tekst, zodat ik dit als basis voor de transcriptie heb gebruikt. Deze eerste indruk bleek later bij collatie van beide handschriften juist geweest te zijn; handschrift C biedt een heel behoorlijke tekst, meestal met minder evidente fouten dan het Haagse handschrift. Wel ontbreekt er in C een flink stuk over de hemelsferen, dat in H en de meeste andere handschriften wel aanwezig is. Overigens zijn beide handschriften sterk gelijkend. Verschillen komen weliswaar veelvuldig voor, maar zijn vrijwel altijd klein: in de woordvolgorde, een voorkeur voor ut in plaats van quod of quia, voor iste in plaats van ille, in de spelling van moeilijke woorden (bijvoorbeeld C: epiciculos, H: ephisilicos), en dergelijke. Een enkele keer zou men zeggen dat de verschillen, of zo men wil: fouten, zijn ontstaan door het schrijven op dictaat; zo bijvoorbeeld C: excepciones (goed), H: accepciones (fout). Maar zó duidelijke voorbeeldenvoor dit verschijnsel zijn tegelijkertijd zeldzaam en ongrijpbaar, zodat ik er geen conclusies aan zou durven verbinden.
Ik heb uiteindelijk besloten dat een volledig kritisch apparaat zinloos is, en dat het beter is de tekst uit te geven naar één basishandschrift, C, aangevuld en gecorrigeerd waar nodig en mogelijk naar handschrift H. Het gevolg hiervan is, dat het kleine kritisch apparaat de indruk zou kunnen wekken dat C vol met fouten zit, die allemaal gecorrigeerd konden worden uit H, zodat men zou kunnen denken dat H beter als basis had kunnen dienen. Dit is evenwel niet het geval. De schrijver van C had een veel beter begrip van de materie dan die van H en maakt veel minder evidente fouten.
Toen ik in het bezit kwam van een microfilm van het handschrift Bern Burgerbibliothek 483 (B), waarin een gedeelte van dezelfde tekst staat, bleek dit een juiste beslissing geweest te zijn, want handschrift B bevat zeer vergelijkbare, eveneens kleine, afwijkingen van zowel C als H, en ook hier zou een volledig kritisch apparaat alleen erg veel plaats hebben gekost, maar geen wezenlijk betere tekst hebben opgeleverd. Wel heb ik voor het in C ontbrekende stuk over de hemelsferen H als basis gebruikt, maar deze tekst nauwkeurig vergeleken met B, op dezelfde wijze waarop voor de rest van het werk C de basis is en H de controle.
Verder onderzoek heeft nog een flink aantal handschriften opgeleverd met dezelfde tekst, die echter wat herkomst betreft allemaal verder afstaan van Magister Jacobus dan C en H. Korte beschrijvingen van deze handschriften worden hier gegeven (p. 193). Bestudering van deze handschriften gaf geen aanleiding om te denken dat één ervan de plaats van C (en H) als basishandschrift behoort over te nemen, bijvoorbeeld vanwege een eerdere datering. De dateringen, voor zover aanwezig, liggen zeer dicht bij elkaar; er is een enkele uitzondering (Wiesbaden 79), maar die is dan zeer veel later (1520!).
Opmerkelijk is de verspreiding van de tekst, die, in 1436 in Kampen opgesteld, in ca. 10 à 15 jaar van Hildesheim tot de Bodensee werd ‘gelezen’. Wel is de verspreiding vooral in Duitsland, want de uitzonderingen (Edinburg, Metz, Straatsburg) hebben allemaal een Duitse provenientie (resp. Hildesheim, Trier, Frenswegen).