Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 49 Joodsche politiekGa naar margenoot+En zoo zet ik dan welgemoed de wandeling voort langs de politieke partijen van Palestina en Jeruzalem. Maar denk eraan: de geheele Joodsche bevolking van Palestina bedraagt een zestigduizend menschen. Daarvan nog niet de helft te Jeruzalem. De partij is ditmaal de Poalei Ha-zaier, de Jonge Arbeider, niet te verwarren met de Poalei-Zion, de socialistische Zionistische Werkliedenpartij. Het kopstuk is ditmaal de heer Mozes Temkine, niet te verwarren met den heer Kaloegaj, die den volgenden keer kopstuk zal zijn. Een aardig kopstuk, de heer Temkine. Goed dertig jaar. Geboren in Polen. Maar reeds een jaar of elf hier. Ik vraag, wanneer de partij is opgericht. Een jaar of veertien geleden, na de Russische revolutie van 1905. Want het Palestina-Jodendom stond en staat zeer sterk onder den invloed van Rusland. Maar vonden de Turken dat dan goed? De heer Temkine lacht: o, wij, Westeuropeesche Joden stellen ons Palestina veel Turkscher voor, dan het was! Ja, er waren een aantal Turksche regeeringsambtenaren. Maar er was ook baksjisj! En er gebeurde zoo veel, wat niet mocht. Zoo was het uitgeven van een courant in Turkije een lastig en formalistisch ding. Geen nood, de Jonge Arbeider heeft jaren lang in Jaffa een courant uitgegeven en daarop rustig gedrukt: ‘uitgegeven te Cairo’. Ach, de Turksche regeeringsambtenaren wisten het wel. Zij wisten nog veel meer. Maar er is baksjisj. Ik vraag naar het partij-programma, zoo in den trant als dat van de Radicalen en dat van de Ezrach-partij. Maar dat is nu aardig: deze partij heeft geen vast politiek programma. Ze hebben natuurlijk wel een algemeen doel. Maar een politiek programma: onderwijs, belastingen enz. dat hebben ze niet. Is het dan eigenlijk wel een politieke partij? Ja, zegt de heer Temkine, om dat goed te begrijpen, moet u weten, dat alles hier politiek is. De vakvereenigingen bemoeien zich óók met politiek. De gymnastiekvereeniging Maccabi teekent bijvoorbeeld verkiezingsbiljetten mede, zonder dat een van de leden daartegen bezwaar maakt. De Jonge Arbeider had oorspronkelijk een honderd leden. Tegenwoordig zijn er een vierhonderd. Het Hoofdbestuur zetelt te Jaffa. Waarom niet te Jeruzalem? Omdat arbeidersorganisaties te Jeruzalem niet slagen. In de omgeving van de Stad zijn geen koloniën. Anders te Jaffa. Bovendien, toen de spoorwegverbinding met Egypte nog niet bestond, kwamen emigranten te Jaffa het land binnen. De Jonge Arbeider heeft twee hoofdgedachten, zonder welke Palestina geen Joodsch land worden kan: verovering van het land en verovering van den arbeid. Verovering van het land: zij zijn tegen groot-grondbezit in handen van particulieren. Tegen speculatie. Tegen exploitatie van medemenschen. Zij wenschen zooveel mogelijk land in handen van den Staat of van de Joodsche Nationale Gemeenschap of wat er hier dan komen mag. Het land wenschen zij uit te geven in erfpacht. Op die wijze denken zij evenwicht te houden tusschen de belangen van de gemeenschap en de belangen van de enkelingen. Aan één persoon zal niet meer gegeven worden dan hij voor zijn gezin noodig heeft, en met zijn gezin bewerken kan. Geen kapitalistische exploitatie. De verovering van den arbeid. Misschien zijn de ideeën van den heer Temkine hier wel wat naief, een tikje physiocratisch. Maar hij is een idealist. Zijn partij is de partij der intellectueele