Beschrijvinghe van alle de Neder-landen
(1979)–Lodovico Guicciardini– Auteursrechtelijk beschermdBeschryvinghe van Gelderlandt.Ga naar margenoot+ Ghelder, soo Munsterus schrijft (die dat van Marliano genomen heeft) is het landt dat ter tijt van Julius Cesar bewoont hebben de Menapij hoe Ga naar margenoot+ wel d'andere schryven de Sicambri. Maer de forme deses landts is soo verre uytloopende ende wijt verscheyden van den Rijn, die't midden met zyne twee hoecken scheyt ende deylt, dat de Schryvers somtijdts met malkanderen niet wel over een en Ga naar margenoot+ Niet te min my dunckt dat de selve Cesar op veel plaetsen besonder in den vierden boeck klaerlijck ghenoech schrijft, dat de Menapi haer wooninghe gehouden hebben herwaerts den Rijn, ende op d'ander zyde alleenlijck beseten het landt aen den waterkant: voorts het ander deel des Hertoghsdoms van Gheldre hebben meestendeels bewoont de Sicambri, ende de Batavi oock eenich deel.
Byv. [De Sicambren ghebueren der Vsipeten, ontsien by den Romeynen, uyt dien onder andere dat vijf hondert der selve vijf duysent Ruyteren der Romeynen op de vlucht gheholpen hadden, over de tseventich verslaghen hebbende. By Gheldre Cesar over den Rijn een brugghe sloech doen hy heur wilde bestryden, soo Julius Florus schrijft.] Ga naar margenoot+ Sonder twyfel ter tijdt van Cesar hebben de Sicambri gantschelijck ghewoont over gene zyde des Rijns: maer soo zy dicwils overwonnen ende verstroyt waren van de Romeynen, Ga naar margenoot+ heeft Octavianus Augustus tot zijns selfs versekeringhe ende bevrydinghe (gelijck Strabo, Suetonius ende meer andere schryven) een groot deel van dien met ander volck doen overtrecken op dese zyde van den Rijn. Waer uyt sekerlijck blijckt, dat van dien tijt af dit volck zijn wooninghe over dese ende over ghene zyde des Rijns heeft ghehouden wijdt ende breedt met een groote heerschappye, ende zijn de selve, die nu worden Gheldersche ghenoemt: Ga naar margenoot+ ende op dese meyninge schrijft de wel gheleerde Franciscus Irenicus aldus: ,, Om de gantsche saecke met korte woorden te begrypen, de Keyser Augustus heeft de Rheten, Beyeren, Hesseners, Dalmaten, Saxen ende Sicambren verwonnen, ende overghesonden in Gall[ia] te woonen. En Marlianus de seer gheschickte bedieder ende uytlegger van Cesar Ga naar margenoot+ ende Tacitus, seyt oock zijn meyninghe hier af met dese woorden: De Sicambren, welck hedensdaeghs Geldersche zijn, liggende aen den t'samenvloet der Masen ende des Rijns, komen oock tot aen de groote wilde Zee. Ende noch op een ander plaetse: De Sicambren een Duytsch volck, eertijts gantschelijck over den Rijn woonachtich, nae by de Ceulenaers, bewoonden doen ter tijdt bosschen ende wildernissen: nu besitten de Sicambren (die wy Geldersche noemen) steden, wijcken ende ackerlanden tusschen de Mase ende den Rijn, waer af het meeste deel het Bisdom van Luyck is.,, De Poete Sidonius betoont ooc, met de voorseyde Schryvers overeenkomende, waer de Sicambren ghewoont hebben, nae inhoudt van dese veersen: Sic ripae duplicis tumore fracto Een wyle tijdts daer nae, den naem vande Menapien ende Sicambren latende, heeft dit landt den naem Gelder aenghenomen, gelijck sommighe segghen, van Gelduba, een stadt daer Cornelius Tacitus eerlijck vermaen af Ga naar margenoot+ maeckt, ende was gelegen op den Rijn, maer is nu gantschelijck vergheten ende te niete. Munsterus betuycht, dat Winckaerdt van Ga naar margenoot+ Pont d'eerste Heere ende Overhooft des lants, t'samen met zynen broeder Lupold dit casteel hebben ghesticht ghenoemt Ponte Ghelder, welck hedens tijdts de stadt is Ghelder ghenoemt, waer af het gantsch landt den naem heeft ghekreghen. Dit Gelderlandt heeft nu Ga naar margenoot+ teghenwoordichlijck Noordtwaerts op het hooft Vrieslandt, met de slincke ooghe aenschouwende den boesem oft inham der Zee, ghenoemt de Zuyderzee: Zuydwaerts, eensdeels de Mase, die dat van Brabandt scheyt: eensdeels oock het landt van Gulick: Oostwaerts eensdeels den Rijn, eensdeels het Hertoghdom van Cleve, welck dese Provincie Ga naar margenoot+ oock in twee landen scheydt, maer onghelijckelijck: Westwaerts recht uyt Hollandt met het landt van Vtrecht. Dit landt is pleyn ende effen, heeft luttel bergen, maer verschey- | |
[pagina *66-*67]
| |
[pagina *70-*71]
| |
[pagina 137]
| |
den schoone ende profytelijcke bosschen, onder welcke is Echterwaldt hier voor in de ghemeyne beschryvinghe verhaelt. De gantsche Ga naar margenoot+ landouwe is meestendeels seer vruchtbaer tot alle landtwinninghe, besonder tot graen, oock tot voedinghe der beesten, die hier met groote menichten zijn, soo datse tot uyt Denemarck ghesonden worden om vet te maken. De schoonste ende beste weyden zijn by den Rijn, Wale ende Mase. Gelderlant begrijpt mede het Graefschap van Zutphen, ende andere Staten ende Heerschappyen. Het heeft Ga naar margenoot+ tweeentwintich besloten of bemuerde steden, te weten, Nimmeghen, Ruermondt, Zutphen, Aernem, als voornaemste Hooftsteden, die de vier quartieren des landts maken, ende zijn gheleghen, gelijck op zijn plaetse sal verklaert worden, op vier verscheyden watervloeden, ende onder vier verscheyden Bisdommen: Ga naar margenoot+ Voorts heeft het Hattem, Elborch, Harderwijck, Wageningen, Tiel, Bommel, Bronchorst, Doesburg, Doetekom, Tsheerenberge, Locchem, Grol, Bredervoorde, Gelder, Stralen, Venloo, Wachtendonck ende Erckelenss. Daer zijn noch meer andere steden die eertijts Ga naar margenoot+ besloten ende bemuert zijn gheweest: maer door verscheyden ongheluck ende gheval zijn de selve nu teghenwoordichlijck al, oft meestendeels sonder mueren ende vesten: Niet te min noch in redelijcken staet zijnde, genieten de privilegien ende vryheden ghelijck d'andere: als naemlijck Keppel, Burg, Ghent, Batemborg, Montfort ende Echt, met meer andere treffelijcke vlecken ende plaetsen, de welcke wy in heur quartieren sullen beschryven: voorts zijn daer meer dan drie hondert dorpen met Klocktorenen ende Prochiekercken. De Staten des Hertoghsdoms zijn gestelt in drie Ga naar margenoot+ leden, te weten Baenderheeren, Edelen, ende vier Hooftsteden. Nu willen wy voorts de voorseyde steden in sonderheydt beschryven: ten eersten de vier Hooftsteden, ende d'andere vervolghens: daer nae sullen wy komen tot het besluyt van't gantsch Hertoghdom. |
|