Brieven van en aan Jacob Israël de Haan 1899-1908
(2018)–Jacob Israël de Haan– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
1900Het examen voor de akte-Lager Onderwijs legde De Haan dus af in mei 1900 in Amsterdam; het is de ‘examen-ervaring’ waarvan hij later ‘niet zonder ironie’ vertelde dat hij er ‘een onvoldoend cijfer voor taal, stijl en lezen’ had gekregenGa naar eind45.. In het getuigschrift dat de Rijkskweekschool aan hem uitreikte, werd hij als volgt beoordeeld: gedrag ‘goed’, kennis, algemene ontwikkeling en vorderingen in de praktijk van het onderwijs: ‘zeer tevreden’. Met ingang van 1 mei 1900 werd de toelage van De Haan, verleend bij ministerieel besluit van 8 april 1896, ingetrokken. Op 13 juni verzoekt directeur Van der Ley de minister van Binnenlandse Zaken om vier kwekelingen, onder wie J.I. de Haan en F.C. Meijster, ‘toe te staan het examen ter verkrijging van de akte van onderwijzer in de Fransche taal (L.O.) te ondergaan’. Het is aan te nemen dat de rijkstoelage voor De Haan voor die periode werd gecontinueerd. In juli en augustus slaagde De Haan; voorzitter van de examencommissie was A.G. van Hamel, de romanist uit Groningen. Een collega van Carry van Bruggen uit de tijd dat deze onderwijzeres was, herinnerde zich laterGa naar eind46. De Haan als ‘le petit homme’: ‘zo genoemd naar 't boek, dat we voor 't akte-eksamen Frans moesten lezen, dat eksamen, waarvoor hij na nog geen jaar Frans leeren [dat klopt niet: De Haan had vier jaar Frans gehad], slaagde met de hoogste cijfers, 5-5-5, 'n cijfer, waar 'n normaal mens niet van durfde dromen’; dat boek was Histoire d'un petit homme van Robert Halt. ‘Mijn lievelingsvak was fransch’, schrijft De Haan later aan SaalbornGa naar eind47.. Het examen voor de akte Vrije en Orde-oefeningen (gymnastiek) had De Haan al in 1899 afgelegd. ‘Toen ik achttien was, kwam ik als onderwijzer in het leven’, schreef De Haan in zijn Palestijnse feuilleton ‘Heengaan uit Holland’Ga naar eind48.. Maar er kwam wel een kink in de kabel: pas van de kweekschool werd hij door de Amsterdamse gemeentearts G.A.M. van Wayenburg afgekeurd. De Haan vraagt aan Van Eeden of die iets voor hem weet in Frankrijk: het is de eerste keer dat hij rept van een ‘heengaan uit Holland’, een motief dat in zijn aan tegenslagen en depressies rijke leven zal terugkeren. In september 1900 was De Haan in Zaandam. Op 17 september schreef hij Van Eeden vanuit Amsterdam, waarschijnlijk logerend bij zijn oudste broer, Joseph de Haan, die daar sinds 1899 woonde. | |
3. De Haan aan Van Eeden, 17 september 190017 September '01Ga naar eind49..Ik ben heel blij, dat je me niet hebt geschreven. Want er mocht 'n briefkaart komen. Nietwaar ik krijg m'n uitnodiging vast? Zie je, het is zoo'n lastige tijd. Want Zondag kan ik niet. Wel Zondag over 'n week. En dan eerst na drie weken. Zondag is de beste dag. Want anders moet je werken nietwaar? Ik wou, dat ik wat werken kon. Maar met den dag ga ik weer achteruit. M'n hoofdpijn kan ik niet meer kwijtraken. Als ik maar studeeren kon. Niemand wil me, die weet, dat ik in A'dam afgekeurd ben, en alle schoolvossen waarschuwen mekaar voor 'n afgedankte. Al m'n dagen gaan voorbij. En ik doe niks. Nu ben ik in A'dam. Het is hier zoo benauwd. Free, mag 'n dokter zeggen wat het geweest is. Van Wayenburg is 'n ouwe klets. Hij vertelt m'n broer, dat ik ben afgekeurd voor m'n borst en longen. Wat raakt dat 'n ander. Nu word ik aangemaand dit te doen enz. Het is om dol te worden. Om me te verzetten ben ik bij de halve bende uitgevraagdGa naar eind50.. Maar ze maggen wat mij betreft 't zonder mij doen. Free als je wat voor me in Frankrijk weet of zoo iets, zeg het mij dan. Ik mag toch vast bij je komen. Ik ben eigenlijk wat bang, dat er iets hapert. Als je maar twintig jaar jonger was, en niet zoo geleerd. Dan zouen we 't goed | |
[pagina 16]
| |
hebben. Maar ik begrijp wel, dat je 't best buiten mij kunt doen. Ik zie er nu geen licht in. Maar wie weet hoe goed alles wordt. Ik zou je zoo graag eens willen zien. Het is al zoo lang geleden. Dag liefste veel vrindelijke groeten van je Jacob. Uit Amsterdam. Je moogt me heel graag schrijven maar geen briefkaart. Naar Zaandam is goed. Dag.
