Verzamelde gedichten(1943)–Blanka Gyselen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] [En thans, gij kent mij niet, zooals ik, goede broedster] EN thans, gij kent mij niet, zooals ik, goede broedster, geduldig warmte tast om 't wassen van de vrucht... gij weet van mijn weelde niet, nu, koesterende voedster, uit mijn gezwollen borst reeds d'eerste druppel vlucht... geliefde zaaier van dit zoete zaad, u wiegt het ritme niet van dees verdiept bewegen, waarop mijn lichaam deint in rijpe regelmaat... en ieder nieuw gebaar, dat, buiten u gestegen, in zachtre glans van mijn omrande oogen wijlt, beduidt een zegening, die u niet heeft doorpijld... maar uw bemind, verinnigd aangezicht, het prent zijn heftig merk in elke trek van 't wicht... en uw gepijnde ziel, zij rijst mij zoo nabij, dat zéker uwe liefde, in d'eersten kinderschrei mij heelend streelen zal met troostend mededoogen, met 't wenken van uw stem, en 't loonen van uw oogen... Vorige Volgende