Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 75 Hoe warm het is en hoe duurGa naar margenoot+Een lezer schrijft mij: ‘En hebt u het héél warm?’ En een ander: ‘Is alles daar nog zóó duur?’ En mijn vader heeft mij ook al gevraagd, hoeveel de eieren bij ons kosten. Dus vandaag: ‘hoe warm het is en hoe duur’. Ja, lezer, het is hier warm. De heetste maanden van het jaar. Men zegt, dat er wel temperaturen voorkomen tot bijna 45 gr. Celsius. Voor wie thuis kan blijven werken hindert dat niet. De huizen zijn er op gebouwd. En de kleeren ook. Maar de geslagen lastdragers. De zon ranselt hen ongenadig. Zij krommen onder hun ruggevracht. Een dik touw daar om heen. En het touw weer om hun voorhoofd. Als gij des avonds een moeden Jemenietischen man langs de verlaten landwegen ziet dalen naar het dorp van Silouân, met een touw om zijne lendenen, weet, het is een lastdrager, die zijn genadelooze dagtaak doorgeslagen is. Gaat gij uit, midden op den dag, de grond brandt onder uwe voeten. Uw handen branden aan de ijzeren stoepstangen van het meisjesweeshuis. En het muurtje bij de Jaffapoort! Toch slapen mijne groote en kleine Arabische vrienden daar in mantels gedoekt en gedoken. Wij hebben een huis, dat een meter of zoo achter een muurtje staat. Dat heeft het wereldtoeval natuurlijk zoo besteld voor de slapers. Bij troepjes legeren zij. Wat komen zij van buiten doen in de stad? Handel en wandel en slapen. Prachtige kerels in lange, mantels, als om te slapen geknipt. Met dunne, fijngepunte hoofddoeken. Een dubbel dik koord daaromheen, voor het wegwaaien. Zij hebben mooie jongetjes bij zich. Kleine vadertjes. Als ze niet slapen, komen ze water vragen. Omdat het zoo warm, zoo genadeloos warm is. Gelukkig, dat wij een prachtige cisterne hebben. Het zonnetje van 't huis. Wij kunnen dus wel een emmertje missen. Zij drinken met felle, bijtende monden. Omdat heb zoo gratieloos warm is. Maar de ochtenden en de avonden. Die zijn zalig. Dat scheelt wel 12 of 13 graden Celsius met den dag. Hoeveel het aan heerlijkheid scheelt, kan ik u niet zeggen. Dat moet gij hier komen beleven. Dus zeg ik het u maar in doode graden. O, doelloos dwalen langs de landwegen in de maan, in den windavond. De wind als water. Overal. Mild. Genadig. En komen in den tuin van Katamon. En begrijpen, dat niemand doelloos dwaalt. En neen, belangstellende lezer, regenen doet het hier om zoo te zeggen niet van Mei tot October. Ook geen onweer. Neen, die kennen wij hier niet, de zware zomeravonden, wanneer gij, vacantie buiten, onder de verandah van een landhuis zit. De tuin. De weg. Boomen, bosch en hei. Dan regen, onweer en wind. De breede wind van Holland, als de zee. En de zware regen, die door de takken regent. Daarna de zware avondstilte. Toch nog uitgaan vóór den nacht. De koelte houdt bevangen. Een enkele vogel fluit. Holland. Jeruzalem. | |
II.Hoe warm het is. En hoe duur. Ach, ik weet alleen, wat ik voor mijn pension betaal, en kleederen en schoenen en een helmhoed, dien ik doodelijk haat en toch niet afschaffen kan. Aan tafel spreekt de huismoeder met hare schoondochter over de duurte, al maar over de duurte. Maar zij spreken Turksch: oki, kantaar, medjîde, bisjlik, rotel, metallik. En hoe moet ik dat allemaal vertalen in guldens, dubbeltjes en centen. En in kilogrammen, hectogrammen, decagrammen en grammen! Ik begrijp alleen, dat alles vroeger fabelachtig goedkoop was. En nu is alles fabelachtig duur. Maar precies! Gelukkig woont de moeder van mevrouw Zilversmit hier. Ongeveer zeventig jaar. Ik weet wel precies hoe oud, maar ik zal het u niet zeggen. Want de oude mevrouw Goldsmit gelooft wel niet aan den Boozen Geest, maar het is verstandig zelfs de Booze Geesten te ontzien, waaraan men niet gelooft. En onze preciese leeftijd gaat den Boozen Geest, ofschoon hij niet bestaat, niets aan. Tevreden laat hij zijn met ongeveer. Wij zullen dus op een middag naar het Amsterdammer Hofje gaan. Een Gootzer heet dat natuurlijk hier. En daar zullen wij