Op 29 september 1900 schreef De Haan opnieuw aan Van Eeden. Hij bevond zich in Zaandam en in een extra deprimerende periode: het gezin De Haan bereidde zich voor op Grote Verzoendag, Jom Kippoer, dat op de tiende dag van de maand Tisjri valt en de eerste dag van Tisjri viel in 1900 op 24 septemberGa naar eind51.. Jom Kippoer hoort tot de ‘Ontzagwekkende Dagen’Ga naar eind52.: in de synagogen werd op de sjofar, de ramshoorn, geblazen, er werd gevast, men zei bijzondere ‘boetgebeden’ en maakte bedevaarten naar de begraafplaatsen. De voorzangers droegen dan het witte opperkleed dat over hun doodshemd zou worden aangetrokken; ook De Haans vader, die ‘gazzen’ of voorzanger wasGa naar eind53., zal dat hebben gedaan. Twee keer heeft De Haan zijn vriend Van Eeden gezien: twee lichtpuntjes. Vandaar dus, misschien, dat De Haan die data nog zo precies wistGa naar eind54.. Wanneer en hoe de verandering van ‘Beste Mijnheer’ in ‘Lieve Free’ (en ‘liefste’) en van ‘u’ in ‘je’ haar beslag gekregen heeft, is ons onbekend. Misschien heeft hij Van Eeden op 6 juli 1900 op Walden bezocht. | |
4. De Haan aan Van Eeden, 29 september 190029 September 1900,Lieve Free, waarom heb je me nu niet even geschreven, hoe het nu is. Je bent toch niets lief voor me. Ik mag vandaag niet komen, maar nu kan het in lang niet. Vandaag na drie weken. Weet je wel, dat ik je 15 Aug. even in den trein heb gezien, en dan ervoor 6 Juli. Reken nu toch hoe lang dit is. En als het dan heelemaal niet kan, waarom schrijf je dan toch niks? Het is bijna 'n jaar geleden, dat ik 'n briefje van je kreeg. Ik was nog op school. Het is 'n droeve tijd, en misschien denk ik daarom van alles het ergste. Al die hooge dagen met hun sombere gebeden van stukgeloopen steden en afgebrande tempels. Het lijkt of het nog nooit zoo werkelijk is geweest. Je begrijpt, dat ook nu het me in alles tegenloopt, ik wat boozer ben dan anders. Ik heb nog geen plaats. Alles beroept zich op m'n afkeuring. Misschien ga ik naar Frankrijk. Dan doe ik zoo gauw mogelijk Middelbaar. Er was 'n betrekking in 's-GravenlandGa naar eind55.. Ik heb maar niet gesolliciteerd Je zoudt misschien toch niet prettig vinden, als ik zóó dicht bij je was. Frédy, als het Nieuwe BoekGa naar eind56. van je komt stuur het me dan heel gauw. Kun je 't mij niet geven voor iedereen het leest. Ik zal het heusch stil houden. Zie je, het is toch je eerste boek na April '99. Ik had er zoo graag wat meer recht op gehad dan 'n ander maar ik denk nu maar voor me zelf, dat 't zoo is. En daarom vraag ik 't je. Misschien ben ik weer heel dom. Krijg ik 't? Heerlijk, ik zou 't alleen lezen zoo als ik jou alleen zou willen hebben. D'r wordt hier druk gewauweld over m'n ‘hopeloze liefde’, moppig hè, maar ik trek 't mij niet aan. Nietwaar Free, ik krijg gauw 'n briefje, maar ik wil wel iederen dag komen, maar Zondag is toch 't beste. Dag, 'n lieve groet van je vrind | |
[pagina 17]
| |
Jacob.
Op 11 november 1900 vermelden de notulen van de Kerkeraad der Nederlands-Israëlitische gemeente te ZaandamGa naar eind57. een mededeling van gazzen De Haan ‘dat zijn zoon en dochter als onderwijzer en onderwijzeres zouden geplaatst worden, doch [...] daar nog niet in geslaagd zijn’, zodat hij voor de kosten van hun levensonderhoud moest opkomen. Toch kreeg zijn zoon in oktober een aanstelling aan de school aan de Parkstraat te Zaandam. Het hoofd van die school was sinds maart 1886 R. Hartman. Jaren later, in 1908, noemt De Haan in een brief aan H.P.L. Wiessing, hoofdredacteur van De GroeneGa naar eind58., deze Hartman ‘een van de zeer zeldzame menschen, die mij genegenheid hebben bewezen, toen ik in onaangename omstandigheden was’. In december 1900 deelt Van der Ley, de directeur van de Rijkskweekschool, aan de minister mee dat Jacob Israël de Haan ‘aan eene openbare school te Zaandam’ werkzaam is. |
|