Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 39 Ben-Jehoeda spreektGa naar margenoot+Ben-Jehoeda is de logische, wetenschappelijke bouwer van een nieuw Hebreeuwsch. Bialik is de intuïtieve, dichterlijke schepper van het Nieuwe Hebreeuwsch. Twee van onze Grooten. Bialik is in Rusland wonen gebleven. Maar hij komt nu ook spoedig naar huis. Ben-Jehoeda, in de zestig nu al, is in Palestina gekomen meer dan dertig jaar geleden. In den oorlog is hij naar Amerika gegaan. Sinds verleden week is hij te Jeruzalem terug. Zijn oudsten zoon had ik te Londen ontmoet in het hoofdbureau van de Zionistische Organisatie. Hij is een bekend Hebreeuwsch schrijver, onder den schuilnaam Ben Awi. Dat beteekent: Zoon mijns Vaders. Maar het beteekent meer. Awi wordt geschreven met drie letters: Aleph, Beth, Jod. Dat zijn ook de aanvangsletters van de drie woorden Eliëser Ben Jehoeda. Ben Awi beteekent dus ook: Zoon van Eliëser Ben Jehoeda. Toeval? Ja, Wereld-Toeval. Dat is wereldgebeuren. Den jongsten zoon van Ben-Jehoeda had ik hier ontmoet, kort voor hij-zelf uit Amerika terugkeerde. We zijn toen samen naar hun huis gegaan. Ik heb de kleine kamer gezien, waar Ben Jehoeda bijna dertig jaren lang heeft gearbeid aan het Groote Hebreeuwsche Woordenboek. Met Gods hulp zal het nu over drie jaren voltooid zijn. En in die kleine kamer de waarschuwing: ‘Dag kort. Arbeid veel’. Een paar dagen later heb ik den kleinen grooten Man zelf ontmoet. Hij is wel heel, heel tenger. Dikwijls ziek. Maar zijn werkwil houdt hem staan. Achter de fijngeslepen brilleglazen stralen de oogen. Wij spreken Hebreeuwsch. Alleen Hebreeuwsch. Ik wil iets uitleggen, in het Engelsch, wat ik in het Hebreeuwsch niet kan. ‘Och’, zegt Ben-Jehoeda: ‘zoudt u dat nou wel doen? Zoudt u dan niet liever wachten tot u het wel in het Hebreeuwsch uitleggen kunt?’ En Zaterdagavond half negen zal hij spreken in de zaal van het Volkshuis over de ‘Joodsch-Nationale beweging in Amerika’. Ik zal gaan. Wij zullen samen gaan. De heer Zilversmit, (aan wien de lezers van dit blad heel, heel veel wetenswaardigs danken!) zal meegaan en een verslag maken. Hij spreekt en schrijft Hebreeuwsch zoo goed als Hollandsch. En ik nog lang niet. Wij spreken af: tegen den avondval zal ik in het Weeshuis komen. Samen avondgebed. En niet later dan half acht er heen. Want het zal vol zijn. Heel de Zaterdag is neerdrukkend geweest. Chamsin en een zandstorm, die de huizen openscheurt. Maar tegen den avond koel, als ik op weg naar het Weeshuis ga. ‘Niemand thuis’, zegt Challad, de Arabier, die nog altijd geen Chawadsja en geen Effendi is: ‘allemaal aan den wandel’. Maar ze komen net thuis. Simcha en Mathilde, samen nog geen acht jaar, vooraan. En dan verder twee aan twee, naar de grootte. Tot Rachel Blumenfeld, die op het gymnasium gaat, postzegels verzamelt en klassiek Hebreeuwsch schrijft. Simcha heeft vandaag een zeer verstandig besluit genomen. Zij heeft gezegd: ‘wanneer ik zoo groot ben als Inlamith wil ik toch altijd drie jaar blijven. Want dan zal de Gebiedster mij altijd het meest van alle meisjes verwennen.’ Zij is in een zeer brave stemming. Want vóór ik gevraagd heb, ‘Simcha, zullen wij Spanjoliet spreken?’ zegt zij al: ‘Het spreken van één enkel woord Spanjoliet is hier verboden. De Gebiedster zal komen en ons beiden in een hoek zetten.’ In den zaligen avondvrede wachten wij het einde van den Sabbath af. Die eindigt hier niet op een bepaalden tijd. Maar wanneer er drie sterren aan den hemel staan. Dan gaan wij naar binnen, den Sabbath heilig uitwijden. De hal van het weeshuis is zoo ledig als een Tempel. Gelijk geschreven staat: ‘Overal, waar Ik Mijnen Naam doe gedenken, zal ik tot u komen en u zegenen’. De meisjes op banken rondom. In het midden een tafeltje met het Geraad: Wijn, Licht en een levend takje kruisemunt, dat in plaats komt van de specerijen. Mevrouw Zilversmit zelve spreekt de zegenbeden uit. Simcha mag de kaars vasthouden, omdat zij de kleinste is. Daarom mag zij ook altijd vooraan in de rij loopen aan de hand van de Gebiedster zelve. En dan op weg. De Paaschmaand gaat eindigen. Geen maan. Pikdonker. Maar de heer Zilversmit kent Jeruzalem op het gevoel. Wij zijn er vóór half acht. De eersten zijn we niet. Maar we vinden goede plaatsen op de tweede rij. De zaal loopt vol, loopt duchtig vol. Allemaal de jonge, radicale elementen van Jeruzalem. Veel onderwijzers, veel leeraren. De meesten zijn in Rusland geboren of in Galicië. En zoo niet zij, dan toch hun ouders. West-Europeesche Joden weinig. Ze aarden hier moeilijk. De Oost-Europeesche Joden zijn goede nationalisten, toegewijd. Maar uiterst. Moeilijk in dezen tijd van opbouw. En wat zijn we allemaal leelijk! Wat zijn onze kleeren leelijk. In West-Europa merken we dat niet zoo. Maar hier! De Arabische staljongens uit de stallen tegenover het Herzlhuis dragen hun vodden kleederen heel wat schooner, dan wij onze Europeesche kostuums. Ons Volk moet opnieuw worden geboren. Er zit hier nog geen ras in. In de koloniën moet het veel beter zijn. Konden wij maar Oostersche kleederen dragen: mooie kaftans, waarin elk gebaar schoon is. Het loopt smoorvol. Alle banken zijn bezet. Alle gangen zijn bezet. Geen van de Thora-Joden is aanwezig. Zij zijn tegen Ben-Jehoeda. Alleen heb ik Leizer Schwarz gezien, den omroeper en aanplakker. Een groot man. Een groot man. Maar volstrekt niet trotsch. Hij heeft de vergadering aangeplakt en komt nu genadig een uurtje luisteren. Hij heeft ons ook de hand gedrukt. Het wordt hoe langer hoe voller. Ben-Jehoeda laat zich wachten. Kwart voor negen. Het gonst in de zaal van het Hebreeuwsch. Men wordt ongeduldig. Achteraan in de lange smalle zaal gaan ze telkens applaudisseeren. Dan gelooven wij, dat Ben-Jehoeda binnenkomt. En telkens zijn we dan boos en teleurgesteld, wanneer dat niet waar is. Ze gaan roepen: ‘naar huis, naar huis, naar huis.’ Ze worden onrustig, stout, mijn lieve radicale vrienden van Jeruzalem. Waarlijk: er zijn er die naar huis zullen gaan. Maar tegen negenen: Ben Jehoeda. Met machtig applaus gegroet. Hij verontschuldigt zich over zijn laatkomen. Hij verontschuldigt zich nog over iets anders. Hij zegt: er hangt een wolk tusschen u en mij, die ik eerst moet wegvagen voor ik aan mijn eigenlijk onderwerp beginnen kan. Dat is zoo: vele Joden in Turkije waren geen Turksche onderdanen. Men was, zoo mogelijk, liever onderdaan van een groote Europeesche mogendheid. Zelfs de Russische Joden bleven Russen. Terwijl de Joden in Rusland zelf vervolgd werden, trad de Russische consul hier altijd voor hen op tegen de Turksche autoriteiten, alleen om het gezag van Rusland te doen uitkomen. Toen de oorlog uitbrak drong de Turksche Regeering aan op naturalisatie der Joden, ook de neutrale. De vijandelijke Joodsche onderdanen zouden worden uitgewezen. De vraag was nu: wat was beter voor de enkelingen en voor het Volk, naturalisatie met kans op Turkschen krijgsdienst of uitwijzing. Er heeft zich toen een comité gevormd, dat propaganda maakte voor naturalisatie en blijven. Jellin zat daarin. De Chacham Bashi. De Hollander Sigfried Hoofiën, die gebleven is zonder naturalisatie. Ben Jehoeda heeft de propaganda van dat comité gesteund in zijn dagblad. En, dit is nu de grief tegen hem, toen het begon te nijpen is hij heengegaan naar Amerika. Daarover verantwoordt hij zich nu. Ten eerste hielden zijn inkomsten op, toen de Anglo-Palestinebank gesloten werd. Ten tweede: zoolang Zakki Bey, die eigenlijk anti-Duitsch was, in