Corpus van Middelnederlandse teksten. Reeks II. Literaire handschriften. II-6. Sinte Lutgart, Sinte Kerstine, Nederrijns moraalboek
(1987)–Maurits Gysseling, W. Pijnenburg– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
25Hoe dat si vlau doer de doerne voer de h[onde].
Si stont oec sulcwile te middernach[t oppe]
Ga naar margenoot+ ende locte vte tenen cloppe
al de honde van der stat
ende deedghe bassen ende vlen so dat
30[regelnummer]
si liep vore wat si conde
als een beeste, daer iaghdenge de hond[e]
Ga naar margenoot+ buten weghsGa naar voetnootam) al sonder sparen
doer doerne di scaerp ende stekende waren.
daer wart si gequetst so sunderlinghe //
35[regelnummer]
Ga naar margenoot+ sere, dat sonder grote quetsinghe
en geen letGa naar voetnootan) aen haren lichame en bleef
Ga naar margenoot+ dat seid hi died wiste ende died bescreef.
nochtan alsi de maghet goet
van haer had af geueght dat bloed
40[regelnummer]
soen scenen daer tekene van quetsingen en gene
dat selue deed si oec allene
Ga naar margenoot+ metten dornen de maget vri
so dat haer lichame sceen ocht hi
| |
[pagina 116]
| |
met roden bloede weer ouergoten
Daer omme meneghen diedGa naar voetnootao) dicke sach vloten.
[v]tGa naar voetnootap) hare, verwonderde wanne dat quame
Ga naar margenoot+ [soGa naar voetnootaq)] ouervluedech bloed vt enen lichame
5[regelnummer]
[al]s vt haren lichame ran
[s]onder dat sturten van bloede nochtan
[d]oe liet si vter adren dicke
[v]eel bloeds dies ic nyet sere en micke.
|
|