Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 32 Wij gaan uitGa naar margenoot+Publieke vermakelijkheden hebben wij hier ook, al zijn ze zeldzaam. Zelfs eene belasting op de publieke vermakelijkheden ontbreekt ons niet. Veertien dagen geleden zijn we uit geweest. Ik kreeg de uitnoodiging van generaal Storrs. In eene enveloppe met zijn trotsch Joodsch stempel: ‘R. Storrs. Gouverneur van de Heilige Stad Jeruzalem 5679.’ Des Maandags zou de nieuwe muziekschool met concert geopend worden. Men begint hier laat: half negen. En vol het zaaltje van de Y.M.C.A. Generaal Money aanwezig, de chief administrator. En generaal Storrs, commandant Bianchini, Italiaansch lid van de Zionist-Commission, majoor Norman Bentwich, die hier rechter is, mevrouw Hoofiën, miss Landau, we zijn er weer allemaal. Het programma in Hebreeuwsch, Engelsch en Arabisch, volgens het beginsel van generaal Storrs: gelijkheid der drie talen. Een mooi programma: Piano: Scarlatti, Bach, Chopin, Debussy. Viool: Mendelssohn, Novacec. Zang: Duparc, Grétry. Weinigen van deze heeren zullen gedacht of gedroomd hebben, dat hun namen nog eens prijken zouden op een Hebreeuwsch programma in de Heilige Stad Jeruzalem. De muziek is goed. En vooral de jonge Joodsche violist Anton Tschaikov heeft een groot succes. Pauze na Scherzo in B. Minor van Chopin. En in de pauze een alleraardigst speechje van generaal Storrs. Hij verzekert ons, dat alle politiek aan de school vreemd is. Het eenige doel is: onderwijs te geven in muziek. In menig hart wordt stil gelachen. Want iedereen, die geen volstrekte vreemdeling is in Jeruzalem, weet, dat de voorgeschiedenis van de school wemelt van politiek. Alles is hier politiek. Er is groote strijd geweest over de taal van het onderwijs: Hebreeuwsch, Arabisch, En Engelsch? Generaal Storrs gaat door: het is heelemaal niet waar, dat de Zionist Commission tegen de school was. Dat wil in het Jeruzalemsch zeggen, dat er toch misschien wel iets van waar had kunnen zijn. Integendeel wordt de school door de Zionist Commission gesteund, waarvoor de generaal hartelijk dankt. Nietwaar; gij proeft de politiek. Dan het tweede deel. Het eindigt met ‘Perpetuum Mobile’ van Novacek gespeeld door Anton Tschaikov met groot succes. En dan speelt Tschaikov ‘Hatikvah’, het Zionistisch Lied der Hope. Wij staan op. Mijn oogen breken van ontroering. Want wij hebben allen ons Land zoo lief. En wij hebben allen dit Lied zoo lief. Daarna: ‘God save the King’. En dan zie ik het: een aantal notabelen, die bij Hatikvah niet zijn opgestaan, doen het nu wel. De politiek. Volkerenstrijd, Taalstrijd. Liederenstrijd. Een Arabisch volkslied is er niet. Wel een Turksch. Maar dat kan natuurlijk niet worden gespeeld. Volkenrechtelijk is de toestand van Palestina deze: Turksch gebied onder Engelsche bezetting. Er is nog niet beslist dat het land ‘national home’ van de Joden zal zijn. En nog veel minder is beslist, wat dit eigenlijk beteekent. De voorzichtigen zeggen, dat Tschaikov Hatikvah niet had moeten spelen, om de Arabieren niet te prikkelen. De geschiedenis kent voorbeelden genoeg van revoluties, die begonnen zijn met een lied. De stoutmoedigen daarentegen gaven Tschaikov gelijk. Dagen daarna praat iedereen over dit