hooren van de dagen van voorheen, toen een Joodsche huismoeder met een groot gezin Sabbath maakte met een medjîde, die twee gulden en een kwartje was. En ruim, zooals het in de Gezangen staat: met visch, en vleesch en wijn. Wij gaan op weg naar den Amsterdammer Gootzer door een moordenden middag. Maar om te weten, hoe duur het is, moeten wij maar ondervinden, hoe warm het is. En het oude Jeruzalem! Ik bedoel binnen de muren. Volgebouwd met nauwe straatjes. Een stad waar de jonge en de oude mannen diep de Leer beoefenen. Zij gaan stil en peinzend. Heel goed: als ze maar zorgen, dat ze niet vallen over de trapjes in de straten. Oud-Jeruzalem vol Gootzers. Een oude Amsterdamsche straat heeft haar deuren en haar ramen. Het leven keert zich naar de straat toe. Des zomeravonds zit men op straat, voor bovenramen aan de straat. Wandelt op straat. Wie door de straten gaat, die gaat door 't leven. Hier anders. De winkelhuizen natuurlijk niet. Maar de woonhuizen, die keeren zich van de straten af. Naar binnen toe, naar den Gootzer. Dat is veilig. Eén poortje naar straat. Genoeg. En 's avonds gesloten. En wie laat thuis komt? Ja, die moet maar kloppen. De buur, dichtst bij de poort, kan het hooren. Best mogelijk, dat hij open doet. Bovendien, wie behoeft laat thuis te komen? Op den Amsterdammer Gootzer zeker niemand. Want daar is een Synagoge, tevens leerschool. Meer had niemand vroeger des avonds in Jerusalem noodig. O, in de nieuwe wijken! Daar zijn geen Gootzers. Daar komt men laat naar huis. En daar is zelfs een snood straatje. De Amsterdammer Gootzer. En het huis van mevrouw Goldsmit, de moeder van mevrouw Zilversmit. Wonderlief huis, kamertjes, trapjes, holletjes, boogjes. Ineens uit een raampje gezicht, wijd, wijd, wijd, over het vrije van Jeruzalem, tot den Olijfberg toe. Mevrouw Goldsmit is hier geboren. Haar vader in Holland. Zij is dus eerlijk Hollandsch onderdaan geboren en gebleven, ook na haar huwelijk met haren neef Goldsmit. Zijn er ook oneerlijke onderdanen? Helaas, zij zijn er. Het had zijn voordeel Turksch onderdaan te zijn, maar toen Turkije in oorlog ging ook zijn nadeelen. Ook de geallieerde onderdaanschappen waren toen gevaarlijk. Eerst waren het Duitsche en het Oostenrijksche onderdaanschap zeer gezocht. Maar de krijgsdienst. Toen het Amerikaansche. Groot en neutraal. Maar o, toen ook Amerika in den oorlog ging, wat hebben veel menschen toen een spijt gehad, dat ze geen Spanjaarden waren geworden. Zoo een nieuw onderdaanschap, dat ging vroeger heel gemakkelijk, voor wie een beetje geld had. Of een huwelijk. Toen de spanning tusschen Amerika en Turkije toenam, maar de oorlog nog niet was verklaard, had de Amerikaansche regeering plan een schip te sturen om al de Amerikaansche onderdanen naar Amerika te brengen. Een lief Russisch meisje. Zij wilde gaarne weg. En een oude, leelijke Amerikaansche onderdaan. Voor een paar Napoleons heeft de Amerikaansche onderdaan toen het lieve Russische meisje getrouwd. Ten slotte heeft de Amerikaansche regeering het schip toch niet gezonden. En zit het lieve Russische meisje nu voor haar leven vast aan den ouden, leelijken Amerikaanschen onderdaan? Neen, lezer, het lieve Russische meisje zit niet voor haar leven vast aan den ouden leelijken Amerikaanschen onderdaan. Want de Rabbijn, die de twee gelieven in den heiligen echt heeft verbonden, de Rabbijn, die heeft een fout gemaakt in de formulieren. En het huwelijk is niet geldig. Maar de Goldsmits zijn eerlijke Hollanders. De Amsterdammer Gootzer. Indertijd door eenen Goldsmit gekocht voor R. Akiba Lehren en nu in handen van de Amsterdammer Pekidiem en Amarcaliem. In deze kamer, met haar uitzicht wijd, wijd, wijd over het vrije van Jeruzalem, tot den Olijfberg toe, zijn drie geslachten geboren: de Oude Vrouw, hare kinderen, en hare kleinkinderen. En ik mijmer. Maar het brood, wat kostte dat vroeger? Zij kochten meel en bakten zelf. Meel vroeger; twee piasters de rotel. Vertaald: kwarte de zes pond. Nu: dertien