Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 31 Joodsche constituanteGa naar margenoot+Herinneren zich de tijdgenooten nog de intreerede van prof. mr dr A.A.H. Struycken te Amsterdam ‘Positief Recht’? Juist in deze dagen van afbreken en opbouwen zal menigeen nog wel eens denken aan prof. Struyckens tegenstelling tusschen normale en abnormale rechtsvorming. Een vraag vanuit Jeruzalem: waaraan erkent men het rechtskarakter der abnormaal gevormde verhoudingen? Gij lacht om den zwerver, die niet kan ophouden wijsgeer te zijn Ten onrechte. Londen, Parijs, Rome, Napels, Rosenkasteel, Port-Said, Caïro, Jeruzalem. Het was vol en bont van oogenblik tot oogenblik. Ik besefte dat aan het leege, strakke, het eeuwig continue. Zoo dringt niets ons sterker tot staatsrechtelijke bezinning dan deze dagen van abnormale rechtsvorming in land en land. De vorming van het Joodsche Volk en van het Joodsche Land. Wat is hierin rechtsvorming, normaal en abnormaal? Zeker is het gezag van de Engelschen over Palestina een normaal rechtsgezag, steunend op de regelen van de Haagsche Vredesconferentie. Maar daarnaast begint iets op te komen van eenen Joodschen Staat. O, weinig nog. Wanneer het niet doorzet, zal men later rechtmatig kunnen zeggen, dat het er nooit is geweest. Wanneer het wel doorzet, zal men het rechtsbegin van den Joodschen Staat moeten zoeken in de gebeurtenissen van dezen tijd. Het begin. Maar ieder begin is van iets anders het eind. Het allereerste begin is wellicht te zoeken in het Amerikaansche reliefcomittee, nog in den Turkschen tijd. Het bestond uit vertegenwoordigers van alle fracties, ook van de Hongaarsche orthodoxe Joden, met wie de samenwerking altijd het moeilijkst is. Voorzitter was Jellin, directeur van de Kweekschool voor Onderwijzers. Toen Amerika in den oorlog kwam, werd het werk van het comité ten zeerste bezwaard. De leden werden zelfs voor den krijgsraad gebracht. Veel van het reliefwerk is toen gedaan door den Spaanschen consul Graaf De Balobar, bijgestaan door den Nederlander Siegfried Hoofiën. Juist den dag vóór de Engelschen te Jeruzalem kwamen waren de comitéleden aangewezen ter verbanning. De meeste Zionisten waren trouwens al verbannen. Van de bekenden waren over: dr. Thon, S. Hoofiën en J. Meyuhaz, hoofd eener groote Joodsche school. Zij besloten tot de vorming van eenen Raad, die de belangen der Joden bij de Engelschen kon behartigen. De Raad heette ‘Waad Haier’, dat is letterlijk Gemeenteraad. En zoo is het ook vertaald in het Nederlandsche Mizrachiemaandblad. Maar dat is misleidend. Beter is de vertaling: Kerkeraad. De Raad heeft geen macht, maar invloed. Hij kan zich tot de Regeering wenden, en de Regeering kan hem raadplegen. De Raad was gekozen volgens een zeer ingenieus stelsel, berustend op Talmudische beginselen. Aan vrouwenkiesrecht, actief of passief, dacht toen nog niemand. Later is er tweedracht ontstaan tusschen Sefardische en Aschkenazische Joden. Er zijn nu twee kerkeraden, wier gezamenlijke invloed bij de Regeering natuurlijk kleiner is dan van één enkelen Raad. Aan verdeeldheid is hier geen gebrek. Het wachten is op den grooten Man, den Leider, die vanzelf het vertrouwen wint van alle fracties. Inmiddels was de Zionistische Commissie gekomen. Ook deze naam is misleidend. De leden waren niet allen Zionisten. Bijvoorbeeld Sylvain Lévy niet, het instrument van de Fransche Regeering, die Palestina niet loslaten wil. Evenmin als de Italiaansche Regeering. Italiaansch lid is commandant Bianchini, een goed Zionist, die hier veel goed werk heeft gedaan. Maar die toch Jodendom en Zionisme niet zoo goed kende als bijvoorbeeld Rabbijn Dante Lattes te Rome. Ook de Zionisten-Commissie is een staatsrechtelijk raadsel. Een gekozen vertegenwoordiging van het geheele Joodsche Volk is het zeker niet. Bepaalde machtsfuncties heeft de Commissie ook niet. Ze kan invloed oefenen. Hoeveel: dat hangt natuurlijk af van de personen. Vergeefs heeft de Commissie getracht eenheid te brengen onder de Joden van Jeruzalem. Het leek eerst zoo mooi. Een heilig vuur, dat ons allen zou louteren en samensmelten tot één brok zuivere ziel. Maar dat mogen wij niet eischen. De Jeruzalemsche Joden zijn ook menschen, wien niets