geval. Over het concert praat niemand. En er blijkt dit: Miss Landau, commandant Bianchini en majoor Norman Bentwich zijn ook niet opgestaan en wel op een teeken van generaal Money. Generaal Storrs is ook blijven zitten. O, maar we zijn er nog niet. Miss Landau geeft den Donderdag daarna een feestavond: dans en fancy dress. Natuurlijk naar Joodsche zede zonder maskers. En omdat miss Landau niet is opgestaan, daarom besluiten een aantal Zionisten niet te gaan. Generaal Storrs beschouwt dat weder als tegen hem gericht. Omdat hij de Stad niet regeert als eene Joodsche stad. Maar als Turksche Stad onder Engelsche bezetting. Volgens de beginselen van de Haagsche Vredesconferentie. Zeker zal de Generaal dus zelf wel komen. En zijn officieren zullen óók komen. En de Dichter van het Joodsche Lied zal óók komen. Zijn standpunt is: dat Miss Landau op dat oogenblik niet anders kon doen dan zij deed. Iedereen weet nu eenmaal, dat het Zionisme of de Zionisten Miss Landau niet hebben kunnen winnen. Ik betreur dat ten zeerste ter wille van het Mizrachisme, waarvoor Miss Landau zoo veel zou kunnen doen. Het zal sommige lezers wellicht interesseeren te weten, dat Miss Landau, na het Paaschfeest naar Europa vertrekt. Naar men beweert op aandringen van de orthodoxe niet-Zionisten uit Zürich. Tenslotte besluiten toch de andere Zionisten ook te gaan. En het wordt een heel mooie avond. Miss Landau heeft zich buitengewoon veel moeite voor ons gegeven. Een harer leeraressen is zelfs naar Caïro gegaan, om inkoopen te doen. Maar zij is niet terug kunnen komen door de spoorwegstaking. De politiek is Miss Landau wel slecht gezind. Toch is het een mooi feest. Miss Landau in Hollandsch boerinnenkostuum, een tikje fancy. Maar toch aardig. Er is een dame in een prachtige Jemenietenkleedij. Zij krijgt den eersten prijs. Generaal Storrs, mild en voorkomend als altijd, deelt de prijzen uit. En er wordt gedanst. Een van de muzikanten danst inlandsche dansen, heel wat rijker van figuur dan de Amerikaansche en Europeesche. En ik ontmoet er weer den heer Salameh, een van de nationalisten der Arabieren, Grieksch katholiek. En mr. Jackson Fleming, Amerikaan, die in Azië reist voor Harpers en voor Asia. Hij weet niets. Of hij doet alsof. In het eerste geval beklaag ik zijn lezers. In het tweede geval beklaag ik hem. Wij zitten met ons drieën in een stil hoekje. En bespreken de Arabische kwestie. Ik vraag het oordeel van Salameh over de formule: ‘A Jewish State and an Arabic community’. Hij is daar tegen. Hij wil gelijkheid hoogstens. En zelfs dat is gevaarlijk voor de Arabieren, want de Joden hebben meer verstand, meer energie, meer geld. En worden door de Joden buiten Palestina gesteund. En dan is er nog een lamp, die niet branden wil. En dan nemen wij afscheid van de gulle, begaafde gastvrouw. En wij gaan naar huis door het zalige maanlicht. Vol lekkere limonade en politiek. | |
