Brieven van en aan Jacob Israël de Haan 1899-1908
(2018)–Jacob Israël de Haan– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| |
IV: HaspelsDe Haan is in 1909 weer poëzie gaan schrijven nadat hij in de zomer van 1908 op Ameland is geweest, en hij heeft er succes mee. Hij laat Haspels weten, dat De Gids en De Beweging gedichten van hem hebben geaccepteerd. De sonnetten die in De Beweging van december 1909 zullen verschijnen, zijn ‘verbeeldingen’ van Ameland, bijv. van ‘Het kleine dorp’ Nes. De Haan stuurt Haspels twee sonnetten voor Onze Eeuw. Misschien de sonnetten ‘De stille nacht’ en ‘Het stille eiland’ die Ameland als decor hebben. De Haan laat Haspels opnieuw weten, dat hij de christelijke poëzie in Onze Eeuw slecht vindt, vooral die van Seerp Anema. De afkeer zal wederzijds geweest zijn. Anema noemt in zijn schotschrift Moderne kunst en ontaarding (1926) De Haan niet bij naam, maar hij moet zowel het proza als de poëzie van De Haan ontaard hebben gevonden. | |
H 1909 De Haan aan Haspels, 30 augustus 1909Amsterdam. 30 Augustus. 1909. 27. Palestrinastraat.Zeer Geachte Heer Haspels, een brief van mijne hand! Lees ik dan ‘Onze Eeuw’ weer? Zeker: dagelijks en mijne waardeering voor uw tijdschrift mindert niet. Gij hebt, eenige maanden is het geleden, mijne zuster Carry van Bruggen gesprokenGa naar eind825. en zij zal u iets van mij hebben verteld. Wij houden zeer veel van elkander. Ik heb in het begin van Juli doctoraal rechten gedaan. En nu werk ik aan eene dissertatie over ‘Strafrechtelijke Aansprakelijkheid’. Dus: over de begrippen: aansprakelijkheid, verantwoordelijkheid, toerekening, toerekeningsvatbaarheid enz. Ik hoop u er een exemplaar van te zenden en dan zult u zien hoe veel ik aan de beste medewerkers van ‘Onze Eeuw’ dank. Vooral aan prof. V.d. WyckGa naar eind826.. ‘Hoe komt het toch’, denk ik in deze dagen zoo dikwijls ‘dat O.E. op ethisch gebied eene richting heeft, de idealistische, en dat het op letterkundig gebied zoo weinig beteekent?’. U weet, dat ik verleden jaar naar Ameland ben geweest. En wat vreemd is, is dit: dat ik nu na een jaar gedichten schrijf, die schoone verbeeldingen van dat eiland zijn. Toen ik jong was schreef ik gedichten. Sinds vijf jaren niet meer. Ik dacht, dat ik mijn dichterschap vrijwel verloren had en ik betreurde dit, maar dwingen laat zich dit niet. Nu is de stem weder teruggekomen, klaarder en kalmer. Er komen gedichten van mij in De Gids en De Beweging. Voor O.E. zend ik u twee sonnetten. Ik geloof niet, dat de redactie deze weigeren zal, maar mocht dit wel het geval zijn, dan krijg ik ze wel terug? Vroeger heb ik u, meen ik, al eens geschreven, over sommige gedichten in O.E. Daarna hadt u goede verzen van Geerten Gossaert, die is altijd haast goed. Ook Bastiaanse is vaak goed, soms middelmatig, maar nooit hinderlijk slecht. Maar ik begrijp niet, dat u zelf en prof. Kuiper niet zorgen kunt, dat Seerp Anema niet in O.E. publiceert en evenmin U.E.V.Ga naar eind827. Vooral Anema maakt een dichterlijk mensch dol door zijne slechte verzen. Ik vrees, dat O.E. ze plaatst omdat ze vroom zijn, evenals die van U.E.V. Maar leest u nu eens zijn Duinsonnetten! Ik geloof, dat hij het goed meent. Hij is bijna een dichter, en hij verlangt het geheel te zijn en hij meent, dat het dichterschap zich forceeren laat. Zijne gedichten zijn verstandelijk in elkaar gezet. Leest u maar eens zijn duinsonnetten in de 5de jaargang van O.E. Ik las ze vanmiddag en het bedroefde mij na het magistrale artikel van prof. V.d.W. over EuckenGa naar eind828.. Prof. Kuiper heeft in O.E. een kritiek geschreven over gedichten van Jan WalchGa naar eind829. en daarin behartigenswaardige dingen gezegd over inspiratie en re-inspiratie, die Anema goed deed ter harte te nemen. Het heeft mij getroffen, dat de slechte gedichten in O.E. haast allen vroom zijn. Het lijkt wel, alsof u dus heel goed slechte | |
