Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 71 Langs vele wegenGa naar margenoot+De goedgezinde Arabier van het weeshuis, die Hebreeuwsch spreekt. Wij vragen hem, hoe oud hij is. Waarschijnlijk weet hij het niet. Maar aangezien het dom is, iets niet te weten zegt hij vier en twintig. Dan vragen wij hem zijn meening over Djemal Pascha. Nietwaar, door veel vragen wordt men wijs. Hij verfoeit Djemal Pascha. Hij is ook soldaat geweest. Maar hij is uit het leger weggeloopen. Heelemaal van Aleppo naar Jeruzalem. Neen, hij wil niet vechten. En heelemaal niet voor de Turken. Van Aleppo naar Jeruzalem! O, maar hij kan loopen. Vroeger, toen ik nog een vreemdeling in Jeruzalem was, bracht hij mij altijd thuis. En hollen in den donkenen avond! Hij heeft mij ook voorgesteld aan zijn vriend, den wachter op den hoek van den Bazar en het Jodenstraatje. Zijn vriend is ook een net mensch. Hij komt uit Algiers. En hij spreekt Fransch. Is het niet een wonder van geleerdheid? Chalad kan weer lezen en schrijven. En de vriend is weer in Mekka geweest. Zoo hebben ze allemaal wat. Wanneer wij wandelen geeft Chalad les in het Arabisch. Hij is heel geduldig. Maar geen paedagoog. Zaterdags kleedt Chalad zich in nette kleederen. Dan doet hij niets. Des anderen daags doet hij liefst ook niets. Hij eet en drinkt en laat het zich welzijn. Ze hebben samen een huisje om den hoek van het hek. Er is één kamer in. Geen huisraad. De keuken is een vuurpot, die buiten staat. En zij is vijftien jaar. Maar zij leven niet in vrede. Want de broer van Chalad is gestorven. En nu wil Chalad de weduwe tot zich nemen. Maar dat wil mevrouw Chalad weer niet dulden. Als de weduwe er is, dan verdwijnt mevrouw Chalad. Het is heel moeilijk haar te zien te krijgen. Maar op een avond zien we haar aan het hek staan. Groot en vrijmoedig. Ik kan geen Arabisch met haar spreken. Ik ben aan mijn vierde les bezig. En kan de woorden: zolder, pen, inkt. Die ik dan bovendien nog vaak verwar. Maar de heer Zilversmit spreekt Arabisch. Hij vraagt of zij mevrouw Chalad is? Ja, zij is mevrouw Chalad. Is het oorlog of is het vrede? Het is oorlog. De weduwe is weer de oorzaak. Wij vragen haar, hoe oud Chalad is. Zij antwoordt onbekommerd: veertig. Weet zij het zeker? Neen, het kan ook twintig zijn. Kinderen hebben de heer en mevrouw Chalad niet. Maar de weduwe heeft een kind. Soms brengt zij het mee. Dan huist het ook in het kleine huishokje, om den hoek van het hek. Als het jongetje grooter wordt zal Chalad of de weduwe het wel verkoopen of verhuren. Nietwaar, alles is heel eenvoudig. En wij, die meer van het leven vragen, of wij geen domooren zijn? |
|