Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 64 De jongens stakenGa naar margenoot+De groote gebeurtenissen zijn om zoo te zeggen niet van de lucht af. Duitschland zal de vredesvoorwaarden teekenen. De Internationale Commissie voor de mandaten in Turkije is hier geweest. En de jongens van de Kweekschool voor Onderwijzers, die hier seminaar heet, staken. Nietwaar? Het leven is hier zóó: de moeder, weduwe; haar zoon; de schoondochter; Schooihanna, de allesdurvende, voor het werk. En ik de paying (en hoe!) guest. En de broeder van de schoondochter is een van de leiders van de staking. Of ik hem niet eens interviewen mag? Ja, als ik beloof, dat ik niet tegen de staking schrijven zal. Wanneer hij mij dan ontvangen kan? O, dat hoeft niet. Hij is wel een groot man, maar hij wil toch wel bij mij komen. Dinsdagmiddag vier uur? Ja, Dinsdagmiddag vier uur. Een boom van een jongen, zestien jaar. Een van het stoute Joodsche geslacht, dat geboren is in de Joodsche koloniën. En dat de roem zal zijn van het Joodsche Volk, zoodra het de eeuwenoude waarden der Joodsche Wijsheid weder zal hebben opgenomen. Zijn oudste broer is een Joodsche reus. Trotsch en schoon op zijn Arabisch paard. Gisteren kwam hij aangereden heelemaal van Sechem. Het prachtige Arabische paard stak zijn lieven, wijzen kop in ons halletje. Ik streelde hem en speelde met de blauwe kralensnoeren, die de Bedouïensch getuigde paarden hier dragen. En ik dacht: ‘Het is toch wel goed in Jeruzalem te zijn.’ De stakende jongen heet Eliëzer. God helpe hem. Hij komt des Dinsdagsmiddags prettig veel te vroeg. Hij wil graag geïnterviewd worden. Maar ik moet de stakers voorspreken. Hoe zou ik anders kunnen! Zijn wij niet allemaal eens zestien jaren geweest. En hebben wij toen niet allemaal gelijk gehad? Al hebben wij dan niet gestaakt. Mijn stormende vriend is een leerling van de derde klasse. Er zijn er vijf met in het geheel zeventig leerlingen. De drie laagste klassen staken. De vierde is trouweloos. En de vijfde is bezig met het eindexamen. Een onderwijzersexamen als in Holland is hier niet. Er is een schoolexamen, waarna de jongens een getuigschrift ontvangen. De staking duurt nu al veertien dagen. Er zijn veertig stakers. Ik vraag naar de oorzaak van de staking. ‘Ja,’ zegt mijn lieve stormende vriend, ‘daarvoor moet ik u de geschiedenis van de school vertellen.’ Aangezien de jongen prachtig, zuiver, Hebreeuwsch spreekt, heb ik daartegen geen bezwaar. Hij kent werkwoordvormen, waarvan gij in Holland geen vermoeden hebt. Diepe, wonderlijke, combinaties van tijden en wijzen, die ik langzaam ontleed. Maar waarmede hij vrij speelt en bouwt. ‘Welnu,’ zegt hij, ‘toen de Engelschen kwamen, was de toestand van de Kweekschool vrij slecht. Velen van de onderwijzers waren verbannen. En velen van de leerlingen. Maar nadat de Engelschen het geheele land hadden bezet, werd de toestand beter. Directeur was toen de heer Schiller, die nu directeur van het gymnasium is. Hij gaf les in psychologie, geschiedenis en meetkunde. Niet waar, is dat geen aardige, moderne combinatie? O, we hebben hier heel knappe menschen. Veel knapper dan in Holland. Ze geven les in alles wat men maar van ze vraagt. Alle lessen gaan in het Hebreeuwsch. Een Hebreeuwsch leerboek der psychologie is er nog niet. Maar de jongens maken een dictaat. Een bekend leeraar is ook dr. I. Epstein, die ook in Holland naam heeft gemaakt. Hij onderwijst de methodiek der leervakken, de practische paedagogiek toegepast op natuurkunde in de eene klas, op taal in de andere klas. Voorts dr. Luria, thans inspecteur van het onderwijs. Directeur is David