Inleiding bij de indices
Aangezien in dit 6e deel van de tweede reeks van het Corpus twee qua taal en spelling niet onaanzienlijk verschillende teksten zijn opgenomen, is besloten ook twee aparte sets indices uit te voeren. Deze praktijk is, hoewel niet op dezelfde gronden, ook al toegepast in Corpus II, deel 1 Fragmenten. In de overige delen van Reeks II heeft het steeds zo kunnen zijn, dat deze grotere literaire teksten telkens hun eigen indices hadden; in dat opzicht sluit de nu gekozen opzet hierbij aan.
Deze sets indices zijn in dit deel opgenomen onmiddellijk na de bijbehorende tekst. Deze inleiding geldt voor beide sets.
Er is een alfabetische index van alle in de resp. teksten voorkomende woordvormen met verwijzing naar pagina- en regelnummer, waarna tussen ( ) telkens het totale aantal van de identieke woordvormen wordt gegeven.
Bij de alfabetisering van het in de Lutgart voorkomende grafeem ů en van de in het Nederrijns Moraalboek zeer frequente combinaties als eͤ(beneͤmt‘ontneemt’), eͥ(eͥt‘eet’, 1x), iͤ(hiͤ ‘hij’), ŏ(kŏns‘(je) kunt’), ů(důnker‘donker’), v̊(v̊mb‘om’)en ẘ(ẘ‘hoe’) zijn deze boventekens als accenten beschouwd. Bij alfabetisering komt dus na -eͤ- eerst -eͥ- en dan pas -ef-.
Naar de vormen in de voetnoten wordt verwezen door opgave van het betreffende paginacijfer, gevolgd door de voetnootletter(s).
Tevens is een retrograde woordenlijst en een lijst naar afnemende frequentie uitgevoerd. De woordlengtelijst is, evenals bij Corpus II, deel 3-4, Rijmbijbel, en deel 5, Sente Lutgart, niet meer afgedrukt.
In de indices zijn opgenomen:
Alle woordvormen uit de hier uitgegeven 13e-eeuwse handschriften en de relevante woorden uit de voetnoten. Dit zijn marginale notities voor zover ze in de volkstaal staan (in de noten gewoonlijk ingeleid met ‘in de marge’ of ‘onder aan de bladzijde’) en emendaties (gewoonlijk ingeleid met ‘lees’ of ‘hier ontbreekt’). Al deze woordvormen zijn zowel in de alfabetische als in de retrograde index alsmede in de lijst naar afnemende frequentie opgenomen.
De woordvormen uit de Latijnse marginale loodstiftnotities (zie bijv. Lutgart noten xk, xr, yd e.a.) zijn niet in deze indices opgenomen. De hierbij gevolgde werkwijze komt nagenoeg overeen met die, welke in de voorgaande delen in praktijk is gebracht. Volledigheidshalve zij hier verwezen naarde verantwoording hiervan in Reeks I, deel 5 pp. VIII-XIV; Reeks II, deel 1 pp. 139-140; deel 2 pp. 439-441; deel 4 pp. IX-X en deel 5 p. 503.
Leiden, 31 januari 1987
W.J.J. Pijnenburg