menschelijks vreemd is. Ze hebben veel, onuitsprekelijk veel geleden. En zij lijden nog. Daarbij komt, dat het politieke Zionistische werk niet gescheiden is gehouden van het liefdadigheidswerk. In een stad waar men meer gewend is aan ontvangen dan aan geven, moet de schijn vermeden worden alsof het voordeelig is Zionist te zijn en nadeelig anti-Zionist te zijn. Intusschen was vanuit Jaffa het initiatief genomen tot samenwerking van de verschillende Joodsche stads-raden. Op zich zelf is dat natuurlijk heel mooi. Maar men was er wel wat haastig mee. Een groot gedeelte van het Land was nog in de macht van Turken. De afgevaardigden naar deze vergadering te Jaffa zijn niet gekozen, maar aangewezen door de verschillende stads-raden. Het aantal was niet vastgesteld in verhouding tot de Joodsche bevolking van de steden. Men kan wel zeggen, dat de samenstelling van de vergadering niet beantwoordde aan de samenstelling van de Joodsche bevolking. Ten nadeele van de orthodoxen. Die vergadering te Jaffa heeft aan de vrouwen het actief kiesrecht gegeven. Eenige maanden geleden is haar ook, door een andere vergadering, het passief kiesrecht toegekend. Den dag na Paschen hebben de verkiezingen voor de constituante plaats. Over de techniek hoop ik u later te schrijven. Den 33sten dag van den Omer komt de vergadering bijeen. Maar het vrouwenkiesrecht is nu de steen des aanstoots geworden. | |
IILaten wij het vrouwenkiesrecht zien als een symptoom, zooals men iedere gebeurtenis kan zien als een symptoom. Op twee wijzen kan men bij den opbouw van Land en Volk te werk gaan. Ten eerste: alle partijen vermijden tot het uiterste te vervallen in uitersten. Ieder probeert zoo tegemoet komend te zijn, als maar mogelijk is, zonder dat beginselen worden prijsgegeven. Ten tweede: ieder probeert zooveel mogelijk zijn eigen beginselen volstrekt door te voeren, al zouden Land en Volk daaronder lijden. De keuze tusschen die beide opvattingen is natuurlijk, gelijk iedere keus, een vraag van aanleg en karakter. Argumenten zijn altijd bijkomstig. Welnu, een van de groote problemen van het Joodsche Volk is dit: de Joden uit de landen der verdrukking zullen in de eerste plaats naar Palestina komen. En zooals het altijd gaat: zij zullen een uiterst gebruik maken van de nieuwe vrijheid. Ik denk, dat de uiterste elementen veel invloed zullen hebben. Een groot gedeelte van de orthodoxe Joden heeft weinig politiek besef; de Jemenieten niet, de Wetgeleerden niet. Er is onder het Turksche bestuur geen politiek leven geweest. Een aantal jongere immigranten kennen het parlementaire stelsel in Europa. Hun liefste woorden zijn ‘vergadering’ en ‘propaganda’. Maar zij vergeten, dat beginselen geen waarde hebben, waar ze niet kunnen worden toegepast. Het Joodsche Volk moet niet een namaaksel worden van de volken van West-Europa. Hebben de andere volken eene constituante? O, dan moet het Joodsche Volk er ook een hebben. En liefst dadelijk. Nog vóór over den staatkundigen toestand van Palestina beslist is. Trouwens, een geheel onafhankelijke Joodsche staat komt er waarschijnlijk toch niet. Het staat nog niet eens vast, welke macht die constituante hebben zal, en welken invloed. En dan, van de geheele Jodenheid ter wereld woont op het oogenblik ongeveer 2 percent in Palestina. Die nemen beslissingen, welke voor het geheele Joodsche Volk van belang kunnen zijn. De revolutionaire volken in Europa hebben dadelijk ingevoerd: algemeen actief en passief kiesrecht voor mannen en vrouwen. Het Joodsche Volk moet dit nadoen. Maar de omstandigheden zijn hier geheel anders. De vrouw in het Oosten, ook de Joodsche Vrouw, is de vrouw in het Westen niet. Slechts enkele vrouwen, niet in Palestina gevestigd van geslacht tot geslacht, hebben het vrouwenkiesrecht verlangd, vooral onderwijzeressen en leeraressen, die hier radicaal en socialistisch zijn. En nu het gevolg: verleden jaar is voorgesteld actief kiesrecht in te voeren voor den Joodschen Kerkeraad te Amsterdam. De opperrabbijn van Amsterdam heeft toen verklaard, dat de geest van het traditioneele Jodendom zich daartegen verzette, al was hem geen letterlijk en bepaald verbod bekend. Het kiesrecht is toen niet ingevoerd. Hier gaat het om