De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[8]
| |||||||||
[pagina 431]
| |||||||||
van afstammen - heeft aangenomen. Dat staat in het derde deel van mijn dissertatie. Wel is het waar dat hij Homerus elk offer gevolgd wordt door een vleesmaaltijd. Maar daaruit volgt niet dat aan elke vleesmaaltijd een offer voorafging, want de offermaaltijden worden alleen beschreven in functie van gebeden of eden. Een zekere schroom voor het doden van levend voedsel kunnen we ontwaren in de indeling van eetbaar levend voedsel: eetbaar zonder meer, eetbaar met offers, en oneetbare offers. Ook bij Homerus worden niet alle dieren gegeten, sommige worden wel gegeten en niet geofferd, andere soms geofferd en nooit gegeten. Vijandige dieren als muizen, insekten en roofdieren worden niet gegeten. Vissen en vogels nemen een merkwaardige plaats in; werden ze echt alleen in nood gegeten door Odysseus en zijn makkers tijdens hun tocht overzee (verg. Odyssee 12, 330-2)? Wild wordt wel gegeten maar niet geofferd. Dat komt wellicht omdat het net als de vis bij de vangst al sterft, en dus niet op het altaar kan worden gedood. Als dat zo is, dan is dat een aanwijzing voor het belang van het doden als deel van de offerhandeling. Palingen werden wel geofferd, want die konden levend naar het altaar worden getransporteerd.Ga naar eind1 Anderzijds zijn er dieren die te dichtbij staan, als huisdieren, honden en paarden, ezels en mensen zelf. Als van de laatste categorie geofferd wordt, dan in heel speciale reinigingsceremonieën. Wat overblijft is vee, als geit, schaap, rund; niet te sympathiek, niet te onsympathiek, maar soms wordt in na-homerische tijd het rund onder heel speciale omstandigheden geofferd, nadat het eerst extra sympathiek werd gemaakt als ploegstier. Ik noem nu dubbelzinnigheden.
Het volledige systeem, dat post-homerisch is, zo niet regelrecht Orphisch, ziet er als volgt uit. Vooronderstellingen zijn 1. de talio, 2. de rituele objectiviteit van de handelingen: wie voor een altaar doodt, offert, wie gestraft wordt is een misdadiger, en 3. de erfelijkheid van zonde en heil. Het systeem bestaat uit een interactie van twee systemen. Het eerste is een lijst van topoi:
| |||||||||
[pagina 432]
| |||||||||
Omdat b en c een dialectische eenheid vormen staan ze apart, en uiteraard wordt alles door a gerechtvaardigd; f geeft aanleiding om achter het symbool naar de ware betekenis te zoeken. Nu is er bij dit systeem een ander systeem in werking, dat tot problemen leidt in die zin dat het ene systeem afbreuk doet aan de werking van het andere. Immers, men kan als excuus voor het doden b nemen: het slachtoffer wordt als misdadiger gestraft. Die straf vermindert de schuld van de offeraar, die nu niet meer is dan de beul. Maar daarmee is de waarde van het offer ook verminderd. Het tegengestelde systeem zegt echter dat het offer meer waarde heeft naarmate de opoffering groter is. Maar dan wordt de schuld evenredig groter. Er zijn dus twee systemen die tegen elkaar inwerken. Het tweede systeem zegt dat het offer zo waardevol mogelijk moet zijn, het eerste systeem probeert de schuld van de offerhandeling te verkleinen door excuses voor de opoffering in werking te stellen, maar c levert averechtse, fatale gevolgen op. In c zit het mysterie. Het tweede systeem noem ik het Polycrates-complex.Ga naar eind2 Het woord ‘complex’ verwijst hier naar Freud. Polycrates krijgt te horen dat het hem te voorspoedig gaat. Om zijn geluk af te kopen gooit hij een kostbare ring in zee. Uiteraard helpt hem dit niet, dat is ook de moraal van Herodotus die dit verhaal vertelt. Een vis slikt de ring in, de vis wordt hem aangeboden, het ongeluk is niet afgekocht, en Polycrates wordt gruwelijk ter dood gebracht. Freud geeft een aantal van dergelijke offerhandelingen in zijn Psychopathologie des Alltagslebens: hij gooide opeens met zijn pantoffel een Venusbeeldje stuk, de regels van Wilhelm Busch citerend:
Ach die Venus ist perdü
Klickeradoms! Von Medici!
| |||||||||
[pagina 433]
| |||||||||
Freud realiseerde zich dat hij als het ware een offerhandeling had voltrokken om te danken voor het herstel van een ziek familielid. Nu wordt het begrijpelijk dat in rituelen op paradoxale wijze het ongeluk, ja zelfs onreinheid, wordt gezocht om geluk en reiniging te krijgen of te behouden, en het offer wordt zo wreed en bloederig mogelijk uitgevoerd, om reinheid en onthouding van moord te vinden. Het offer moet volmaakt zijn. Die gedachte wordt gerationaliseerd als het offer wordt opgevat als geschenk aan de goden, immers, een mismaakt geschenk kan de goden niet welkom zijn. Excuus b, het slachtoffer is een misdadiger, gaat hier niet op. Theophrastus heeft er in zijn geschrift Over de Vroomheid, dat het vegetarisme als vrome levenswandel bepleit, en dus door het Orphisme (of liever door de Pythagoreïsche adaptatie ervan) is beïnvloed, een filosofisch dilemma van gemaakt. Het is goed om vijandelijke dieren te doden, als schorpioenen en roofdieren, maar die zijn ongeschikt om aan de goden aan te bieden. Daarentegen is een feilloos dier wel als geschenk geschikt, maar het doden is een misdaad. Dus moet men zich geheel onthouden van offers, en dus van het eten van vlees. Hoe beter het eerste systeem, dat van de excuses, in elkaar zit, hoe beter het tweede systeem, het Polycrates-complex, kan werken. Het Polycrates-complex culmineert in de paradoxale reiniging door bloed, het bloed van offers, het bloed van martelaren. Van alle excuses is het eerste, a, institutionalisering, al haast voldoende om het Polycrates-complex in al zijn vreselijke bloederigheid in volle werking te stellen. Gelukkig de samenleving waarin de moraal van het verhaal van Polycrates is: de zelfopoffering door substitutie (pars pro toto, i.c. de ring, de eigen vinger, maar ook het opofferen van anderen) helpt niet, of is niet genoeg, het is een Fehlleistung; degenen die zich laten leiden door de gedachte aan opoffering zijn neurotisch. Institutionalisering van het bloedig reinigingsoffer, door de Orphici, door de christenen, maar onafhankelijk daarvan in de islam of bij Azteken, kan leiden tot bloedbaden, tot jodenvervolgingen of geloof in bloedige revolutie als voldoende voorwaarde voor reinheid en geluk. Ik beweer niet dat mensen ook zonder een godsdienstig of wetenschappelijk alibi niet tot onbarmhartige wreedheden in staat zouden zijn. Mijn antropologie van de mens als medelijdend wezen is een ‘als-ob’, een wetenschappelijke fictie. De Homerische helden doodden met des te minder scrupules omdat ze geen systeem van excuses bij de hand hadden. Tegenover de excuses vóór het doden staat de motivatie óm te doden, het een kan niet zonder het ander, elk van | |||||||||
[pagina 434]
| |||||||||
beide systemen apart leidt tot afschaffing. Als de motivatie om te doden in het Polycrates-complex wordt gevonden, dan worden bloedbaden door excuses verergerd. |