idealisten. En hij is een aardig en vaardig prater. Hij zei dan dit: in de meeste landen zijn de Joden geen voortbrengers, geen landbouwers en industrieelen, maar handelaars. Als dat in Palestina ook zoo zou zijn, zouden wij nooit een Hebreeuwsche cultuur in het land scheppen. Zij, die werken, bepalen het karakter van de cultuur. Vandaar, dat de Jonge Arbeider aan verovering van den arbeid nog veel meer beteekenis hecht, dan aan verovering van den grond. Beter acht de heer Temkine bijvoorbeeld Arabische landeigenaars met Joodsche arbeiders, dan Joodsche landeigenaars met Arabische arbeiders. Maar 't best is: Joodsche pachters met Joodsche arbeiders. En de laatste zoo min mogelijk. Daar de Gemeenschap iedereen, die niet al te dom is, in de gelegenheid moet stellen, een eigen landbouwbedrijf te vestigen. De verovering van den arbeid? Ja, maar op wien moet de arbeid veroverd worden? Op de Arabieren. En zietdaar weer het Arabische probleem. Misschien zal er langen tijd eene ontwikkelingsmogelijkheid zijn in Palestina, die veroorlooft groote getallen Joden op te nemen. En toch het werk niet te nemen uit handen van de Arabieren. Maar eens zal toch de mogelijkheid ophouden. Men zal dan de immigratie moeten stopzetten. Of het werk veroveren op de Arabieren. Dat wil zeggen, in een langen stillen strijd de Arabieren verdrijven of doen vergaan. Ik zeg niet, dat men dit doen moet. Ook niet, dat men dit doen kan. Ik stel het probleem. Het is zeer goed mogelijk, dat de toestanden in Palestina zóó worden, dat de Arabieren het voordeelig vinden naar Palestina te komen. Zal men de immigratie van Joden beperken? Zal men de immigratie van anderen beperken? De verovering van den arbeid: de Jonge Arbeider heeft het geprobeerd. Maar op zoo kleine schaal, een paar honderd man, dat het geen beteekenis heeft. De moeilijkheden beginnen nu wij duizenden, tienduizenden en honderdduizenden Joden hier willen overbrengen. Er zal dan altijd geweldige concurrentie met de Arabieren zijn. Hoe stond daar nu de Jonge Arbeider tegenover? In hun voordeel hadden zij hun geweldig idealisme. Zij wilden pionieren zijn. Zij wilden zich harden. De heer Temkine heeft een genoot gekend, die zijne voeten zóó gehard heeft, dat hij loopen kon over de cactusplanten. Een ander liep een week lang zonder werk, omdat hij alleen zwaar werk wilde doen en er alleen licht werk te vinden was. Ja, wij zijn helaas op den leeftijd gekomen, dat wij om dit idealisme lachen. Maar het is de meening van velen, dat zonder dit idealisme het nieuwe Joodsche land niet kan worden opgebouwd. Toch hebben de Jonge Arbeiders in weerwil van hun idealisme, het werk niet op de Arabieren kunnen veroveren. Een Arabier werkt voor al te weinig geld. Men zegt, dat ze er het noodige bij stelen. En dat de Jemenieten in de koloniën ook groote dieven zijn. De boeren weten dat wel. Maar ze laten het oogluikend toe, omdat ze zoo een laag loon betalen. Echter, de intellectueele idealisten van de Jonge Arbeider wilden niet stelen en zij zagen weer op de materialistische boeren neer. De verovering van den arbeid is niet gelukt. Hoe het met de Jonge Arbeiders verder is gegaan, hoop ik u te vertellen, wanneer ik in Galilea ben geweest. Men vindt ze nog in Daganiah, in Kinereth enz. Ik geloof niet, dat de verovering van den arbeid op de Arabieren een ernstig Zionistisch programpunt is. Het is eigenlijk een bekoorlijk woord voor de broodeloosmaking van een