Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 40 Joodsch politiek leven.Ga naar margenoot+In een vorigen brief heb ik u beloofd, iets mede te deelen over het kiesrecht voor de Joodsche Constituante. Intusschen zijn de verkiezingen weder uitgesteld. Niemand weet eigenlijk precies voor hoelang. Maar waarschijnlijk wel, totdat over het lot van Palestina beslist zal zijn. Toen men den verkiezingsdatum vaststelde op 24 Nissan en de bijeenkomst op den 33sten dag van den Omer, was de gedachte, dat dan ook wel over het lot van het land beslist zou zijn. Te voren heeft een constituante eigenlijk geen zin. Het is misschien wel goed, dat de verkiezingen nog niet plaats hebben. Het politieke leven kan zich dan eerst nog wat ontwikkelen. Dat is waarlijk wel noodig. Een dagblad hebben we hier nog niet eens. Onder de Turken was van politiek leven geen sprake. En eerst langzamerhand beginnen zich de politieke partijen te vormen en te bevestigen. Ik heb een onderhoud gehad met den heer A.M. Borchof, een bekenden politicus en publicist hier. Een van de kopstukken van de radicale partij. Met de kopstukken van de andere partijen hoop ik later te spreken. De partijgroepeering is hier ongeveer als volgt:
Trouwens, de geheele Joodsche bevolking in Palestina bedraagt niet meer dan een zestigduizend menschen; ongeveer Haarlem. Een partij met duizend leden is daarin al een belangrijke factor. Daarbij komt, dat de verbinding in de verschillende landsdeelen heel moeilijk is. Iedere stad en iedere kolonie staat bijna op zichzelf. Zooals ik zeide, kranten hebben we hier niet. De politiek bestaat uit praatjes en aanplakbiljetten. En nu de beginselen van de radicale partij.
Opmerkingen: op het vage van de uitdrukkingen onder b en c heb ik al gewezen. Hoe het evenredig kiesrecht hier precies is ingericht, met districten-indeeling enz., zal ik nu maar niet beschrijven. Iedere 80 kiezers zullen een afgevaardigde kunnen kiezen. Jeruzalem met ongeveer 10.000 kiezers zal 125 afgevaardigden krijgen. Stel u eens voor, dat in Holland elke tachtig stemmen recht gaf op één afgevaardigde, welk een Tweede Kamer zou men dan krijgen! Echter, het is waar: de constituante is niet bedoeld als een college, dat geregeld zitten zal. Ze komt maar ééns bijeen, voor acht tot veertien dagen om algemeene lijnen van staatsbestuur vast te stellen. Ze zal dus meer gelijken op een notabelen-vergadering, zooals wij die ruim honderd jaar geleden hebben gekend bij de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden. Maar de taak der constituante is toch ook weer ruimer. Ze zal meer doen dan een aangeboden project aannemen of verwerpen. Ik vrees voor eindelooze discussies in dezen verbrokkelden, praatzieken tijd, nu iedereen van alles op zijn hart heeft. De verkiezingen zijn geheim. Dat is maar betrekkelijk. Men vult zijn stembiljet thuis in. Men kan het voor anderen verborgen houden. Maar waarborg voor kiesvrijheid is er ten slotte niet. De meeste vrouwen zullen het invullen wel aan den man overlaten. Ook de onderwijsparagraaf is wel wat vaag. Over wetgeving en rechtspraak, in verband met het oud-joodsche recht wordt gezwegen. Dit alles is zaak van later. Alles is nog zoo nieuw hier. Het gist hier nog. Laat men ons een mooie, ruime, eerlijke kans geven. Bijna twintig eeuwen lang zijn wij uit Palestina verdreven geweest. Een nieuw volk wordt niet in twintig jaren gemaakt. En vooral niet in dezen onrustigen gebroken tijd. Wij staan voor zoo machtig vele problemen. Wij zijn in zwaarder omstandigheden dan ter wereld eenig ander volk. Men moet ons een goede kans geven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Mijn Hollandsche vrienden hebben mij een aantal nummers van de Joodsche Wachter toegezonden. Met belangstelling heb ik daarin gelezen het artikel: ‘Het Joodsche leven in Palestina’. De meeste feitelijke gegevens van dit artikel zijn ontleend aan de Bulletins van het Kopenhager Bureau. Ik heb twee aanmerkingen op dat artikel (bladz. 71-72) en ik schrijf die hier, omdat zij onderwerpen betreffen, waarover ik meermalen hier geschreven heb. Ten eerste heeft de schrijver het tegen de partij ‘Jeruzalem’, laatstelijk gesticht door ‘de bekende extreme vertegenwoordigers van de oude Jischub, aan het hoofd waarvan Reb. Leibele, Dajan van Jeruzalem staat’. Bedoeld is waarschijnlijk R. Leib Dajan. Die zal ons geen kwaad meer doen, want die is allang dood, naar men mij bij informatie verzekerde. En die nieuwe partij? Och, om dichters en nieuwe partijen te verstaan moet men in hun land gaan. Die partij ‘Jeruzalem’ bestaat uit orthodoxe anti-Zionisten. Laten wij een Joodsche politiek voeren, die ook dezen voor ons wint. Ten tweede deelt de schrijver mede, dat het eigenaardig met het vrouwenkiesrecht is geloopen. Het is doorgedreven door de progressieve elementen. Maar thans blijken alle vrouwen ‘zwart’ te kiezen en is ‘in verschillende instituten en genootschappen als gevolg van de sterke deelneming in de verkiezingen door vrouwen het progressieve element tot een minimum teruggebracht.’ Dat moet eene vergissing zijn. Zoover wij hier weten, hebben er nog geene verkiezingen plaats gehad, waaraan vrouwen hebben deelgenomen. Ik maak deze opmerkingen niet om den braven schrijver onaangenaam te zijn. Maar wel om tot voorzichtigheid aan te sporen. Wij zelven, in Jeruzalem, weten niet goed, wat er gebeurt. Ik maak dus van deze gelegenheid gebruik om vergiffenis te vragen voor alle fouten, die ik gemaakt heb en nog maken zal. |
|