II.En de demonstratie, vraagt ge mij wellicht, de demonstratie, waarnaar gij zoudt gaan kijken als naar een vroolijk en sierlijk feest, de demonstratie heeft die plaats gehad? Neen, lieve vrienden, de demonstratie heeft niet plaats gehad. Dus zijn ook niet de duizenden Bedouïenen gekomen uit het Transjordaansche. Dus is ook de stoet niet geopend geworden met de groene vlag. En ik zal moeten wachten tot het Nebi-Musafeest voor ik een grooten optocht in het Oosten zal zien. O, we hebben wel in spanning geleefd de laatste dagen. Er schijnt toch wel iets te hebben gebroeid. Misschien broeit het nog. Menigeen zal verheugd zijn, wanneer het Nebi-Musafeest goed en wel achter den rug is. En waarom heeft de optocht nu niet plaats gehad? O, daar is veel over gesproken! De Joden hebben op den verjaardag van de Balfour-declaratie hun optocht gehouden. En dus viel het moeilijk het thans den Arabieren te weigeren. Maar aan den anderen kant wist men, dat de Joden niet zouden vechten en plunderen. En van de Bedouïenen uit het Transjordaansche had men die zekerheid niet. Het schijnt, dat de Regeering de leiders persoonlijk voor alles aansprakelijk heeft willen stellen. En dat durfden de leiders niet aan. Ook dit: deze anti-Zionistische beweging is een nationale beweging van Christenen en Mohammedanen. Gelijk ook blijkt uit het telegram der Christenen en Mohammedanen uit Jaffa, te vinden in de ‘Times’ van 10 Maart. Nu hebben de Mohammedanen wel de meerderheid in Jeruzalem en in de omgeving. Maar hun gehalte is minder. Zij wilden dus den optocht niet houden zonder de Christenen. Maar de Christenen wilden zich niet compromitteeren met een optocht, waarin de Bedouïenen misschien uit de tucht zouden springen. En zoo is door de samenwerking van allerlei factoren de optocht niet doorgegaan. Maar Zondag is hier wel een gespannen dag geweest. Aan de stadspoorten de wachters dubbel gesteld. Sterke patrouilles op de heuvels rondom, die de landwegen beheerschen. Posten in het postkantoor. Mitrailleurs op de platte daken. Maar er is niets gebeurd. En 's middags, als het koeler wordt, ga ik uit. Van de Duitsche Plaats naar den Tempelmuur voor het middaggebed. En vandaar den Bazaar door naar het meisjesweeshuis. Het is druk in de Jaffastraat. De beste stand van Jeruzalem. De zon smoort ons. Een wreede, heete Chamsin. Het leven drijft er dreigend. Linksaf de wegen naar Silouan, wit. Weg achter heuvelen en dan weer wreed-wit geworden door de dalen. De wereld barst. Dat was vandaag niet goed gegaan met een optocht van de Omarmoskee door de nauwe binnenstad. En dan, alleen zonder wacht, gaande rustig door de drijvende straat: Generaal Storrs. Hij wandelt. Hij houdt mij staande. En het is een groote emotie, te staan in de smorende Jaffastraat, waar het leven door heen drijft, met den Man, die door Gods wil, thans Heerscher is in Jeruzalem. Ook de Dichter van Het Joodsche Lied heeft zijn trots. Maar toch: Generaal Ronald Storrs, Gouverneur van de Heilige Stad Jeruzalem. Ik zou misschien wel willen ruilen. In twee woorden teeken ik den Generaal: Eerbied, Trots. Wij scheiden. Wat is zijn Droom, terwijl hij hier gaat door de driftige, dreigende Jaffastraat, waarin hij toch rust houdt, evenwicht tusschen de vele volken. Hij: Generaal Ronald Storrs, Gouverneur van Jeruzalem. Voor welke Daden heeft God hem nog bestemd? De duizenden, duizenden ontroeringen leg ik vast in dit kwatrijn:
Generaal Ronald Storrs
't Leven drijft dreigend door de Jaffastraat,
Hij gaat. Generaal, eerbiedig en trotsch.
Wat is zijn Droom? Wat is zijn stoute Daad?
