Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 65 Langs alle wegenGa naar margenoot+Er is iets vreeselijks gebeurd. Mevrouw Zilversmit vertelt het. En Simcha staat er bij, doodsbedroefd en verslagen. Vanmorgen vroeg zijn er over het veld achter het weeshuis jakhalzen gekomen. En die hebben den prachtigen haan van het weeshuis den kop afgebeten. Lalala heeft het gezien. Het zwarte monnikje naast ons. Het heet eigenlijk Moussa. Maar de meisjes noemen het Lalala, omdat hij de bel luidt, wanneer de kerk begint. Er waren zooveel jakhalzen, dat Lalala er niet tusschen durfde komen. Maar wel heeft hij de jakhalzen met steenen geworpen, zoodat ze gevlucht zijn zonder den haan te kunnen medenemen. Een groote troost. Simcha is heel boos op de jakhalzen. Ze verzekert, dat ze vannacht zal wakker blijven. Dan zal ze zeker de jakhalzen hooren, want zij huilen, wanneer zij aankomen over het veld achter het weeshuis. Zij zal dan opstaan en de jakhalzen wegjagen. Want anders eten zij de kippen ook nog op. Durft Simcha dat allemaal? Ja: dat durft zij allemaal. Zij is ook pas vier jaar geworden. Lalala is natuurlijk heel bedroefd over het geval. Hij kan het wel niet helpen. Maar hij is er toch bij geweest. En de doode haan is begraven. Een ongeluk. Een groot ongeluk. En vandaag heeft de arme Lalala ons over het steenen walletje een schotel met vruchten uit zijn tuin gegeven. Het is wel niet een haan. Maar het is toch aardig. Die goede Lalala! Een van de lezers heeft het portret van de kleine Simcha gevraagd. Is hij een paedagoog? Hoe zullen wij Simcha fotografeeren en de andere meisjes niet? Althans de vier kleinste niet, die nog naar de Bewaarschool gaan. En dus een groepje apart vormen. Mevrouw Zilversmit, Moeder van veertig, aarzelt. Zij geeft toe. Het moet dan maar. Toch is het niet paedagogisch. Zij krijgt nu haar lichte Sabbathjurkje aan. En wij vertellen haar, dat zij in de Jaffastraat in een huis een heer zal zien, die een kooitje heeft onder een zwarten doek. En als zij nu precies doet, wat die heer haar zegt, dan zal zij uit dat kooitje een vogeltje zien vliegen. Maar zij moet heel stil staan. Ach, zijn wij allen niet eenmaal vier jaren geweest! De Jaffastraat. Het huis. De heer. De zwarte doek. Zij staat heel stil en heel ernstig. Zeker zal de fotografie goed gelukken. Het is klaar. Heeft Simcha het vogeltje gezien. Toch flink hè? O, maar ik ken hier een heer, een grooten heer en die heeft brieven gezien, die niet bestonden. Waarom zou Simcha dan niet een simpel vogeltje zien vliegen? Wie weet, wat ze later ziet vliegen. Maar ineens, met haar aanbiddelijke verlegenheid (ze is toch nu a1 vier jaar!) fluistert ze: ‘Zeker heb ik het vogeltje zien vliegen. Maar ik ben ook gefotografeerd.’ En dan gaan wij een stukje chocolade koopen in den winkel van Liptons Tea in de Jaffastraat. |
|