geheele bevolking. Is ze mogelijk? Wij zouden daarvoor honderdduizenden idealisten noodig hebben, niet alleen bij de werknemers, maar ook bij de werkgevers. Trouwens, van Arabische loonen zouden Joden toch niet kunnen leven. Joodsche fondsen zouden het ontbrekende moeten bijpassen, gelijk het Joodsch Nationaal Fonds in zeker opzicht reeds doet. En den Arabischen arbeid geheel te veroveren zal ons niet glad zitten. Evenmin trouwens als de verovering van het Arabische land. De Arabische kwestie! Ik weet daar slechts ééne oplossing voor. Den loop van het leven zelven. Toch zijn het mooie leuzen: verovering van den grond, verovering van den arbeid, idealisme en pionierschap. Maar alles is zoo geheel anders gegaan dan Herzl en de oudere leiders hebben gedacht! De Zionistische beweging is in vijf jaren eene wereldbeweging geworden. Er zijn hier thans ongekende mogelijkheden. Maar ook ongekende gevaren. Voor de Jonge Arbeider is thans de vraag: zijn of niet zijn. Ze moeten of een politieke partij vormen met een politiek program, wat vroeger niet noodig was, omdat er in het Turksche Palestina toch geen politiek leven was. Of ze zullen tusschen de politieke partijen verdwijnen. Maar als de Jonge Arbeider een gewone politieke partij wordt met een politiek program, dan is het weer de vraag, of deze nog reden van bestaan heeft, naast de Poalei-Zion, de socialistische Zionistische arbeidersorganisatie? De meeste leden van de Jonge Arbeider zijn socialisten, al zijn ze dan geen dogmatische Marxistische sociaal-democraten met historisch materialisme, meerwaarde, klassenstrijd, ellendeleer en revolutionaire omslagtheorie. Inderdaad zijn er pogingen gedaan tot vereeniging van Poalei Zion, de Jonge Arbeider en de Vereeniging ‘Haklaïe’, eene vakvereeniging van landarbeiders. De Poalei Zion en de Landarbeiders hebben zich vereenigd. De nieuwe vereeniging heet ‘Eenheid van arbeid’. Ze maakt deel uit van de wereldorganisatie der Poalei Zion en van de socialistische Internationale. En te gelijk van de Zionistische Wereldorganisatie. De Jonge Arbeider is ten slotte buiten de vereeniging ‘Eenheid en Arbeid’ gebleven. Sinds eenigen tijd is nu eene Joodsche beweging begonnen van hen, die zich volkssocialisten noemen en wier program veel gelijkt op de beginselen van de Jonge Arbeider. Zij noemen zich wel socialisten. Maar staan niet op het standpunt van den klassenstrijd. In Palestina zijn de klassentegenstellingen niet. Zij sluiten zich niet aan bij de Poalei Zion en niet bij de Internationale. De heer Temkine zeide mij, dat er in Rusland ongeveer vijftigduizend van die socialisten zijn. Ook in Duitschland is hun aantal belangrijk en is niemand minder dan Martin Buber hunne meeningen toegedaan. | |
II.Tot zoover de heer Temkine. Hij woont heel mooi, in eene van de wegen, die dalen naar de Poort van Sechem. En heel genoeglijk ben ik door den donkeren avond (38 dagen van den Omer!) naar huis gegaan. En nu is het Vrijdag. Morgen Sabbath. Wij wonen niet meer op de Duitsche Plaats. En ik zal dus straks niet de bazuin hooren blazen voor de Joodsche vrouwen ten teeken, dat zij het Sabbathlicht moeten aansteken. Hier, bij de Jaffapoort, wordt niet geblazen. Maar als het licht van den dag begint te verdooven, zal ik voor de gebeden naar den Klaagmuur gaan. Ach, Poalei Zion.... de Jonge Arbeider.... de Vereeniging Haklaïe.... Wij zeggen dit: ‘Hoort Israël, uw God, is een eenig, eeuwig Wezen.’ |
|