piasters de rotel. In den oorlog twintig gouden piasters. Dit zit zoo: het Turksche papierenpond was gedeprecieerd tot vijftien piaster goud. Alle kooplieden vroegen betaling in goud of papier met verlies van vijf en tachtig procent. Geld, dat per post van buiten kwam, ook van den Hilfsverein en Alliance enz. werd in papier uitbetaald. Een rotel meel kwam dus op vijftien gulden per rotel van zes pond. Vleesch: een piaster per oki, dat is een half pond. En de piasters waren toen kleiner. Het is alles doodeenvoudig. Een piaster is veertig para. Een metallik is twaalf en een half para. Een kabbak vijf para. In Bartjens zult ge dan ook vinden, dat een piaster is drie metallik en een halve kabbak. Ja, maar er waren ook piasters van drie metallik zonder dien halven kabbak. En dat van schuruk en schag piaster, dat zoudt ge ook moeten weten. Trouwens, dat is Jeruzalem. Maar in Jaffa, Hebron, Beyrouth en Damascus was alles weer heel anders. Overigens was het doodeenvoudig en men kreeg een prachtige kalkoen voor een halven medjîde, die drie en twintig piasters houdt. En, o kinderplicht: de eieren? Vroeger gemakkelijk vijftien voor een piaster. In den oorlog twee of drie goudpiasters het stuk. Nu zeven of acht voor een shilling, die vijf piaster geldt. Melk is hier altijd duur geweest. We spreken er niet over maten, maar in gewicht, al wordt de melk natuurlijk gemeten. Een rotel melk, dat is natuurlijk drie liter, kostte vóór den oorlog vijf piaster. In den oorlog tot vijf en twintig piaster goud. Dat wil dus zeggen: een kan melk kostte een gulden of drie. Nu vijf piaster de rotel. Verschil tusschen goud en papier is verdwenen. De Engelsche Regeering heeft dadelijk, na de bezetting, ten strengste gestraft alle pogingen om het papier te deprecieeren. En de vruchten, de zoete, de koele? Wel, de prachtigste tafeldruiven kostten vroeger nooit meer dan een bischlik van drie piaster de rotel. Bijna iedereen maakt zelf zijn wijn. Men kocht gaarne goede wijndruiven voor dertig piaster een kantaar van honderd rotel. Tomaten en watermeloenen zijn hier de gewone groenten. Ze worden gewogen. De tomaten gaan nu tot anderhalf piaster de rotel. En de watermeloenen zelfs wel tot twee en twee en een half. ‘Met het mes’ is altijd iets duurder. Maar dan mag de kooper ook vooraf opensnijden en behoeft hij hem niet te nemen, als de vrucht van binnen tegenvalt. Dierlijk vet wordt hier weinig gebruikt, om de natuurlijke reden, dat de beesten hier broodmager zijn. Schapenvet kost acht piaster de oki. Maar we hebben beste sesamolie voor vier of vijf piaster de oki. De olie wordt gemeten, maar we spreken erover in gewichten, net als de melk. In 't groot, per djarra van vijf rotel, goedkooper. Rijst was vóór den oorlog een kwart medjîdie per rotel. Maar nu meer dan het dubbele: dertien piaster. En de suiker: vroeger zeker niet meer dan een kwart medjîdie per rotel, dat is zoowat een dubbeltje per pond. Nu zeven en twintig piaster per rotel. En in den oorlog is eenmaal een oki verkocht voor een medjîdie goud, dat is anderhalf pond papier. Dat is achttien gulden een half pond suiker. De koffie wordt hier groen gekocht. En door de huismoeders zelf gebrand. Inderdaad! Vroeger kocht men gaarne een rotel voor een halve medjîdie, maar nu zult ge er toch vijftig piaster voor moeten betalen. Ik kijk op mijn lijstje. De brandstof. Voor verwarming weinig noodig. Vroeger kocht men houtskool gaarne voor een medjîdie per kantaar. En dan nog mooie baloet van eikenhout. En kom daar nu eens om! En de petroleum: vroeger per kist van twee blikken, en in ieder blik vijf rotel, kist en blikken moogt ge houden: dertig piaster. Nu vijf en tachtig. Maar in den oorlog! Soms vijf piasters der oki. Drie Napoleons per blik. Ja, zelfs tachtig frank goud. Wij zuchten. Maar dan komt een dochter binnen met een lekker kopje thee (vroeger vijf piaster per oki. Nu zeker acht). De wolkjes waaien geurend weg. En ik kijk uit over het vrije van Jeruzalem tot aan den Olijfberg. |
|