Jellin. Maar die is door het Zionisme zóó in beslag genomen, dat hij niet veel aan het directeurschap doet. Hij is pas teruggekeerd van een maandenlang verblijf in Europa. De eigenlijke leider, ambulant directeur, is dr. Biram. En de oogen van den jongen schitteren woedend (zijn wij allen niet zestien jaren geweest?) als hij dezen naam zegt. Want dr. Biram is de man, die het gedaan heeft. En Eliëzer (ja, God zij hem tot hulpe!) geeft mij dan van dr. Biram een portrait parlé. Hij was Feldwebel, zegt de jongen hatend, hij was Feldwebel. En hij komt uit een Duitsche assimilantenfamilie. Hij spreekt nog heel slecht Hebreeuwsch. Dan begrijpen de jongens hem niet. Er ontstaan misverstanden en hij gaat schelden en hij gaat slaan. Mijn kennis nu van het Hebreeuwsch is nog maar zeer onvolkomen. En aangezien ik hier toch ook af en toe wel een kleine moeilijkheid heb, zou ik gaarne de scheldwoorden van dezen dr. Biram willen weten. Misschien kan ik ze gebruiken in mijn altijd ietwat machtelooze conversatie met trage en overvragende koetsiers. Hier scheldt men zóó: wilde, Aziaat, ezel. O, in het begin heeft men niet over den Feldwebel te klagen gehad. Hij bracht tucht in den school en de jongens waardeerden dat wel. Het schelden en het slaan is eerst later begonnen. O, de groote jongen is heel ernstig. Verdedigt hij niet, om zoo te zeggen, een publieke zaak, even belangrijk als de Vrede met Duitschland en de Internationale Commissie? En ik ben ook heel, heel ernstig. Gedachtig aan mijn eigen zestien jaren. Ik meet den afstand. En ik zucht. Het is niet moeilijk hem te interviewen. Hoe gesloten waren Miljoekov, Maklakof, Sazonof, Jonescoe, generaal Money, generaal Storrs. En hoe open is deze stormende knaap. Hij verbergt mij niets. Hij heeft gelijk. Zij hebben allemaal gelijk. Ben ik daarvan niet overtuigd? Ja, ik ben daarvan overtuigd. Maar wat is nu de aanleiding tot de staking geweest? Wel, dr. Biram heeft een geheele klas laten schoolblijven, omdat een opstel niet op tijd af was. O, het is alles in de parlementaire vormen gegaan. Eerst is aan de leeraarsvergadering een ultimatum gesteld. En toen dat niet werd aanvaard, is de staking afgekondigd. De leeraren hebben daarop geantwoord met een sluiting der drie klassen. U ziet, wij zijn hier absoluut aan een constituante toe! En de leeraren hebben een brief aan de ouders geschreven. Maar de jongens zijn ook al zestien jaar en ouder. Ze hebben begrepen (en is dat wel zoo dom?), dat voor een staking noodig is: zedelijke kracht en geld. En organisatie. Ze hebben een bestuur gevormd van drie jongens, uit elke stakende klas één. En die drie jongens vertegenwoordigen de stakers zoowel in als buiten rechten. Geld: sommige leerlingen van onbemiddelde ouders hadden kleine geldelijke toelagen, die nu ten gevolge van de staking ingehouden zijn. Maar de jongens hebben een weerstandskas gemaakt en daaruit worden nu de kleine toelagen betaald. Ik vraag Eliëzer hoeveel hij daarvoor bijgedragen heeft. Hij krijgt een kleur. Zal ik het niet aan zijn zuster zeggen? Neen, ik zal het niet aan zijn zuster zeggen. Welnu, hij heeft dertig piaster gegeven. Dat is bijna vier gulden. Organisatie, geld en zedelijke kracht; de jongens van de hoogere klassen geven les aan de jongens van de lagere klassen. En de stakers worden gesteund door sommige onderwijzers en zelfs door een enkelen leeraar van de Kweekschool zelve. Zij organiseeren schoolwandelingen en spelen in de open lucht. Wonderlijk, deze jongens, die tegen een gehaat gezag in opstand kwamen, hebben zich vrijwillig onder een veel strenger gezag geschikt. Ja, zegt de jongen in één