Jeruzalem bewind voerde, was Ben Jehoeda tamelijk veilig. Maar toen Zakki Bey, juist wegens zijne gezindheid, moest aftreden, raakte Ben Jehoeda's leven in gevaar. Zijne houding in den bekenden taalstrijd tegen den Hilfsverein was men niet vergeten. Chassan Bey, de geeselende beul van Jaffa, weigerde hem een pas naar het buitenland. Booze menschen beweren: op aandrijven van Ephraïm Cohn, den directeur van den Hilfsverein. Wij, Joden, twisten natuurlijk evenveel onder elkander als de genooten van andere volken. Niet meer. Niet minder. En dat maakt ons natuurlijk evenmin als andere volken ongeschikt voor een volledig volksbestaan. Niet meer. Niet minder. Ten slotte meende Ben Jehoeda, dat zijne aanwezigheid den Joden meer kwaad dan goed zou doen. Ook het belang van het Woordenboek eischte zijn heengaan. Hij ging na overleg met den Raad van Bijstand van het Woordenboek: Jellin, de geleerde medicus en Talmudist dr. Mazie en dr. Levie, econoom en taalgeleerde. Hoe hij nu ten slotte met zijn familie uit het land is gekomen, heeft hij niet verteld. Er zal wel flink met baksjiesj gewerkt zijn. Tot zoover de rechtvaardiging van zijn vertrek. Wat nu zijn verblijf in Amerika betreft: hij heeft er niet stil gezeten. Hij [heeft] doorloopend propaganda gemaakt voor de Joodsche Zaak. En de Joden in Amerika zijn talrijk. Hebben veel geld. Hebben veel invloed. Bekleeden allerlei hooge betrekkingen. In zulk een land ontstaat natuurlijk veel moeilijker een sterk Joodsch nationalisme dan in een land, waar de Joden het slecht hebben. Maar wie wat dieper schouwt, ziet een antisemitisme in Amerika, dat het nationalisme gedeeltelijk verklaart. Natuurlijk niet geheel. Het zou wel treurig voor het Joodsche nationalisme zijn, wanneer het geen anderen steun had als nood en antisemitisme. Het nationalisme der Hollandsche Joden zou dan trouwens niet verklaarbaar zijn. Er zijn in Amerika talrijke vereenigingen, die geen Joodsche leden toelaten. Scholen, waar Joodsche leerlingen worden geweigerd. Hotels waar men Joodsche gasten weert en dat openlijk aankondigt. Het Amerikaansche Zionisme. Toen Ben-Jehoeda in Amerika kwam, waren er dertigduizend aangesloten Zionisten. In het Zionistisch bureau werkten een vijftien ambtenaren. Een jaar later was een nieuw bureau noodig. Eén van de Zionisten gaf daarvoor veertigduizend dollar. Ook het nieuwe bureau is weer te klein. Er werken thans 150 ambtenaren. De kosten bedragen duizend dollar per dag. Er zijn bijna een kwart millioen aangesloten Zionisten. Er werd nogal eens gegrijnsd en gemompeld door mijn lieve radicale vrienden van Jeruzalem, de leeraren en de onderwijzers, toen Ben Jehoeda deze mooie getallen noemde. Het geld is hier een teere quaestie, gelijk later blijken zal. Een bewijs voor den grooten Zionistischen invloed in Amerika was het algemeene congres der Amerikaansche Joden te Philadelphia. De Zionisten waren daar tegen, omdat zij vreesden, dat het een anti-Zionistische demonstratie worden zou. Integendeel. De leiding van het congres was bij de Zionisten, en een Zionistische motie werd aangenomen met één stem tegen. Ben Jehoeda zelf was niet aanwezig. Hij zal dat heel zijn leven lang betreuren. Veel vroegere assimilanten erkennen thans het bestaan van een Joodsch Volk, dat zich vestigen moet in een Joodsch Land. Ook Jacob Schiff, de bankier, bekend door zijne anti-Zionistische houding in den taalstrijd, heeft eene zwenking naar het Zionisme gemaakt. De Amerikaansche Joden hebben zeer veel voor Palestina gedaan. Het eerste jaar hebben ze honderdduizend dollar gegeven. Later nog weer een millioen dollar. Later weer drie millioen dollar. Bovendien zijn millioenen en millioenen gegeven voor Joodsch liefdadigheidswerk in Polen en in Litthauen. En de