actief en passief kiesrecht. Tegen het laatste is nog meer bezwaar dan tegen het eerste, omdat vele orthodoxen vergaderingen van mannen en vrouwen samen strijdig achten met den geest des Jodendoms. Het bestuur van de vereeniging ‘Jeruzalem’ heeft zich tot een aantal zeer bekende en zeer geziene Rabbijnen gewend, met de vraag of het geoorloofd was, te kiezen voor de Vergadering en zich te laten kiezen. Welnu, het antwoord van de geraadpleegde Rabbijnen is ontkennend. Van sommige zelfs zeer sterk ontkennend geweest. De vereeniging ‘Jeruzalem’ heeft de vraag en de antwoorden laten aanplakken, zooals dat hier gebruikelijk is. Het biljet is te groot om hier te worden vertaald. Maar ik zal het, met een aantal andere biljetten, opzenden aan de Rosenthal-bibiliotheek te Amsterdam. De orthodoxe vrouwen van Jeruzalem en ook daarbuiten, zullen voor een groot gedeelte niet stemmen. Een deel van de orthodoxe mannen zal zich ook onthouden. Zoo zal er een constituante komen, veel meer naar links dan de Joodsche bevolking in het Heilige Land en ook daarbuiten. Een dergelijke constituante heeft natuurlijk niet veel invloed noch bij de Engelsche Regeering noch bij de Joden in het Land, noch bij de Joden buiten het land. Als de orthodoxen kans zagen zouden zij een andere constituante kiezen. Dan zouden wij twee constituantes krijgen, zooals wij in Jeruzalem twee Kerkeraden hebben. Het officieele Jeruzalemsche Rabbijnencollege (maar dat heeft geen algemeen erkend gezag!) heeft aangeraden wel mee te doen, juist om een linksche constituante te vermijden. Was de meerderheid orthodox geworden, dan had men het actief en passief vrouwenkiesrecht weer kunnen afschaffen. De orthodoxie is dus ook verdeeld. Zietdaar de gevolgen van het vrouwenkiesrecht, waarom bijna niemand heeft gevraagd. En als de constituante er komt? Ik hoop innig, dat ik mij vergis. Maar ik vrees, dat er zeer veel zal worden gepraat en zeer weinig zal worden gedaan. Een Volk, dat zijn Staat moet opbouwen, heeft niet in de eerste plaats een constituante noodig met algemeen actief en passief mannen- en vrouwenkiesrecht. Wij hebben noodig: eenheid en verdraagzaamheid. Niemand weet, welke macht of invloed die constituante eigenlijk hebben zal. Zal zij iets kunnen bepalen, dat bindt, omtrent de verhouding van Kerk en Staat? Omtrent vrijheid in het openen van scholen? Omtrent belastingen? Nationalisatie van den bodem, de productiemiddelen enz.? Behoort Palestina niet aan het geheele Joodsche Volk? Is het niet onbillijk, dat een handjevol radicale elementen allerlei besluiten nemen kan? De leiders van de Zionisten, Alliance, Agoedas Israël enz. zijn niet eens verkiesbaar, omdat zij nog geen jaar in het land wonen. In een volgenden brief hoop ik u te schrijven over de verschillende partijen hier, hun programma's, de techniek van de verkiezingen enz. Laat mij nu voor ditmaal mogen eindigen met een ware anecdote, die wel aardig typeert. Verleden jaar heeft een vergadering van Amerikaansche Zionisten (waar zouden zij en hunne ouders wel geboren zijn?) besluiten genomen met betrekking tot exploitatie van het Heilige Land, die vrijwel neerkwamen op socialisatie en coöperatie. Ik ben het daar om allerlei redenen niet mee eens. Ik voel meer voor particuliere exploitatie met een ruime royalty voor de Gemeenschap. En ik had de stoutheid dit te zeggen in een gezelschap van goede Zionisten, waarvan de jongste en voortreffelijkste wel mijn lieve zoon kon zijn. En ineens, kras over de tafel heen, zegt de jongste en voortreffelijkste: ‘Dan bent u een verrader van het Joodsche Volk.’ O, ik ben niet boos geworden, gedenkend hoe ik zelf eenmaal in Holland (wat is Holland ver!) in ieder gezelschap de jongste en voortreffelijkste ben geweest. En dan: hij zei het in ons mooi en mild Hebreeuwsch, waarin alles goedaardig klinkt. Ik aanvaardde het als een symptoom. Is alles niet symptoom? Maar laten onze jongsten en voortreffelijksten bedenken, dat ieder uiterste, behalve uiterste verdraagzaamheid, thans gevaarlijk is. Maar och, zouden zij wel onze jongsten en voortreffelijksten zijn, wanneer zij dat bedenken konden? Wij houden moed. Door alle moeilijkheden heen zal het Joodsche Volk zijn taak weten te vervullen. |
|