[pagina 276]
| |
verzen weet te weren, doch als zij kwasi-godsdienstig zijn, dan niet. Denkt u dit maar eens door. Kunstenaar zijn is iets heel moois. In verband met mijne dissertatie werk ik veel ethiek. U lacht? Een blinde, die de theorie van het licht bestudeert? Het kan. Maar ik weet, wat mij mankeert. Het is onwaar, dat zoeken beter is dan vinden. Maar ik kan niet. ‘Zij, die gelooven...’ En verder dan de vraag: ‘waarom ik dan...’ kom ik niet. Mijn gezondheid is slecht en dat is moeilijk. Van harte wensch ik u het beste. Geheel de uwe Jacob Israël de Haan
In september 1909 heeft Haspels geantwoord, dat Onze Eeuw de twee gedichten niet zal publiceren (Groot Nederland publiceert de Amelandse sonnetten in 1910 en 1911). De Haan zit er niet mee: zijn gedichten worden elders wel gewaardeerd. Ook als jurist is hij succesvol: hij is een veelgevraagde en goedbetaalde repetitor en zijn artikelen worden in belangrijke vaktijdschriften opgenomen. | |
H 1910 De Haan aan Haspels, 29 maart 1910[Amsterdam,] 29.3.'10Ga naar eind830..Zeer Geachte Heer Haspels, nu ziet u eens hoe druk ons moderne leven is! In Amsterdam had ik geenen tijd u te danken voor uwen brief van September, dien u denkelijk reeds vergeten hebt. Dus doe ik 't nu vanuit Brussel. Ik ben hier eenige dagen bij Georges Eekhoud geweest. Morgen moet ik weer naar huis, waar een heele hoop werk mij wacht. Ik begrijp niet altijd goed de dichterlijke maatstaf van de redactie van Onze Eeuw. Ik vind, dat u soms bitter-slechte verzen neemt, wanneer ze maar een schijn hebben van vroomheid en godsdienstzin. Bijna alle gedichten van mej V.d. Waals vind ik doodgewoon slecht. Ik ben blij, dat ik weder gedichten maak. Wellicht, dat ik weder eens iets aan ‘onze Eeuw’ zenden zal. Maar ik moet er zin in hebben. Ik wensch u zeer het goede. De uwe Jacob Israël de Haan | |
H 1911 De Haan aan Haspels, 19 januari 1911[Amsterdam,] 19. 1. '11.Geachte Heer Haspels, dit wordt mijn antwoord op uwen brief van 3 Sept. jl.[d.w.z. 1909] Laat het u toch niet bekommeren, als u mij Liederen namens de redactie van O.E. terug moet zenden. Ik krijg ze gaarne elders geplaatst. Wellicht zend ik nimmer meer iets. Hierbij zend ik u een afdrukje van eene bijdrage in het T.v.S. U kunt eruit lezen, dat ik O.E. zeer waardeer en met rekenschapGa naar eind831.. Als leidend tijdschrift mist het tegenwoordig te veel artikelen van de theologen en philosophen onder de redactie. Ik werk veel. Ik schaam mij over 't enorme aantal lessen, dat ik geef. Maar 't is niet anders. En later maar eens minder. Ik kan niet zooals ik wil, dus wil ik, zooals ik kanGa naar eind832.. Ik heb kracht van binnen en kan daardoor dragen. Onzedelijke boeken hoop ik niet meer te schrijvenGa naar eind833., anderen hun recht latend dit te doen. Het recht blijf ik erkennen. Gaarne uw zeer dw. Jacob Israël de Haan Wacht: laat ik u meteen de contributie zenden voor de TienguldensclubGa naar eind834.. |
|