Amerikaansche Joden hebben ook voor niet-Joodsche doeleinden zeer veel gedaan. Er werd weer gegrijnsd en gemompeld door mijn lieve radicale vrienden van Jeruzalem, de leeraren en de onderwijzers, toen Ben Jehoeda deze mooie getallen noemde. Het geld is hier nog altijd een teere quaestie gelijk blijken zal. Gelijk met het Zionisme heeft zich de belangstelling voor de Hebreeuwsche taal ontwikkeld. Er zijn vele kinderen, die vlot Hebreeuwsch spreken. Niet alleen in Rusland geborenen, maar in Amerika. Ook op de scholen wordt veel meer aandacht gegeven aan onderwijs in het Hebreeuwsch. Men wil zelfs Hebreeuwsch maken tot de dagelijksche spreektaal voor de Joden in onderling verkeer. Maar van die pogingen verwacht Ben Jehoeda geen goeds. Hebreeuwsch als levende spreektaal is alleen mogelijk in Palestina, in een Joodsch land, voor een Joodsch Volk. Er is ook wel eene beweging ten gunste van het Jiddisch. Maar Ben Jehoeda is zielsovertuigd, dat Jiddisch in Palestina nooit het Hebreeuwsch overwinnen kan. Tot zoover dan de lezing. Een donderend applaus. Is de wolk weggevaagd? De volle zaal wil leegloopen. Maar een man vraagt het woord. Hij zegt, dat hij onderwijzer is met acht kinderen. Hij verdient twintig pond per maand. Dat is veel minder waard dan twintig pond in Holland. Volgens Ben Jehoeda heeft men in Amerika schatten beschikbaar. Hoe komt het dan, dat de Zionistische Commissie bezuinigt op het onderwijs? Behoudens enkele uitzonderingen zullen bijvoorbeeld de zoo nuttige avondlessen worden gesloten. De Zionistische organisatie in Amerika geeft thans per dag duizend dollar uit aan bureaukosten. Dat is meer dan de geheele Zionistische schoolraad in Palestina uitgeven kan. Uit Amerika is thans de opdracht gekomen twaalf duizend pond op het onderwijs te bezuinigen. Hij vraagt Ben Jehoeda hoe dat zit. Er is meer. De Zionistische Commissie moet zelfs bij gebrek aan geld de werkverschaffing verminderen. En in Amerika zijn schatten. Hoe zit dat? Er wordt kloek geapplaudisseerd. Het antwoord van Ben Jehoeda is ontwijkend. Hij is geen lid van het Amerikaansche bestuur en geen lid van de Zionisten Commissie. Hij heeft dus geen oordeel. Toch heeft de stoute onderwijzer een punt aangevoerd, dat wel de aandacht verdient: de Zionistische Commissie. Niemand weet eigenlijk wat de staatsrechtelijke positie van die commissie is. Wat zijn haar rechten en haar verplichtingen? Wie zijn eigenlijk precies de leden? Wie benoemt ze? Wie ontslaat ze? Zoo af en toe komt er eens een nieuw lid opdagen. Er verdwijnt eens een lid. Wij zien dat spel in stomme bewondering aan. Wie trekt aan de touwtjes? Ja, vraagt die booze onderwijzer, wat doet die commissie eigenlijk? Wat heeft zij gedaan ter voorbereiding van het land voor de opneming van de duizenden, duizenden Joden, die er maar naar snakken naar Palestina te komen? En hij vaart voort, die booze man: waarom publiceert de commissie geen begrooting? Er wordt hier beweerd, dat verscheidene leden en ambtenaren van de commissie groote salarissen hebben. Tien tot twaalfduizend gulden. Dat is niet waar. Dat kan niet waar zijn. Maar waarom niet de begrooting gepubliceerd? Dan is het met die praatjes meteen uit. Veel menschen blijven nog bewogen napraten. Wij gaan naar huis. Langs de stille buitenwegen onder den schatrijken sterrenhemel. O, wij wanhopen niet. De problemen zijn vele. Maar het Joodsche Volk zal staan voor zijne taak. Het zal zijne taak volbrengen. Er zullen moeilijkheden zijn. Er zullen vele moeilijkheden zijn. Maar deze moeilijkheid zullen wij althans kunnen overwinnen door openbare behandeling van de openbare zaak. Daardoor worden liefde en eenheid bevorderd. Geheime financiering is gevaarlijker en minder noodig dan geheime politiek. |
|