Heerscher der Heilige Stad, door de wil Gods.
| |
III.En nu wachten wij maar weer op hetgeen de Vredesconferentie over ons beslissen zal. Er verluidt, dat een internationale commissie hier komen zal, om alles ter plaatse nog eens te onderzoeken. Neen, zóó gemakkelijk wordt het Land ons toch nog niet gegeven. Wat wij nu noodig hebben, is: eenheid naar binnen; standvastige eerlijkheid naar buiten. Eenheid naar binnen: de post is ons ditmaal nogal genadig geweest. Ik heb het Handelsblad gekregen van Zaterdag 15 Maart, met het belangrijke opstel: ‘Joodsche Tijd- en Strijdvragen’. Helaas: onder de Joodsche vertegenwoordigers ter Vredesconferentie heeft de eenheid ontbroken. Sylvain Lévi heeft tegen het Zionisme gesproken. Ziet goed: waarschijnlijk heeft de Fransche Regeering de aanwezigheid van Lévi op de Conferentie bewerkt. Frankrijk vergeeft het Weizmann toch niet, dat hij een Engelsch trusteeship in Palestina vraagt. En in weerwil van alle officieele verklaringen houdt Frankrijk toch een wrok. Het is jammerlijk, dat Sylvain Lévi zich voor dezen wrok van Frankrijk heeft laten gebruiken. Op één punt heeft Lévi echter volkomen terecht gewezen: op de ‘explosieve’ neigingen van de Russische Joden. Ook dat is een probleem. De Arabische leiders weten dat zeer goed. En zij vreezen, dat de Russische Joden het Bolsjewisme zullen brengen onder de Arabieren. Met Bolsjewisten is Palestina niet op te bouwen. Wij hebben al problemen genoeg. Ook het godsdienstige. Ik heb ook het ‘Handelsblad’ gekregen van Maandag 3 Maart met het Tweede artikel van J.T. over de ‘Wereldconferentie der traditioneele Joodsche organisaties te Zürich’. Men heeft er ook over Palestina-arbeid gesproken. Hoeveel Palestina-afgevaardigden waren daar aanwezig? Niet eens de noodige vier voor een Landmannschaft. Dus hoogstens drie. Wie waren de Palestina-vertegenwoordigers? J.T. schrijft: ‘Van de meest verschillende zijden wordt nadrukkelijk uitgesproken, dat men ten opzichte van het samenwerken met de Zionisten de beste ervaringen heeft opgedaan.’ Waarom is dan de orthodoxe organisatie der Mizrachie niet uitgenoodigd? Het is heel gemakkelijk moties aan te nemen. Maar hier zijn de problemen. Er is geen werk. Er is geen woning. Er is niets voor hen, die komen zullen. Het Arabische probleem. De verhouding tusschen de Joodsche arbeiders en Joodsche boeren in de koloniën. Alles. Alles, alles, waarover ik u later nog schrijven zal. Als er geen eenheid komt, is de zaak van het Joodsche Volk verloren. Er is nog iets, dat mij zeer getroffen heeft. Weizmann heeft op de Vredesconferentie een zeer bepaalde verklaring afgegeven betreffende de woorden ‘Joodsch nationaal tehuis’. Zijn verklaring eindigde: ‘alles in de hoop, dat Palestina even Joodsch zal zijn als Engeland Engelsch is.’ Dat is zeker kras en duidelijk. Maar of een dergelijke verklaring mannen als dr. Nimr en Soliman bey Nassif zeer bevredigen zal? Toch is het goed en eerlijk het te zeggen, wanneer wij het zoo meenen. De gevolgen van deze verklaring moeten wij dan ook maar aandurven. Dr. Weizmann, en wij allen, groot en klein. Maar laten we dan niet later weer aankomen met minder krasse verklaringen. Ieder woord, dat publiek wordt gesproken, wordt overgebracht. En al laten de Arabieren het niet altijd merken, ze weten heel goed wat er omgaat. Voor een Palestina, zoo Joodsch als Engeland Engelsch is, zullen we nog heel wat moeten doen. Mits God ons eenheid geeft naar binnen, eerlijkheid naar buiten tot in den Dood, zullen wij kunnen slagen. En zoo ben ik dan van het concert over het Feest van Miss Landau weer op de Arabische quaestie gekomen. En die is er altijd. Bij opstaan en bij nederliggen. Bij dag en bij nacht. Altijd. Altijd. |