Wang, dat, indien u formeel bekent deze moord te hebben begaan, al uw bezittingen zullen worden verbeurd verklaard. En uw zoon zou trouwens toch nooit van u kunnen erven, want ik zal hem ontoerekenbaar moeten verklaren.’
‘Wat zegt u?’ riep Wang uit. Hij boog zich voorover en sloeg met zijn vuist op de tafel. ‘Dat is niet waar, het is een leugen! Mijn zoon is niet ontoerekenbaar! De jongen is alleen maar wat achterlijk. En hij is toch nog maar pas twintig! Als hij ouder wordt, zal het zeker beter gaan. Met wat geduld en als men hem niet opwindt, zal het best in orde komen.’
Hij keek de rechter smekend aan en vervolgde met trillende stem: ‘Het is mijn enige zoon, Edelachtbare, en het is zo'n goede jongen! Ik verzeker u dat hij...’ Zijn stem verstikte en tranen liepen langs zijn ingevallen wangen.
Rechter Tie wierp hem een meewarige blik toe. Hij sprak ernstig: ‘Ik zal persoonlijk toezien dat er goed voor hem gezorgd wordt, Meneer Wang, voor de duur van uw gevangenisstraf. Daar geef ik u mijn erewoord op. Maar als we geen afdoende maatregelen nemen, dan zou uw zoon nog meer ongelukken veroorzaken. Hij moet beslist onder curatele worden gesteld, hij mag niet meer geheel vrij rondlopen. Eergisteren, toen hij uw winkel op de grote markt verliet, zag hij die knappe zwerversmeid, die juist uit de lommerd van Leng kwam. Zijn verwarde geest deed hem haar voor zijn geliefde houden. Hij wilde haar vastgrijpen, maar Twan zei dat hij van haar af moest blijven, omdat zij van hem was. En haar broer heeft uw zoon weggejaagd. Toen Twan gisteravond bij u kwam, zag uw zoon hem. Overtuigd dat dit de man was die hem zijn geliefde had ontstolen, doodde hij hem. U heeft uw zoon toen het lijk naar het bos laten dragen. Voor hem betekende dat niets, want