heilige toewijding: we zijn hier buiten naar het cederenbosch gegaan, en daar hebben wij elkander toegezworen, dat wij solidair zouden zijn. Ik vraag, of ik den tekst van den eed in het cederenbosch misschien ook krijgen kan? Ja zeker, kan ik dat. Hij heeft zich behoorlijk op zijn interview voorbereid. Ik kan den tekst krijgen van alle brieven en van alle eeden, die gewisseld zijn. En de eed in het cederenbosch luidt dan zoo: ‘Wij zweren bij al wat ons heilig is, dat wij geen van allen afzonderlijk naar school zullen gaan. Allen voor één en één voor allen. Dat zweren wij.’ Is de eed in de kaatsbaan schooner of belangrijker dan deze eed in het cederenbosch? En heb ik overdreven, toen ik zeide, dat wij hier al lang aan de Constituante toe zijn? Alleen lijkt mij de leeftijd voor het actief kiesrecht wel wat hoog: één en twintig jaar. Deze zou tot zestien jaar kunnen worden teruggebracht. Dan zou mijn stoute knaap ook het kiesrecht hebben. Het komt hem toe. Ik vraag naar de gestie van het stakingsbestuur. Hij is tevreden. Ze hebben een brief geschreven aan den Waäd Hachinoech, dat ik maar vertalen zal door Onderwijsraad. Maar het antwoord van den Waäd Hachinoech is niet bevredigend geweest. Zij eischen, dat de jongens zich tegenover dr. Biram zullen verontschuldigen en dat zij zullen beloven nooit weer iets dergelijks te zullen doen. Deze eischen hebben de stoute stakers niet aanvaard. En toen David Jellin, de eigenlijke directeur, uit Jaffa hier aankwam, is het stakingsbestuur weder diligent geweest. Ze hebben Jellin een deputatie gestuurd en zijn beslissing gevraagd. Maar die is in hun nadeel geweest. Want zij moeten een stuk teekenen, waarin zij vergiffenis vragen voor hun stout gedrag, en waarin zij heropening vragen van de lessen. Het stakingsbestuur heeft dan ook geadviseerd tot verwerping van deze eischen. En de stakers hebben zich in een algemeene vergadering (ditmaal platweg in de Stad gehouden!) daarbij aangesloten. En zóó is de toestand nu nog. Hij zucht heel diep, mijn kleine vriend. Het is hier heel warm en een eerste interview is toch altijd heel vermoeiend. Hij vouwt zijn aanteekeningen samen, en vraagt of ik voldaan ben? Zeker ben ik heel voldaan. Wil ik niet eens kennis maken met het geheele stakingsbestuur? Ze hebben het wel heel, heel druk met de leiding van de staking. Heb ik nooit een staking geleid? Neen, ik heb nooit een staking geleid. Maar de bestuurders zullen mij toch gaarne komen bezoeken. Zal ik niet tegen de staking schrijven? Neen, ik zal niet tegen de staking schrijven. Ben ik zelf ook niet zestien jaar geweest? Ik meet den afstand en ik zucht. En Eliëzer gaat naar huis. En ik ga naar den Klaagmuur voor het middaggebed. Zeker zal ik wel een van mijn Moorsche vriendjes ontmoeten: Hassan, den manken Mohammed en den mageren Mohammed, Ibrahim, Omar, Ali of Achmar. Ik schiet wel aardig op met mijn Arabisch. Maar ik zou toch Hassan niet kunnen vragen of hij wel eens op school gestaakt heeft. Zeker echter heeft Hassan nooit op school gestaakt, want Hassan gaat niet naar school. Ik heb hem dat gevraagd. En hij heeft geantwoord met dat onbeschrijfelijke tong-keelgeluidje, waarmee Arabiertjes antwoorden op een dwaze vraag. Op een heel dwaze vraag. Waarom ook zou Hassan naar school gaan? Als de zon schijnt is hij buiten. Als het regent is hij binnen. Zijn moedertje geeft hem een beetje eten. Op de groentenmarkt valt ook wel eens iets af, of in den Bazar. En dikwijls ook komen er vreemdelingen en geven hem baksjisj. Neen, naar school gaat Hassan niet. En staken heeft hij nooit gedaan. Wat dwaze menschen! Wat dwaze dingen! |
|