Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 54 Allerlei: de haat der volkenGa naar margenoot+Zijn wij eigenlijk wel reeds aan den Bond der Natiën toe? Zijn wij misschien nog niet verder dan de Haat der Natiën. Parijs. Bij een van mijn bekenden ontmoet ik hem, den man, die haast niet durft te zeggen wat zijn beroep is. Gij denkt wellicht aan iets leelijks? O, neen: hij is alleen maar leeraar in het Duitsch aan een Fransch lyceum. Wij zijn veel polyglotter dan de Fransche jongens. Zij behoeven maar één vreemde taal te leeren Duitsch of Engelsch. De Duitsche lessen zijn verlaten. En de leeraar verontschuldigt zich: hij is geen Duitscher. Hij is Franschman van ouder tot ouder. Hij heeft alleen maar Duitsch geleerd. En nu denk ik twee weken terug: een grijzen Zondag op de boot van Rotterdam naar Gravesend. Wij hadden een familie aan boord, waarvan de vader als civiel gevangene in Ruhleben geïnterneerd was geweest. En de kinderen, twee jongens, waren al die jaren ook in Duitschland geweest. En zij hadden Duitsch geleerd. En een van hun Engelsche vrienden plaagden hen daarmee: ‘Foei, schande, schande, Duitsch te kennen. Dat moet je vergeten, dadelijk vergeten’. Maar de jongen, donker en boos, verdedigt zich: ‘Ik denk niet, dat het ooit een schande is, iets te hebben geleerd.’ En daaraan moet ik wel denken, veertien dagen later in Parijs. |
|