig met te veel contrôle. In de ‘Hadashoth’ van vandaag, 28 Augustus, schrijft dr. Luria nog eens tegen dat verderfelijk stelsel. Bedelen is hier geen schande meer. Joodsche mannen willen geen zwaar werk meer doen. Joodsch dienstpersoneel is haast niet te krijgen. Ze nemen liever uitkeeringen. Leven arm. Maar zijn lui en vrij. Jeruzalem met een Joodsche bevolking van ongeveer dertig duizend, heeft maanden gekend, dat er vijftienduizend pond werd uitgedeeld. Een half pond. Groot en klein. Rijk en arm. Gemiddeld. Er is geld gegeven aan ouden van dagen, zonder onderzoek of ze het noodig hadden. Ja, dooden bleven op de lijst. En buren inden het. Weduwen en weezen. Heel mooi. Maar zonder contrôle. Of ze zelf geen geldmiddelen hadden. Geen werkkracht. Geen verwanten. Dienstmeisjes, die ‘wees’ waren, voelden zich heel onafhankelijk. Ze konden altijd hun dienst verlaten. En weezengeld gaan trekken. Ik weet wel, dit geld is geen Zionistisch geld. Het is Amerikaansch liefdadigheidsgeld. Maar moet de Z.C. het zoo aanwenden, dat het ons ten vloek wordt, in plaats van ten zegen? En het maakt ons angstig, dat de Z.C. niet eens in staat is gebleken, de liefdadigheid te organiseeren, zonder zulke gebreken. | |
VI.Vele zorgen. Wat zal er gebeuren met de Joodsche legioensoldaten, die uit Amerika en Canada hier zijn gekomen. En die na demobilisatie hier willen blijven? Nietwaar, deze jonge mannen, die hun leven hebben gewaagd voor de verovering van het Land, hebben toch zeker recht daarop, dat zij in staat worden gesteld, hier een bestaan te vinden. Wat heeft de Z.C. voor hen gedaan? Zietdaar een vraag van den publicist M. Smilanski in de ‘Hadashoth’ van eergisteren. Tweeduizend hadden officieel te kennen gegeven hier te willen blijven. Daarvan zijn er nu nog driehonderd overgebleven. De anderen zien geen toekomst. Misschien zal er nu hulp uit Amerika komen. De Z.C. schijnt den soldaten te hebben geschreven, dat ze geen verantwoording aanvaardt voor de gedemobiliseerden. Maar vooral dit: eenigen tijd geleden waren hier vertegenwoordigers uit Amerika. Zij stonden verstomd toen zij hoorden, hoe donker de toekomst van onze arme kerels was. Men had in Amerika altijd de voorstelling verspreid, dat de Z.C. alles in orde had gemaakt. Lieve vrienden: dat is de groote fout. Men verbergt ons de waarheid. Ik mag de waarheid niet schrijven. En gij moogt de waarheid niet lezen. Onze leiders vertrouwen ons niet. Zij meenen, dat wij de gelederen van de Zionisten zullen verlaten, wanneer wij zien, dat alles niet zoo mooi en zoo gemakkelijk gaat. Misschien zal dat gebeuren met enkelen, die tot ons kwamen in de vreugde van een mooien propaganda-avond. Maar de meerderheid blijft trouw, ondanks de ‘vele zorgen’. Wij willen onze leiders vertrouwen. Maar onze leiders moeten ook ons vertrouwen. Zij moeten ons de waarheid zeggen, tot aan de uiterste grenzen van het moeilijke. Gij, vrienden in Holland, zijt kalm, wijs en ervaren. Gij zult hier niet komen, zoolang het geen tijd is. Er is iets vreemds in onze leiding. In Londen waarschuwt men doorloopend tegen ondoordachte immigratie. Maar het Kopenhaagsche Bureau verspreidt stelselmatig berichten, die den indruk wekken, dat hier een opgewekt Joodsch economisch leven is. Onlangs werd bericht (dat was trouwens niet uit Kopenhagen), dat men een tunnel zou graven van de Doode Zee naar de Middellandsche Zee ter wille van de electriciteits-voorziening van Jeruzalem. Neen, lach nu niet. Het stond in de Joodsche Wachter. In Bulgarije bijvoorbeeld is het geheele Jodendom in de war. Ze willen allemaal hierheen. Nu is hier een afgevaardigde, die het land van vroeger kent. En die zal ze wel voorlichten. Maar gisteren: een Bulgaarsch koopman is hier gekomen. Hij is tien maanden onderweg geweest. Dat kost tegenwoordig schatten. Nu is hij hier. En hij ziet, dat alles niet zoo mooi is als het Kopenhaagsche Bureau heeft voorgesteld. Hij wil terug. Maar hij kan niet terug. Er moet eerst weer verlof uit Konstantinopel komen. Welk een wonderlijke voorstelling heeft men ons niet gegeven van de Joodsche Constituante. Dat was het ééne noodige. Alle volken een constituante. Wij ook. Dan zouden we eerst waarlijk een Volk zijn. De constituante is er nog niet. Geen mensch denkt er meer aan. Dr Ruppin in Europa. Dr. Thon in Europa. De Poolsche jongens. Herinnert gij u nog, dat ik in Januari uit Napels schreef over de Poolsche jongens op weg naar Palestina? Ze zijn hier gekomen met goedvinden van de Z.C. En nu blijkt er geen werk voor ze te zijn. Dat zijn de ‘vele zorgen’. | |
VII.En nu ga ik eens een oratio pro domo houden. Mijn zionistische vrienden schrijven mij, dat mijne brieven zoo ontmoedigend zijn en zoo weinig hoopvol. Men heeft mij, naar ik hoor, zelfs telegrafisch willen verzoeken mijn ‘defaitistisch’ geschrijf te staken. O, vrienden, zoudt gij denken, dat ik zelf ook niet liever opgewekte, hoopvolle brieven schreef? Mijn vertrouwen op de toekomst blijft ongeschokt. Maar wij moeten ons voorbereiden op veel zorgen en op veel strijd. En vragen de vrienden waarlijk van mij, dat ik de waarheid verbergen zou? Wat wordt daarmede duurzaam gewonnen? De leiders van het Duitsche volk hebben hun volk ook altijd de waarheid verborgen gehouden. Toen ik naar Palestina ging heb ik een goed Hollandsch leven verlaten. Daar praten wij niet over. Maar als ik nu eens stond op de zwarte lijst van de Zionistische machthebbers hier en te Londen, omdat ik niet in staat ben anders te schrijven dan ik deed? Dan zou ik bijvoorbeeld wel eens de mogelijkheid kunnen verliezen hier een bestaan te vinden in overeenstemming met mijn krachten en mijn bekwaamheden. In die richting gaat het al aardig. Ik aanvaard het. Ofschoon Palestina verlaten nog iets anders is dan Holland verlaten. Maar nu moet men mij niet lastig vallen met brieven: ‘dat ik de propaganda zoo bemoeilijk’. Want wat propageeren wij eigenlijk: waarheid of een kinderfeestje met een poppenkast? |