Verzamelde gedichten(1943)–Blanka Gyselen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] De eeuwige Eva (1938) [pagina 57] [p. 57] ...Zoo werd zij voor dit schoone lot geboren: den man geluk, en glans en troost te zijn... dus moest zij wel zijn kalme ziel bekoren, en bloeden uit de wonden van zijn pijn... [pagina 59] [p. 59] De jonge baadster ZIJ naderde zooals zij kwam sinds jaren, met lichte hand klievend het takgewiegel; haar jonge sprong verbrak den waterspiegel die beefde bij den worp van haar gebaren. maar - ééns toch wordt aan elk het zoet geheim ontvouwd - het wachtend maagdenlijf in deze waterweelde verstrakte plots, alsof een hand het streelde... zij heeft het naakte bad als eene fout berouwd. oprijzend tot een onbestemde vlucht, dekt zij de roze knoppen van haar hooge borsten, - of vreemde oogen haar begluren dorsten, jaagt zij naar haar gewaad, en hijgt... en zucht... het kleine kleed omhult de rilde dij. een loome rust is op haar schroom gegleden... een tintel-rilling in haar zeed'ge schreden, buigt zij naar huis, onder de boomenrij... Zij kwam en keert, zooals zij ging sinds jaren... zij ziet de vogelen en de bloemen paren: dan juicht haar mond een grenzelooze melodie... om wat?... voor wie?... Vorige Volgende